HOME

 

De Complete Feiten Over De Holocaust

 Let op!

U kunt overal in de linker rand klikken om terug te keren naar deze index!



Inhoudsopgave

Inleiding

Feiten over gebeurtenissen met Joden in WO II:

Korte opsomming van de 52 hoofdpunten

Toelichting op de hoofdpunten:
  1. De holocaust bestaat niet
  2. Geen concrete bewijzen voor systematische moord op Joden
  3. Geen bewijs voor opdracht van Hitler tot moord op Joden
  4. De Wannsee Conferentie als vals bewijs
  5. Geen documenten van systematische massamoord
  6. Codetaal: een hersenschim
  7. Geen bewijzen voor 6 miljoen vermoorde Joden
  8. Aantal omgekomen Joden miljoenen lager
  9. Geen vergassingen in Duitsland
  10. Aantal Auschwitz slachtoffers gedecimeerd
  11. Aantal slachtoffers in alle andere kampen eveneens verminderd
  12. Ondanks miljoenenverminderingen: mythisch aantal van 6 miljoen blijft
  13. Geen concrete bewijzen voor 'gaskamers'
  14. Geen cyanidesporen in 'gaskamers' Auschwitz
  15. Geen cyanidesporen, geen massale vergassingen
  16. Zyklon-b: normaal ontsmettingsmiddel
  17. Zyklon-b: een absurd gaskamergif
  18. De vervalste gaskamer in Auschwitz
  19. De vervalste gaskamer in Dachau
  20. Geen originele gaskamers
  21. Geen harde forensische of documentaire bewijzen
  22. Geen betrouwbare getuigenissen van vergassingen
  23. 10.000 valse getuigenissen
  24. Veel 'nazi-bekentenissen' door foltering verkregen
  25. Niemand ooit als 'vergasser' veroordeeld
  26. Nooit lijken van vergasten gevonden
  27. Rapport van het Pools-communistische Jan Sehn Instituut
  28. Geen onderzoek wees ooit uit: 'dit was een gaskamer'
  29. Geen getuige toonde aan zelf een 'gaskamer' te hebben gezien
  30. Gaskamerbouwer weerspreekt gaskamers
  31. Deskundigenrapporten zeggen: geen 'gaskamers'
  32. Geen sporen (as- of botresten) van miljoenen lijken
  33. Crematie-ovens en 'vergassingen' niet synoniem
  34. Crematie capaciteit Auschwitz volstrekt ontoereikend
  35. Civiele crematie-ovens
  36. Meer lijken in één oven
  37. Crematiecapaciteit
  38. Cokesverbruik crematoria bevestigt aantal crematies
  39. Aantallen crematies Auschwitz onmogelijk
  40. Foto's bewijzen "de holocaust" niet
  41. Toestand verergerd door geallieerde bombardementen
  42. Bergen Belsen
  43. Treblinka: Vernietigingskamp of doorgangskamp?
  44. De Nazi's en de "perfecte" miljoenenmoord"
  45. Geheimtaal en vernietiging van belastende documenten
  46. Geen bewijs van vernietiging van belastende documenten
  47. Luchtfoto's tonen geen massavernietiging
  48. De mythe van de geheimhouding
  49. De mythe van de geheimhouding
  50. Waarom de "vernietigingskampen" niet werden gebombardeerd
  51. Internationale Rode Kruis: geen massavernietiging
  52. Een tribunaal van haat, wraak en nog iets
  53. Het IMT: justitieel schijngericht declareert "zes miljoen"

 

De Complete Feiten Over De Holocaust (Inleiding)


Deze bijdrage is bedoeld voor hen die hun kennis over “de holocaust” hebben gevormd middels het onderwijs en de media. Het weerlegt talloze misverstanden over “de holocaust” door onbekende feiten te noemen die krampachtig buiten de openbaarheid worden gehouden.

Alleen wie ook van deze feiten kennis heeft genomen is in staat een evenwichtig oordeel te geven over “de holocaust” en aan discussies daarover deel te nemen.

Zonder die kennis is elk oordeel gebaseerd op halve waarheden en hele leugens. We vervallen op dit forum dan telkens vruchteloos in dezelfde vragen en dezelfde discussies.
Als u kennis hebt genomen van de hele waarheid, schaam u dan niet uw mening te herzien. Ook King Arthur geloofde zijn leven lang in de “feiten” waarmee hij door het onderwijssysteem en de joods-overheerste media is overladen. Tot hem na zorgvuldige bestudering van de indrukwekkende en niet weerlegde revisionistische feiten de ogen zijn geopend.

Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald....

Voor alle hier genoemde feiten, gebeurtenissen en argumenten bestaan niet weerlegde bewijzen.


Het is ondoenlijk deze hier allemaal expliciet te noemen; dat zou ten koste gaan van de omvang en de leesbaarheid. Het stuk wordt toch al omvangrijk, waardoor het gevaar bestaat dat sommigen afhaken en dat zou jammer zijn. Daarom zijn verwijzingen naar de vele bronnen hier beperkt gehouden.

Om te beginnen in telegramstijl een overzicht van concrete feiten die bewust door pers, media en onderwijswereld buiten het bereik van het publiek worden gehouden. Later zal ik elk ervan nog uitvoerig toelichten en met bewijzen staven (met dank aan de revisionisten).


  FEITEN OVER GEBEURTENISSEN MET JODEN IN WO II:

LET OP: vrijwel elk van de hier volgende feiten op zichzelf volstaat al om de joodse versie van “de holocaust” als een onmogelijkheid te bestempelen !

1. " De holocaust” bestaat niet. Wel onder andere een Joodse Holocaust Versie (JHV).

2. Er zijn geen concrete forensische bewijzen voor “systematische moord op miljoenen Joden” (of anderen)

3. Er bestaat geen spoor van hard bewijs voor een opdracht of medeweten van Hitler voor moord op de Joden en: zonder opdracht en medeweten van Hitler geen joodse holocaustversie

4. Op de zogenaamde “Wannsee Conferentie” in Berlijn is blijkens de notulen met geen woord gesproken over planmatig vermoorden van Joden. Laat staan dat daar tot systematische miljoenenmoord werd “besloten”. De notulen tonen dat uitsluitend werd gesproken over gedwongen emigratie van Joden naar het Oosten, aangezien emigratie naar het buitenland door oorlogsomstandigheden niet meer kon. Het was een eendaagse vergadering van het tweede echelon . Alle kopstukken schitterden door afwezigheid; Heydrich was hoogst in rang. Hij verscheen diezelfde avond nog op een bijeenkomst in het 300 km verderop gelegen Praag.

5. Er kan niet één document worden overlegd dat erop wijst dat de nazi's systematische massamoord op Joden planden, voorbereidden, of uitvoerden

6.Codetaal” is een na de oorlog gecreëerde hersenschim waarmee men onschuldige documenten omtovert tot “bewijsstukken” voor de JHV. Dat was nodig wegens het volledig ontbreken van concrete documentaire bewijzen. Onnodig te zeggen dat niets het gebruik van “codetaal” door de nazi's bewijst.

7. Voor het aantal van 6 miljoen vermoorde Joden is nooit concreet bewijs geleverd

8. Revisionisten hebben gedocumenteerd aannemelijk gemaakt dat het aantal omgekomen Joden in werkelijkheid “miljoenen” minder moet zijn geweest

9. Vaststaat dat in geen van de in Duitsland gesitueerde concentratiekampen ooit Joden zijn “vergast”, dus ook niet in Dachau, Bergen-Belsen, Mauthausen, Sachsenhausen, Theresiënstadt, Natzweiler, Dora, Neuengamme, Flossenbürg, Niederhage, Oranienburg, Ravensbrück, Buchenwald, Gross-Rosen, Stutthof, enz.

10. Het veronderstelde aantal mensen (Joden en niet-Joden) dat in Auschwitz zou zijn omgekomen (“vergast”) is officieel teruggebracht van 4 miljoen tot (thans) ca. 1,5 miljoen

11. Het veronderstelde aantal omgekomenen in alle andere kampen samen verminderde (tot nu toe) van ruim 2 miljoen tot 0,5 miljoen

12. Ondanks deze met miljoenen verminderde aantallen vermoorde Joden blijft merkwaardig genoeg het mythische aantal van 6 miljoen ongewijzigd

13. Voor “gaskamers” bestaan geen concrete bewijzen (geen foto's, geen bouwtekeningen, geen documenten, geen geloofwaardige overblijfselen, geen instructies, geen forensische sporen)

14. In de getoonde “gaskamer” van Auschwitz en de de overblijfselen van die van Birkenau zijn geen belastende sporen Pruisisch Blauw (onoplosbaar residu van blauwzuurgas) aangetroffen; de gemeten waarden waren gelijk aan die in bijvoorbeeld de barakken en de keukenblokken

15. Het niet aantreffen van (onvergaanbare) cyanidesporen in de veronderstelde ‘gaskamers' van Auschwitz-Birkenau en Majdanek bewijst dat daar nooit massaal mensen door middel van cyanide (Zyklon-B) zijn omgebracht.

16. Zyklon-B was het enig bestaande effectieve middel tegen de tyfus veroorzakende luis, in een tijd dat er nog geen DDT en penicilline bestond. Aan door luizen veroorzaakte tyfus stierven destijds in Oost-Europa miljoenen mensen. De Duitsers gebruikten het op grote schaal in het leger, overheidsinrichtingen en concentratiekampen. Volgens officiële historici werd in Auschwitz 96% van alle Zyklon-B gebruikt voor ontsmetting en luizenbestrijding. Met de resterende 4% zouden dan honderdduizenden Joden zijn “vergast”

17. Zyklon-B is als “gaskamergif” absurd en totaal ongeschikt

18. De aan toeristen getoonde “gaskamer” in Auschwitz was een lijkenopslagruimte in het voormalige crematoriumgebouw en werd 3 jaar na de oorlog door de Polen omgebouwd tot “gaskamer”

19. De “gaskamer” in Dachau (Duitsland) werd in 1946 door de Amerikanen voor propagandadoeleinden gebouwd

20. Er kon na de oorlog (en tot op heden) niet één originele “gaskamer” worden getoond

21. Voor “gaskamers” of “vergassingen” bestaan noch forensische noch documentaire directe bewijzen

22. Van “vergassingen” zijn geen rechtstreekse getuigen; wat er is, is “van horen zeggen”

23. Door Israelische historici is vastgesteld dat van alle bekende getuigenissen van holocaustoverlevenden er tenminste 10.000(!) vals zijn

24. “Bekentenissen” van een handvol nazi's die vergassingen “bekenden” zijn aantoonbaar onder foltering verkregen

25. Nooit is op uitvoerend niveau iemand beschuldigd of veroordeeld wegens fysieke betrokkenheid bij “gaskamers” of “vergassingen”

26. Bij sectie op lijken in concentratiekampen zijn nooit restanten van blauwzuurvergiftiging gevonden

27. Er is nooit een expertiserapport geweest dat zegt: “dit lijk of deze lijken kwamen door “vergassing” om het leven”

28. Er is nooit een onderzoeksrapport geweest dat stelt: “deze ruimte was een “gaskamer” of was geschikt om als zodanig te worden gebruikt”

29. Niet één getuige toonde ooit aan zelf een ‘gaskamer' te hebben gezien.

30. De bouwer van de “gaskamer” in Auschwitz-Birkenau stelde in een vrijwillige verklaring vlak voor zijn dood in 1995(?) dat die ruimte absoluut niet als “gaskamer” werd ontworpen of gebouwd en ook nooit als zodanig gebruikt kon zijn. Hij was perfect op de hoogte van de eisen welke aan ontsmettingsruimten voor Zyklon-B moesten worden gesteld en achtte het ondenkbaar dat die ruimte later tot “gaskamer” voor homocide zou zijn omgebouwd

31. Expertiserapporten over de als zodanig bestempelde ruimten geven aan dat deze onmogelijk als “gaskamer” konden hebben gediend

32. Van miljoenen lijken zijn geen sporen gevonden. Niet van tienduizenden tonnen menselijk as, niet van tienduizenden tonnen halfverbrande botresten, niet van tientallen miljoenen tanden en kiezen

33. Crematie-ovens hebben - evenals crematoria in ons land - helemaal NIETS met “vergassingen” te maken

34. In Auschwitz kon om hygiënische redenen niet worden begraven; het grondwaterpeil was daarvoor veel te hoog en 's winters de grond bevroren. Het kamp was opgezet voor 150.000 gevangenen en bij één enkele tyfusepidemie in 1942 stierven in 3 maanden tijd 20.000 mensen. De capaciteit van de crematoria was nauwelijks toereikend om het aantal “normale” sterfgevallen te verwerken, laat staan daarbij nog eens zo'n 10.000 per dag (!) extra van “vergassingen”.

35. De crematie-ovens waren van een normaal civiel model, dus bestemd voor 1 lijk per verbrandingskamer. Ook dat bewijst dat ze nooit zijn ontworpen voor “systematische miljoenenvergassingen”

36. Getuigen meldden dat soms wel 3 lijken tegelijk in de ovens werden verbrand (sommigen het absurde aantal van 7). Feit is echter dat de verbrandingstijd evenredig toeneemt met de te verbranden massa, zodat bij meer lijken per verbrandingskamer de capaciteit niet verhoogt

37. In de totale bestaansperiode van alle crematoria in alle Duitse concentratiekampen zouden bij onafgebroken functioneren (theoretisch) niet meer dan ca. 400.000 lijken kunnen zijn gecremeerd.

38. Van de voor het verbranden van miljoenen Auschwitz-lijken benodigde tienduizenden tonnen cokes is in de gevonden nauwkeurige cokes-administratie van het kamp geen bewijs aangetroffen. Evenmin van de daarvoor benodigde transportmiddelen, opslagruimten en afvoer van asresten.

39. Om 4 miljoen “vergasten” in de crematiefaciliteiten van Auschwitz te cremeren, zouden de nazi's tot 1988 continu in de weer zijn geweest

40. Voor de meeste mensen zijn de afschuwelijke foto's van stapels uitgemergelde lijken genomen in de concentratiekampen, het bewijs voor massale “vergassingen”. Men moet zich echter realiseren dat volgens de joodse holocaustversie vrouwen, kinderen, bejaarden en arbeidsongeschikten direct bij aankomst de “gaskamers” zouden zijn ingevoerd.

Dat waren dus allen normaal gevoede mensen met een normaal lichaamsgewicht. Op de foto's ziet men uitsluitend uitgemergelde, vaak gevlekte lijken: gestorvenen aan tyfusepidemieën. De meest beruchte foto's zijn van Bergen-Belsen in Duitsland, waar dus niet werd “vergast”. Ze werden door de Geallieerden met bulldozers in massagraven gedumpt.

41. In de laatste oorlogsmaanden kwam de aanvoer van voedsel en medicijnen in de kampen vrijwel geheel tot stilstand door voortdurende dag-en-nachtbombardementen. Opslagplaatsen, spoorwegverbindingen, wegen, bruggen, vaarwegen, vrijwel alles lag in puin. Daardoor ontstonden er in de kampen dramatische tekorten aan alles en daardoor onhoudbare toestanden.

42. In Bergen-Belsen, dat uit een oogpunt van hygiëne en verzorging van gevangenen een voorbeeldig kamp was, stierven in de jaren van haar bestaan totaal 7.000 gevangenen. Het overgrote deel daarvan, ca. 5.500, stierf in de laatste 7 oorlogsmaanden. Na de bevrijding van dat kamp stierven er onder Brits bestuur nog 14.000. De Britse commandant verklaarde dat Bergen-Belsen geen “vernietigingskamp” was geweest en de Duitsers tevergeefs alles hadden gedaan om de situatie in de hand te houden.

43. Bij uitgevoerd grondradaronderzoek en boringen in 1999 in het voormalige concentratiekamp Treblinka in Polen, zijn geen sporen gevonden van “honderdduizenden” (870.000) vernietigde mensen.

44. Het is absurd te veronderstellen dat de nazi's (of wie dan ook) de illusie kunnen hebben gehad een miljoenenmoord “verborgen” te kunnen houden.

45. Het selecteren en “vernietigen van alle belastende documenten” uit miljoenen documenten verspreid over heel Europa is eveneens een hersenschim

46. Er is nooit bewijs geleverd voor het verondersteld grootschalig vernietigen van “bewijsmateriaal” door de Duitsers

47. Geallieerde luchtfoto's van Auschwitz en andere kampen tijdens het hoogtepunt van de veronderstelde massale “vergassingen” (1943-44) tonen daarvan niets

48. Van “Geheimhouding” van het uitroeiingsprogramma kon door de ligging en de wijze waarop de kampen functioneerden geen sprake zijn. Het is al voldoende te wijzen op het feit dat Joden en niet-Joden zonder onderscheid door elkaar in de kampen waren gehuisvest.

49. Auschwitz en andere concentratiekampen waren visueel niet van de buitenwereld afgeschermd zodat iedereen kon zien wat zich daar afspeelde. In Auschwitz gingen dagelijks talloze leveranciers en Poolse burgerarbeiders in en uit. Gevangenen wiens straftijd erop zat gingen terug naar huis of werden overgeplaatst naar andere kampen. Absurd te veronderstellen dat onder die omstandigheden massale moordpartijen “geheim” zouden hebben kunnen blijven.

50. Geallieerden en het verzet hebben nooit een poging gedaan “de miljoenenvergassingen” te stoppen.

51. Het Rode Kruis heeft bij haar inspecties van Auschwitz en andere kampen nooit aanwijzingen voor massamoord gevonden; wel – aan het eind van de oorlog – van mensonterende toestanden. In een officieel rapport van 1947 stelde het Internationale Rode Kruis dat er gedurende de gehele oorlog in Europa ca. 300.000 Joden door oorlogshandelingen om het leven waren gekomen.

52. De sinds de oorlog heiligverklaarde vonnissen van het Internationaal Militair Tribunaal in Neurenberg (IMT) bewijzen niets over “systematische massamoord”, “gaskamers” of “zes miljoen”. Het was in de allereerste plaats een ordinaire wraakoefening van de overwinnaars op de overwonnenen en in de ogen van veel juristen in internationaal en militair recht een juridische en morele aanfluiting. Bewijzen behoefden niet te worden geleverd, de verdediging was een farce, getuigenissen werden niet op waarheid gecontroleerd, enz., enz.

 

Nu eerst volgordelijk een gedetailleerde bespreking van deze punten, waarin men de bewijzen aantreft.

Daarna een uiteenzetting over de krachten achter en de motivering voor de verspreiding van de vele leugens en desinformatie van “de holocaust”, de farce van de officiële “holocaustwetenschap”, het revisionisme en de wedergeboorte van Kettervervolging in de Eenentwintigste Eeuw.

Maar nu eerst (het begin van) de puntsgewijze toelichting op de hiervoor genoemde 52 feiten

1. “DE HOLOCAUST” BESTAAT NIET

“De joodse Holocaust” bestaat niet. Het aan het Grieks ontleende woord “holocaust” betekent volkerenmoord door levende verbranding. Van een werkelijke holocaust was in WO II alleen sprake bij de Geallieerde massavernietigings fosforbombardementen op Dresden, Hamburg, Berlijn, Tokyo, enz., en natuurlijk bij de atoombomaanvallen op Hiroshima en Nagasaki. Het woord “holocaust” is compleet irrelevant voor het lot van Europese Joden in WO II. Die zijn net zo min levend verbrand als andere slachtoffers van de concentratiekampen en oorlogshandelingen.

In 1979 werd een Hollywoodproductie met die naam uitgebracht, waarvan de naam sindsdien door de filosemitische media is overgenomen om het door hen gepropageerde beeld van de Jodenvervolging uniek te doen lijken in de eindeloze reeks genocides die de geschiedenis heeft gekend. Er werd een gekunsteld verband gelegd met lijkverbranding na overlijden in Duitse kampen, iets dat echter niet exclusief voor Joden werd toegepast, maar voor alle in de kampen gestorvenen. Net zoals die film, berust ook de naam “holocaust” op voor propagandadoeleinden bestemde mutilatie van de werkelijkheid.

Evenmin als er in die tijd letterlijk sprake was van een holocaust op Joden, zo is er evenmin sprake van zoiets als “ de ” holocaust. Immers, over wat er in WO II onder het nazi-regime met de Europese Joden gebeurde bestaan uiteenlopende opvattingen. Historici van naam verschillen van mening over aantallen, plaatsen, data, gebeurtenissen, methoden, verantwoordelijken, interpretaties van documenten, enz.
Dat blijkt o.m. uit de verschillende “feiten” die door de jaren heen door holocausthistorici als “waarheid” over “de holocaust” werden gepresenteerd. We noemen daarvan:

- Het aantal omgekomenen in Auschwitz (gedaald met 2,5 miljoen van 4 miljoen naar - voorlopig - 1,5 miljoen).
- In tegenstelling tot vroeger worden nu “vergassingen” uitsluitend in Poolse kampen gesitueerd en niet meer in Duitsland
- Het aantal omgekomenen in kampen buiten Auschwitz daalde met nog eens 1,5 miljoen tot ca. 0,5 miljoen in 1995).
- Van de talloze veronderstelde moordmethoden vielen in de loop der jaren af: electrocuteren, levend koken, ongebluste kalk, levend verbranden, machinaal de hersens inslaan (‘om kogels te sparen'), enz.
- Gruwelverhalen zoals bijvoorbeeld zeep uit Jodenvet en lampenkappen van menselijke huid zijn ontmaskerd als pure verzinsels
- De beruchte massamoord in Katyn, aan de Duitsers toegeschreven maar door de Soviets gepleegd.
- Niet-vergassing van 450.000 Hongaarse Joden.
- Geen systematische moord op 20.000 Jehova's Getuigen (in al die jaren stierven er precies 203 in de kampen).
- Geen systematische moord op homosexuelen.
- Grote meningsverschillen over aantallen omgekomen (“vergaste”) zigeuners.
- De opvatting van een snelgroeiend aantal revisionistische historici en forensische onderzoekers dat er geen sprake is geweest van “gaskamers”, “vergassingen” en “systematische vernietiging”.
- Enzovoort, enzovoort.

Het al of niet opnemen van deze en andere feiten in de geschiedenis van “de holocaust” leidt tot evenzovele versies ervan. Wie twintig jaar geleden in de officiële “holocaust” geloofde, geloofde in een andere “werkelijkheid” dan hij die vandaag of morgen in de officiele leer van “de holocaust” gelooft.

Het eenduidige, onveranderlijke verhaal dat de holocaustindustrie propageert, de JHV, komt op belangrijke punten niet overeen met de bewezen werkelijkheid.

Niettemin wordt deze versie ons als 'officiele staatsreligie' opgedrongen: de Joodse Holocaust Versie is “de Holocaust”.

Ze bestaat uit drie onverbrekelijk met elkaar verbonden onderdelen:
1. Systematische genocide in opdracht van Hitler volgens een uitgewerkt plan,
2. ‘Gaskamers' waarin miljoenen Joden net Zyklon-B en uitlaatgassen werden vermoord en daarna verbrand
3. In totaal werden zes miljoen Joden vermoord.

Voor geen van deze drie hoofdonderdelen van “de holocaust” bestaan concrete bewijzen.

IS ER DAN NOOIT EEN “HOLOCAUST” GEWEEST?
Jazeker wel, maar niet die van de joodse holocaust versie. Onomstotelijk staat vast dat honderdduizenden Joden door toedoen van de nazi's omkwamen. Echter, niet door een doelbewust systematisch beleid van uitroeiing: niet in “gaskamers” en geen “zes miljoen”.
Daarover hebben we het hier, niet over het ontkennen, bagatelliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de vele bewezen nazimisdaden in WO II tegen Joden, maar over DE WAARHEID DAAROVER, die reeds gruwelijk genoeg is. De Europese Joden hebben immers zonder twijfel het meest geleden onder het nazibewind. Grote aantallen van hen (en anderen: Slavische volken, zigeuners, communisten, homoseksuelen, Jehovah's Getuigen, enz.) werden geterroriseerd, van huis en haard gesleept, in slavernij gebracht en daarmee de dood in gejaagd. De misdaden tegen de menselijkheid, waaraan de nazi's zich tegenover deze merendeels onschuldige mensen schuldig maakten, onder wie vrouwen, kinderen, grijsaards, zieken, enz., worden hier onvoorwaardelijk afgekeurd en staan voor mij buiten elke discussie. Evenmin als revisionisten dat doen, ontken ik daarom niet dat er feitelijk genocide op Joden is gepleegd.

Revisionisten stellen dat ‘gaskamers' en ‘vernietigingsfabrieken' niet bestonden, maar dat in de concentratiekampen de omstandigheden gaandeweg zo slecht werden dat daar honderdduizenden Joden (en anderen) stierven door ziekte, gebrek en peilloze ellende. Bovendien dat aan en achter het Oostfront vele tienduizenden Joden en anderen werden afgeslacht. Daarvoor waren Hitler en de Duitse leiding verantwoordelijk.

Om de desinformatie van filosemieten en holocaustpromotie over revisionisten (“holocaust-ontkenners”) te weerleggen, hieronder een niet limitatief overzicht van:

Feiten en gebeurtenissen die NOOIT worden of zijn ontkend door revisionisten:


- Het bestaan van een uitgebreid netwerk van concentratiekampen in Duitsland en bezet Europa.
- Het bestaan van een systeem van dwangarbeid voor gevangenen in deze kampen.
- Het feit dat het nazi-regime fel anti-joods was en ernaar streefde de Joden uit Duitsland en daarna uit de bezette Europese landen te verwijderen.
- Zij om dat te bereiken een programma, Endlösung (‘final solution', ‘eindoplossing') uitvoerden, wat inhield Joden in getto's bijeen te brengen en naar concentratiekampen en werkkampen buiten Duitsland in de Oostelijke bezette gebieden over te brengen.
- Dat Joden (en anderen) verdacht van of betrokkenen bij illegale partisanenacties door Duitse Einsatzgruppen tijdens veiligheidsoperaties (‘preventieve guerrillabestrijding') werden terechtgesteld. Inclusief het feit dat bij deze acties veel onschuldige mensen werden vermoord.
- Het feit dat onder de 40 miljoen doden van WO II ook enkele honderdduizenden Joden omkwamen door mishandeling, honger, besmettelijke ziekten, bombardementen, militaire acties, pogroms van wraakzuchtige Oost-Europese bevolkingsgroepen, acties van Einsatzgruppen, naamloze ad hoc misdaden en andere oorlogsomstandigheden.
- Het feit dat veel Joden in concentratiekampen gescheiden werden van hun familie en vrienden en velen van hen door ziekte, uitputting en pure ellende stierven.
- Het bestaan van crematoria in concentratiekampen om de grote aantallen doden, waaronder tengevolge van o.a. tyfusepidemieën zonder gevaar voor de volksgezondheid te kunnen verwijderen.
- Het bestaan van specifieke voorzieningen waarin met Zyklon-B (blauwzuurgas) kleding, beddengoed, enz. werd ontsmet.
- Het feit dat Britse en Amerikaanse troepen bij de bevrijding van de kampen vreselijke taferelen van stapels lijken in de open lucht en massa's gevangenen in afschuwelijke toestand aantroffen.
- Het feit dat ook door de Duitsers wreedheden werden begaan die de grenzen het oorlogsrecht verre te buiten gingen, gepleegd door het soort lieden dat zich daartoe in iedere oorlog en ieder leger te buiten gaat.

Iedereen die niettemin spreekt over “holocaust-ontkenners” doet zich dan ook kennen als een loze praatjesmaker; 'intellectuelen' die dit scheldwoord gebruiken afficheren zich daarmee als bewuste leugenaars.

"Goed", kan men zeggen, "wat maakt het voor verschil of er zeshonderdduizend of zes miljoen Joden door de nazi's zijn vermoord, het is en blijft walgelijk." Inderdaad, moreel gezien maakt het weinig verschil als het aantal slachtoffers bijvoorbeeld 10% van dat aantal was. Maar waarom zeggen we dat niet ook tegen degenen die hardnekkig aan het onware aantal van 6 miljoen vasthouden en dat onder dwang aan iedereen opleggen? Er worden dan immers 5,4 miljoen doden teveel opgevoerd en met dat zo te laten, laten we willens en wetens elke aanspraak op waarheid over een joodse holocaust los. Dat is minachting voor de Waarheid en bescherming van de Leugen en om die reden onaanvaardbaar.

Als het aantal slachtoffers er niet toe doet, waarom dan het aantal Zes Miljoen justitieel beschermen en tot sociaal taboe verheffen? Maar natuurlijk doet dat aantal er wel degelijk toe. De Duitsers betalen al decennialang op basis van ‘zes miljoen vermoorde Joden' enorme bedragen ‘Wiedergutmachung' (waarvan overigens aan joodse zijde bitter weinig valt te constateren). Joodse pressiegroepen in de VS persen miljarden dollars "schadevergoedingen" af van de volmaakt onschuldige belastingbetalers van heden. Onder andere daarom mag u uw eigen oordeel over de juistheid of onjuistheid van dat aantal van ‘Zes Miljoen' niet vrij vormen. Ook de joodse staat ontleent immers haar legitimatie en immuniteit tegen kritiek op ontelbare wandaden geheel aan “de holocaust”?


  2. GEEN CONCRETE BEWIJZEN VOOR SYSTEMATISCHE MOORD OP JODEN

Een van de drie hoofdpunten van de Joodse Holocaust Versie is dat massamoord op Joden werd uitgevoerd op systematische, fabrieksmatige wijze, volgens een tevoren beraamd plan in opdracht van Hitler.

Daarvoor bestaan echter geen concrete, forensische bewijzen. Dat wil zeggen dat er geen documenten zijn gevonden, geen sporen, geen opdrachten, geen budgetten, geen organisatie, geen rechtstreeks verantwoordelijken, geen uitvoeringsvoorschriften, geen verslagen, geen betrouwbare getuigenissen of welke andere feiten ook die het bestaan van zo'n systeem van massavernietiging aantonen. Op geen van deze punten afzonderlijk of gezamenlijk kan worden gesproken van een "systeem".

Integendeel, er bestaat een veelheid van documenten, feiten en omstandigheden die aantonen dat van systematische, vooraf beraamde massamoord op Joden geen sprake was.

Ook in de concentratiekampen bestond geen "systeem" voor zo'n massamoord. De holocaustliteratuur noemt de meest uiteenlopende moordmethoden: Zyklon-B, koolmonoxide, Dieseluitlaatgas, ongebluste kalk, executies, enz. Het berucht geworden Zyklon-B was nota bene een insecticide.

Met elk ervan kunnen weliswaar mensen worden gedood, maar van "een systeem" was geen sprake.
Hetzelfde gold voor de gebouwen: ook daar geen technische of operationele overeenkomsten maar grote verschillen in ontwerp, indeling, enz.
De lijkverbrandingsovens waren van een civiel model (1 lijk tegelijk), met een capaciteit in de verste verten niet toereikend in een "systeem van massavernietiging" (volgens zeggen 10.000 mensen per dag voor Auschwitz alleen(!)).
Afmetingen, bouwwijze, ontwerp en inrichting van "gaskamers" vertonen ook al geen enkel systeem of overeenkomst. Het enige dat ze gemeen hadden was dat ze stuk voor stuk compleet ongeschikt waren voor het veronderstelde doel. De gebouwen waarin ze waren gesitueerd vertoonden een totaal ongeschikte indeling en routing, het woord idioot is daarvoor nog te goed.
Ook de ontoereikende capaciteit van de crematoria stond in geen verhouding tot die van de veronderstelde "gaskamers", een feit dat elke aanspraak op een "systeem" volstrekt uitsluit.
Zo ook de wijze van lijkopruiming. Sommige kampen beschikten over crematoria, andere verbrandden in de open lucht en weer andere hadden massagraven. Ook daarin geen spoor van een "systeem".
Ook het feit dat grote groepen Joden regelmatig van het ene kamp naar een ander werden overgeplaatst (vaak meerdere malen) en vele honderdduizenden de kampen overleefden, bewijst dat van een "systeem van uitroeiing" geen sprake was.
Bij een "systeem" zouden moordmethode, gebouwen, procedures, lijkverzorging, enz. in hoge mate uniform zijn geweest en zouden er nauwelijks joodse overlevenden zijn geweest.

In volgende punten zullen we aantonen dat van een opdracht van Hitler om Joden te vermoorden geen bewijzen zijn en daartoe ook nooit is besloten.

  3. GEEN BEWIJS VOOR OPDRACHT VAN HITLER TOT MOORD OP JODEN

Wie maar enigszins bekend is met de machts- en bevelsstructuur van het Derde Rijk, weet dat het compleet ondenkbaar is dat er een systeem voor uitroeiing van de Joden zou hebben bestaan zonder dat Hitler daarvoor opdracht zou hebben gegeven.
Er bestaat niet één direct of indirect document, getuigenis of ander bewijs voor zo'n opdracht van Hitler. Decennialang werd beweerd dat daarvoor tal van bewijzen waren, maar er is tegenwoordig geen serieus historicus meer te vinden die nog volhoudt dat dat bewijs er is.
In de bewaard gebleven gigantische Duitse archieven is niet één document, opdracht, directief, of iets van dien aard gevonden. Niettemin blijven holocaustliteratuur, publicaties, documentaires, etc. leugenachtig suggereren dat Hitler opdracht gaf tot "systematische vernietiging van de Joden". Natuurlijk, zij moeten wel. Ze hebben immers geen enkel ander bewijs en ook zij weten: zonder opdracht van Hitler, geen “holocaust”.

Als "bewijs" voeren ze daarom de notulen van de zgn. ‘Wannsee conferentie' aan, waarvan Yehuda Bauer, directeur van het Yad Vashem Museum in Israël zei: “In de publiciteit wordt het dwaze verhaal keer op keer herhaald dat op de Wannsee conferentie tot uitroeiing van de Joden werd besloten”.

  4. DE WANNSEE "CONFERENTIE" ALS VALS BEWIJS

De eendaagse bijeenkomst van nazi's van het 2e echelon op 20 januari 1942 in een voormalige patriciërswoning bij het Wannsee meer bij Berlijn, bekend geworden onder de weidse naam Wannsee Conferentie, stond onder leiding van Reinhardt Heydrich, Chef van de Sicherheitspolizei. Heydrich was kort daarvoor door Himmler benoemd tot zaakgelastigde voor wat werd genoemd de ‘Oplossing van het Europese Jodenvraagstuk' (Endlösung der Europäischen Jüdenfrage), de verwijdering uit het Grootduitse Rijk van alle Joden. Volgens een verklaring van Eichmann tijdens zijn proces in Jeruzalem, duurde de ‘conferentie' slechts anderhalf uur; Heydrich's aanwezigheid dezelfde avond nog in Praag, ca. 300 km verderop, lijkt dit te bevestigen.

Van deze vergadering zijn de notulen bewaard gebleven. Er stond niets geagendeerd dat te maken had met of zelfs maar leek op een plan voor systematische uitroeiing van de Europese Joden; niets werd daarover besproken, laat staan besloten. Wie de notulen leest, constateert dat het onderwerp van de ‘conferentie' was verplaatsing van de Europese Joden uit het Grootduitse Rijk naar het Oosten.

Hoewel het voor de hand ligt te veronderstellen dat op een besluitvormende vergadering over een in de geschiedenis nooit eerder uitgevoerd onvoorstelbaar ‘project' voor systematische uitroeiing van miljoenen mensen enkele topverantwoordelijken aanwezig zouden zijn geweest (Hitler, Himmler, Göring en/of Goebbels), was dat niet het geval.
Aanwezig was alleen het tweede echelon. Ze bespraken de resultaten van de tot dan toe gevoerde politiek van ‘vrijwillige' emigratie en de voorbereidingen voor een plan van Himmler voor gedwongen evacuatie naar het Oosten. Geen van de aanwezigen was bevoegd beslissingen te nemen over dit politieke besluit. Indien er ooit een besluit is genomen tot het vermoorden van de Joden, dan moet dat dus op een ander tijdstip en op een ander niveau zijn geweest. In elk geval niet in Wannsee en niet door degenen die daar aanwezig waren.

De Wannsee notulen reppen met geen woord over uitroeiing van de Joden, laat staan over een methode waarop dat zou moeten gebeuren. Wel wordt maar liefst 18 keer het woord evacuatie en 14 keer het woord emigratie gebruikt.

Na de oorlog is men op de loop gegaan met de tijdens die vergadering gebruikte term Endlösung der Jüdenfrage (eindoplossing van het Jodenvraagstuk) en heeft daar in de Engelse vertaling The Final Solution van gemaakt, hetgeen het vermoorden van alle Joden moet betekenen. Hoewel "eindoplossing" in de vertaling consequent wordt gelijkgesteld aan vermoorden, merken we op dat de Duitsers al sinds 1933 bezig waren de Joden uit Duitsland en Oostenrijk te laten emigreren naar het buitenland. Tot 1941 waren er al 800.000 uit Duitsland en Oostenrijk geëmigreerd. Duitsland was daarvoor echter afhankelijk van het buitenland en er was nauwelijks een land bereid om Joden op te nemen. Nadat de oorlog was uitgebroken werd dat al helemaal onmogelijk, zodat de gedachte ontstond om nu voor dat probleem zelfstandig een "eindoplossing" te creëren door emigratie naar de veroverde Oostgebieden. Daarmee zou deze kwestie dan definitief geregeld zijn, de "eindoplossing" (Endlösung).

Tot 1941 werd aan het begrip Endlösung der Jüdenfrage absoluut door niemand een sinistere betekenis gehecht. In correspondentie tussen Joodse Raden en de Duitse overheid werd daarvoor en daarna regelmatig gesproken over de Endlösung der Jüdenfrage als het ging over emigratie of verplaatsing van Joden. Pas na de oorlog werden in het kader van het onbewezen "gecodeerde taalgebruik" documenten van ná 1941 opgevoerd als "bewijs" voor systematische massamoord op Joden.

De notulen van de zgn. Wannsee 'conferentie' zijn het beruchtste voorbeeld van "codetaal," waarmee wordt geprobeerd te "bewijzen" dat tot massamoord op Joden zou zijn besloten.

Van deze notulen, "Wannsee Protokol" genaamd, zijn diverse versies in omloop, welke volgens verschillende deskundigenonderzoeken alle geheel of gedeeltelijk vervalst zijn. Wij zijn uitgegaan van de "officiële" versie in het bezit van het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook dat is echter een kopie van onbekende herkomst.

Geïnteresseerden kunnen zelf de als officieel gepresenteerde notulen van de "Wannsee conferentie" in Nederlandse vertaling nalezen op een holocaustsite: http//www.ghwk.de/nederlands/protnl.htm
Een Duitse en Engelse versie vindt u op www.white-history.com/wannsee.htm Op die site vindt u tevens een uitgebreid en gedetailleerd overzicht van geconstateerde vervalsingen in deze "belastende" documenten.


  5. GEEN DOCUMENTEN VAN SYSTEMATISCHE MASSAMOORD

Evenmin als er ooit bewijs is gevonden voor een opdracht van Hitler tot massamoord op Joden, bestaat er ook niet één document waarmee concreet kan worden aangetoond dat de nazi's massamoord op Joden voorbereidden of uitvoerden.
Alle getoonde documenten zijn van het type "circumstantial evidence", "interpretaties", "codetaal", of regelrechte vervalsingen.
Ze worden onveranderlijk eenzijdig opgevoerd, zonder de veel talrijker documenten die het tegendeel bewijzen zelfs maar te noemen.

"Maar het is toch logisch dat er geen bewijsmateriaal is gevonden? Duitsers vernietigden toch voor het eind van de oorlog alle belastende documenten en bewijsmateriaal?"
Wie dat werkelijk meent heeft geen benul van de omvang en complexiteit van de Duitse bureaucratie.
Tientallen miljoenen documenten, originelen, afschriften, kopieën, citaten, enz., verspreid over heel Europa, circuleerden tot in de haarvaten van de enorme Duitse organisatie. Bovendien bestonden er omvangrijke statische en semi-statische archieven zowel in Duitsland als in de bezette gebieden.
Vernietiging van belastend bewijsmateriaal zou alleen mogelijk zijn geweest als complete administraties zouden zijn vernietigd. Selectieve vernietiging van alleen "belastende" documenten zou betekend hebben dat de Duitsers de archieven document voor document zouden hebben moeten screenen, een karwei dat tientallen jaren zou hebben geduurd. Dat is natuurlijk niet gebeurd.

Complete administraties en tienduizenden tonnen documenten en vielen ongeschonden in handen van de Geallieerden. Er bestaat ook geen spoor van bewijs, geen enkele getuige of aanwijzing dat de Duitsers getracht hun administraties of gedeelten daarvan zouden hebben vernietigd.
Er werden geen direct belastende documenten gevonden omdat die er niet waren. Alleen de meest "belastende" documenten, gesteld in "codetaal", merkwaardig genoeg door de Duitsers over het hoofd gezien, werden jaren na de oorlog door ijverige joodse historici "ontdekt".
Voor het gebruik van "codetaal" door de Duitsers is evenmin ooit één bewijs of één getuige gevonden.

Het ‘gecodeerde taalgebruik' en de veronderstelde vernietiging van alle bewijzen betrekking hebbend op veronderstelde massavergassingen worden al helemaal ongeloof'waardig als men bijvoorbeeld weet dat vrijwel alle documenten over bestelling en verbruik van Zyklon-B in Auschwitz over de hele kampperiode volledig en nauwkeurig bijgewerkt zijn teruggevonden. Ook daarbij geen enkel spoor van 'vernietiging' of ‘gecodeerd taalgebruik'.

Niet alleen complete Duitse administraties vielen in geallieerde handen, ook stempels, briefpapieren, schrijfmachines, drukkerijen, cliché's, enz. Dat gaf volop mogelijkheden om desgewenst elk benodigd "belastend document" aan te maken. Zo "bewezen" de Soviets onder meer met "Duitse documenten" dat de massamoord op 15.000 Poolse officieren bij Katyn niet door hen, maar door de nazi's was gepleegd.....

De Britse GCHQ, een gespecialiseerde dienst met 3.000 codespecialisten, kraakte begin 1942 de geheime code voor het berichtenverkeer van de top van de SS. Daardoor waren zij tot eind 1943 volledig op de hoogte van de dagelijkse berichten die de commandanten van Auschwitz en tien andere concentratiekampen uitwisselden met de hoogste leiding in Berlijn. Ze onderschepten onder meer hoeveel transporten er dagelijks in Auschwitz aankwamen, met hoeveel mensen, hoeveel er Auschwitz verlieten, waar naartoe, hoeveel er in Auschwitz achterbleven, hoeveel er waren gestorven. De Britse intelligence officier die de leiding over GCHQ had, Hinsley, verklaarde dat: daarin niet één keer sprake was van vergassingen, of zelfs maar de geringste aanwijzing daarvoor. Bijna alle doden werden veroorzaakt door tyfus en andere ziektes.

  6. "CODETAAL": EEN HERSENSCHIM

Wie leest of hoort spreken over "de holocaust", "de Shoa" of "de vernietiging van de Joden", doet er verstandig aan buitengewoon op zijn hoede te zijn en zich te realiseren dat veel ervan berust op mondelinge getuigenissen, verhalen uit de tweede en derde hand, overdrijvingen en regelrechte onwaarheden. Zoals we hiervoor hebben aangegeven, bestaan er geen concrete bewijzen voor een "systeem van massamoord", integendeel, alles wijst erop dat zo'n systeem niet bestond. Hetzelfde is het geval bij de andere twee hoofdpunten van "de holocaust": voor "gaskamers" en "zes miljoen" bestaan evenmin concrete (forensische) bewijzen.

De afwezigheid van documentaire bewijzen voor "systematische uitroeiing" en "gaskamers" onder miljoenen na de oorlog minutieus nageplozen nazi-documenten, paste niet in de logica van het holocaustdogma en leidde tot de veronderstelling dat door de nazi's een "codetaal" moest zijn gebruikt.

Met behulp van de na de oorlog geïntroduceerde fictie van een “codetaal”, konden tal van neutrale documenten alsnog tot sinistere “bewijsstukken” voor de Joodse Holocaust Versie worden maakt.

Onnodig te zeggen dat niets het gebruik van “codetaal” door de nazi's bewijst. Daarvoor bestaat niet alleen geen enkele concrete aanwijzing maar er was ook nooit iemand die van het bestaan ervan kon getuigen.

Over bewijs wordt in de holocaustpropaganda echter nooit gesproken, waarom zou men ook, er wordt nooit naar gevraagd (dat is "anti-semitisch"). Men pesenteert ongehinderd valse vertalingen, tendentieuze interpretaties en, in sommige gevallen, regelrechte vervalsingen.

Het is ondoenlijk hier alle valse vertalingen en interpretaties afzonderlijk te behandelen. Daarom beperk ik mij tot de belangrijkste veelmisbruikte woorden: "Ausrottung", "Endlösung" en "Sonderbehandlung".

Ausrottung (uitroeien) wordt in de holocaustliteratuur overal en altijd gelijkgesteld met fysieke uitroeiing. Overal en altijd waar Hitler het woord gebruikte, wordt het aangevoerd als bewijs dat hij van het begin af aan de Joden wilde uitmoorden. Hoe onjuist dit is kan eenvoudig worden aangetoond. In zijn toespraak bijvoorbeeld op de dag van het uitbreken van WO II, 1 september 1939, beschuldigde Hitler het internationale Jodendom ervan een Wereldoorlog te willen beginnen “zur Ausrottung der arischen Völker". Uiteraard bedoelde Hitler hier niet dat de Joden alle Arische volkeren fysiek zouden gaan uitmoorden. Hij bedoelde een andere orde van vernietiging: onschadelijk maken, onderwerpen, enz.

Toen tijdens het IMT-proces Alfred Rosenberg werd gevraagd naar de betekenis van ‘Ausrottung' in Hitler's rede, zei hij daarvoor geen woordenboek nodig te hebben: “Men kan een idee ‘Ausrotten', een economisch systeem, een sociale orde, maar ook een groep. Het is eenvoudig een voorstellingswijze, geen fysieke vernietiging.”
Rosenberg's antwoord was correct. Het woord ‘Ausrottung' werd bijvoorbeeld ook gedurende de oorlog met de Soviet-Unie veelvuldig gebezigd: "het Joods-Bolsjewistisch systeem moet worden "ausgerottet".

Rosenberg sprak vloeiend Russisch en ontmaskerde tijdens zittingen van het IMT keer op keer opzettelijk valse vertalingen, bijvoorbeeld als ‘inlijving' werd vertaald als ‘uitroeiing'.
Augustus 1936 presenteerde Hitler zijn tweede Vierjarenplan met onder andere de frase dat "als de Bolsjewieken erin slagen Duitsland in te nemen, dat tot Ausrottung van het Duitse volk zal leiden." Ook daarmee bedoelde hij duidelijk niet dat de Russen 50 miljoen Duitsers zouden vermoorden, maar dat het eind zou betekenen van Duitsland als onafhankelijke natie en volk.

Hetzelfde voor wat hij tegen de Tsjechische president Emil Hácha zei op 15 maart 1939. Hácha had zojuist het stuk ondertekend waarin hij de Tsjechische onafhankelijkheid opgaf, toen Hitler tegen hem zei: "Het is goed dat u tekende, anders zou dat de Ausrottung van het Tsjechische volk hebben betekend." Daarmee bedoelde hij uiteraard niet te zeggen dat hij de 8 miljoen Tsjechen zou hebben uitgemoord, maar dat het eind van Tsjecho-Slowakije als afzonderlijk land zou hebben betekend.
Overal waar Hitler het woord Ausrottung in relatie tot Joden gebruikte wordt het echter opgevoerd als "bewijs" voor systematische fysieke massamoord. Even onlogisch als onwaar.

Endlösung is eveneens een na de oorlog berucht geworden woord, consequent foutief geciteerd en geïnterpreteerd, teneinde "systematische moord op de Joden" te "bewijzen".
Niet alleen bij de Wannsee-notulen wordt "Endlösung" valselijk als "bewijs" aangeroepen, bij talloze andere stukken wordt het voorgesteld alsof het automatisch "moord op de Joden" betekent.

Met ‘Endlösung' werd echter een territoriale eindoplossing bedoeld, dus emigratie en deportatie, zoals door tal van documenten (o.m. een brief van Heydrich) wordt aangetoond.
Zelfs op 7 maart 1942 schreef Goebbels nog een memorandum waarin hij het Madagaskar Plan voorstelde als ‘Endlösung' (‘Final Solution') voor de joodse kwestie.
Elke holocausthistoricus wordt hierbij uitgenodigd te bewijzen dat met Endlösung der Jüdenfrage de fysieke uitroeiing van Joden werd bedoeld.

Sonderbehandlung. Het voorvoegsel Sonder (bijzonder, speciaal) werd bij talloze begrippen en namen gebruikt. Alles wat van de normale gang van zaken afweek was ‘Sonder'. Een ‘Sonderbehandlung' kon een speciale behandeling van een bepaalde groep zijn, zoals krijgsgevangen geallieerde piloten of officieren die anders werden behandeld dan andere krijgsgevangenen, mensen met besmettelijke ziekten, burgerlijke autoriteiten, enz. In feite kan ‘Sonderbehandlung' van toepassing zijn op iedere willekeurige ‘van-geval-tot-geval' situatie. In de kampen van het zgn. Altreich hebben nooit 'vergassingen' plaatsgevonden. Niettemin werd in tal van documenten gesproken over ‘Sonderbehandlung'.
Vaststaat echter dat er wel degelijk ook Sonderaktionen waren waarbij mensen werden geliquideerd.

In het taalgebruik van de JHV betekent 'Sonder' echter altijd ‘moord', ook al is daarvoor verder geen bewijs. Een Sonderaktion is altijd een "vergassing", een Sonderkommando is altijd een moordkommando. Als wordt gesproken over een Sonder-kraftfahrzeug, is dat een ‘Gaswagen', terwijl de Wehrmacht over meer dan honderd verschillende typen vrachtwagens beschikte die de benaming Sonderkraftfahrzeug droegen en er nooit betrouwbaar bewijs voor het bestaan van ‘Gaswagens' is gevonden.

Een in de JHV veelgebruikte truc is onzorgvuldige en kwaadwillige vertaling van Duitse documenten om bewijs" te suggereren. Als Hitler in een memorandum bij het 2e Vierjarenplan spreekt over Beseitigung (= terzijde schuiven, verwijderen) van Joden uit de Duitse economie, wordt dat voorgedragen als uitroeiing van Joden.

Sommige historici zijn ambivalent over "codetaal": Pressac erkent dat Sonderaktion niet automatisch ‘vergassing' betekent. Hilberg stelt, bij gebrek aan bewijzen dat de nazi's niets op papier hadden, maar via gedachtenoverdracht precies van elkaar wisten wat er van hen werd verwacht! (Massamoord door telepathie?)

Een commandant moest zelf "aanvoelen" of een bepaalde groep gevangenen "vergast" moest worden of bijvoorbeeld in een apart kamp worden ondergebracht. Een ronduit absurd idee voor iedereen die de keiharde Befehl ist Befehl cultuur van de nazi's kent. Eigen interpretatie van opdrachten werd - om het zacht te zeggen - in de Duitse hiërarchie bepaald niet gewaardeerd.

Andere holocausthistorici, zoals de Canadees-Nederlands-halfjoodse holocaustcoryfee professor Van Pelt, wringen zich in de vreemdste bochten om het wurgende gebrek aan bewijzen voor de JHV weg te redeneren. Van Pelt maakt het wel heel bont als hij het niet vinden van geheime stukken in de ongeschonden archieven van Auschwitz verklaart met: “De beste manier (voor de nazi's) om geen wantrouwen te wekken als het om een geheime operatie ging, was geen aandacht te schenken aan de geheimhouding ervan en zo weinig mogelijk de kwalificatie ‘Geheim' te gebruiken”...
Men gelooft zijn ogen niet. De modernste variant van "codetaal":

“Het was zo geheim dat niemand mocht weten dat het geheim was en daarom werd het niet geheim gehouden....”


Bij dit soort onbedaarlijke onzin wreekt zich het feit dat "holocausthistorici" nooit ofte nimmer serieuze kritiek of tegenspraak ontmoeten. Revisionisten worden doodgezwegen, bespot en geterroriseerd. Aldus kan het (professorale) holocaust-establishment ongestoord allerlei bizarre onzin en fantastische verzinsels als "feiten" aan het publiek slijten. De enkeling die kritiek heeft, krijgt geen mogelijkheid dat publiekelijk te uiten en als hem dat ondanks alles toch lukt, komt het CIDI, als vaste opdrachtgever van de Afdeling Inquisitie Service van het Openbaar Ministerie, met een opdracht de Ketter te straffen. Het OM doet vervolgens haar uiterste best om middels Artikel 137d van de Strafwet haar belangrijkste relatie tevreden te stellen en een rechter zover te krijgen de (uitsluitend niet-joodse) "holocaust-ontkenner" te veroordelen.

Later kom ik zowel op de wetenschappelijke farce van de "holocauststudie" als op de onvervalste Kettervervolging in de 21e Eeuw uitvoerig terug.

Wat het niveau en de "nazi-codetaal" van deze holocaust"historici" betreft, wil ik het hier nu even bij laten.....

  7. GEEN BEWIJZEN VOOR 6 MILJOEN VERMOORDE JODEN

Het aantal genoemde joodse slachtoffers van "de holocaust" van 6 miljoen is:
  • Ongefundeerd.
  • Vele malen te hoog.
  • Gegrond op onzorgvuldige, niet geverifieerde ramingen.
  • In het judaïsme is zes miljoen een Heilig getal.
  • Werd eerder al in 1911 gebruikt om joods lijden uit te drukkenverder nog in 1919 en 1942.
  • Op 11 juni 1945 werd in New York het mythische aantal van "zes miljoen" in relatie gebracht met de Tweede Wereldoorlog. Het werd daar geïntroduceerd als richtlijn voor joodse schadeclaims bij het (nog te beginnen) Neurenberger Tribunaal.
  • Op 14 december 1945 poogde US aanklager Walsh het bij het IMT geaccepteerd te krijgen middels een verklaring van beklaagde Höttl. De verdediging eiste daarover echter een kruisverhoor met Höttl. Dat werd niet toegestaan. Door media en ‘historici' werd vervolgens het aantal zonder slag of stoot overgenomen.
  • Sindsdien is het mythische aantal tot juridische waarheid verheven, op grond waarvan iedereen die dit in het openbaar in twijfel trekt of ontkent kan worden vervolgd.
  • Dat heeft ertoe geleid dat er geen onderzoek naar het juiste aantal kon (mocht) worden gedaan en sindsdien iedereen die zich daarover wenst te uiten onder morele chantage moet leven.
Ongefundeerd. Voor "6 miljoen" bestaan geen documenten, harde bewijzen of wat dan ook: geen asbergen, geen crematoria die in staat waren miljoenen lijken te verwerken, geen verslagen, geen geloofwaardige demografische statistische gegevens.

Vele malen te hoog. De holocaustlobby toont geen bewijzen voor haar stelling, maar verdedigt dit aantal – zoals we zullen aantonen - op basis van foutieve uitgangspunten. Gewoonlijk wordt het aantal van 11 miljoen in Europa aanwezige Joden uit de notulen van de "Wannsee-conferentie" opgevoerd.

Dat is bedrog.
Dat is namelijk het totaal voor alle Europese landen, dus inclusief de landen die niet door Duitsland waren bezet. Het aantal Joden onder Duitse invloedssfeer bedroeg volgens die zelfde notulen 3.836.500 (zie origineel Wannsee Protokol Nr. 171, blz. 6, onder A, minus de 700.00 Joden in niet-bezet Frankrijk). Verreweg het grootste aantal daarvan waren Poolse Joden (in het zgn. Generalgouvernement), namelijk 2.284.000.

Van belang is te weten dat de cijfers voor Polen afkomstig waren van de volkstelling van 9 december 1931, welke voor geheel Polen op 3.113.000 Joden uitkwam. Tussen 1931 en 1939 daalde dit met 15,4% tot 2.633.000 door factoren als een laag geboorte-overschot, emigratie en 31.216 joodse gesneuvelden tijdens de oorlogsweken. Na de Poolse deling kwamen er theoretisch 1.607.000 onder Duits bestuur. De angst van de Joden voor de Duitsers was zoals te begrijpen groot, zodat al in de eerste weken na de Duitse inval ruim 750.000 van hen naar het door de Russen bezette deel van Polen vluchtten (de latere terrorist en premier van Israël, Menachim Begin, was een van hen). Het aantal Poolse Joden onder Duits bestuur slonk daardoor tot 857.000. Ook vluchtten er meer dan 100.000 naar Roemenië en Bessarabië, zodat er eind 1939 niet meer dan 757.000 Joden in het door de Duitsers bezette deel van Polen aanwezig waren.

Dat waren er dus 1.527.000 minder dan de 2.284.000 van het Wannsee Protokol zodat het werkelijke aantal Europese Joden onder Duits bestuur (exclusief Oekraiene) 2.309.500 was (3.836.500 minus 1.527.000).

In Oekraïne en Wit-Rusland waren volgens het Wannsee-overzicht 2.994.684 Joden. Bij de Duitse inval in de Soviet-Unie vluchtten velen van hen verder naar het Oosten en werden er door de Soviets vele honderdduizenden naar Siberië geëvacueerd.
Dat betekent dat het totaal aantal Joden in de door de Duitsers bezette gebieden in elk geval lager was dan 6 miljoen.

Onafhankelijke bronnen stellen dat aantal tussen 4 en 5 miljoen. Niemand betwist dat miljoenen van hen de oorlog hebben overleefd. Als we de voormalige Israëlische premier Netanyahu mogen geloven, hebben 5 miljoen(!) overlevenden recht op schadevergoeding door Duitsland......

Op grond van deze vaststellingen is het aantal van "6 miljoen vermoorde Joden" apert onjuist te noemen.

Maar er is meer: uitvoerige forensische, demografische, analytische en vergelijkende bewijzen tonen eveneens de onmogelijkheid van dit aantal aan en maken dat tot een onverantwoordelijke overdrijving.

Onder punt 8 zullen we het werkelijke aantal bij benadering vaststellen.

Het nauwkeurig vaststellen van het aantal omgekomen Joden is voor iedereen die dat serieus benadert, uiterst complex. Een genoemd aantal is zonder demografisch statistische kennis nauwelijks te controleren. De apologeten van "de holocaust" maken daarvan misbruik om hun "zes miljoen" als vaststaand aan de massa op te leggen. Als stok achter de deur hebben zij de vonnissen van het Neurenberger Tribunaal en – natuurlijk – de Willing executioners van wetgevers en justitie. Dat lijkt heel wat, maar daaraan ontbreekt het belangrijkste: de feiten.

Zestig jaar na de oorlog zijn demografen en statistici er niet in geslaagd exact vast te stellen hoeveel Joden er precies omkwamen. Geen historicus, noch van joodse noch van revisionistische kant, kan anders dan bij ruwe benadering, met marges van honderdduizend of meer, daarover een hypothese geven.

Dat komt o.m. door uiteenlopende definities van wie wel en wie niet tot de joodse bevolking worden gerekend, ontbrekende en onnauwkeurige tellingen in verschillende delen van voor- en na-oorlogs Europa, massale emigratie- en verhuisbewegingen vóór, tijdens en na de oorlog, grenswijzigingen waardoor delen van Polen, Duitsland en Rusland van nationaliteit wisselden, transmigratie van Joden in Rusland (van Wit-Rusland en Oekraïne verder naar het Oosten en Siberië), naamsveranderingen na emigratie, enz. Ook is het aantal voor de binnenvallende Duitsers naar het Oosten gevluchte Joden uit West-Polen en (later) Oost-Polen nooit precies vastgesteld.

Dat neemt niet weg dat de onzinnigheid van bepaalde aantallen eenvoudig kan worden vastgesteld en de plausibiliteit van andere bevestigd.

Heilig getal. “Zes Miljoen” is in het judaïsme een Heilig Getal. Al in 1911, noemde Max Nordau in zijn speech voor het Tiende Zionistische Congres, de Zes Miljoen Joden die in de (drie jaar later pas begonnen) EERSTE(!) Wereldoorlog zouden worden vermoord', als rechtvaardigingsgrond voor een joodse staat.

In The American Hebrew van 31 oktober 1919 schreef Martin H. Glynn, voormalig gouverneur van de Staat New York onder de kop De Kruisiging van de Joden Moet Stoppen: Van de overkant van de zee vragen zes miljoen mensen onze hulp [...] zes miljoen menselijke wezens [...] zes miljoen uitgehongerde mannen en vrouwen. Zes miljoen mannen en vrouwen sterven

De joodsreligieuze historie kent als het om aantallen joodse slachtoffers gaat monumentale overdrijvingen: in de Talmoed (Gittin 57b) staat dat ‘vier miljard(!) Joden door de Romeinen werden gedood in de stad Bethar. Dat waren er hoogstens 50.000; ze werden gedood nadat ze onder Bar-Kokhba, een joods koning die zichzelf tot Messias had uitgeroepen, in opstand waren gekomen tegen de Romeinen. Iets verderop (Gittin 58a) zegt de Talmoed dat 16 miljoen joodse kinderen door de Romeinen in rollen werden gewikkeld en levend verbrand. (Een eerdere, toen letterlijke holocaust?) Zo'n aantal was er in de hele wereld niet, laat staan kinderen.

Het getal Zes Miljoen heeft ook een religieus-symbolisch numerieke betekenis, maar dat gaat het kader van dit onderwerp te buiten, zodat we daar niet verder op in zullen gaan.

Is het genoemde getal van Zes Miljoen joodse slachtoffers voor WO II toevallig? Ja en nee. Het werd besproken op 11 juni 1945 in een kantoor in New York. Daar kwam een aantal heren bijeen om te spreken over het instellen van het Internationaal Militair Tribunaal om de leiding van het Derde Rijk te berechten. De joodse opperrechter Jackson had eerder President Truman ervan weten te overtuigen dat het beter was hen niet te lynchen, maar voor het oog van de wereld te berechten.

Die middag ontmoette Jackson drie andere invloedrijke Joden: Nathan Perlman, Jacob Robinson en Alexander Kohanski. Zij drongen er bij Jackson op aan om vanaf de prilste voorbereidingen voor dat Tribunaal de misdaden tegen de Joden als een apart onderdeel van de aanklacht te laten behandelen. Robinson drong er op aan vooral de filosoof en nazi-ideoloog Alfred Rosenberg aan te klagen. Hij bezwoer dat het “niet hun bedoeling was wraak te nemen, noch compensatie voor de verliezen te eisen.” Op Jackson's vraag hoe hoog die verliezen waren zodat hij dat getal tijdens het Tribunaal zou kunnen hanteren, antwoordde Robinson: “Zes Miljoen”.

Daarmee werd het getal Zes Miljoen uitgangspunt voor het IMT en later de wereld.

  8. AANTAL OMGEKOMEN JODEN MILJOENEN LAGER

Niet weerlegde demografische berekeningen van de revisionistische onderzoekers Walter N. Sanning en Carl O. Nordling kunnen op grond van hun wetenschappelijke methodologie als het meest betrouwbaar over dit onderwerp worden beschouwd. Sanning en Nordling komen middels verschillende benaderingswijzen tot overeenkomende aantallen: het minimum aantal omgekomen Joden tengevolge van oorlogshandelingen ligt volgens hen op ca. 300.000 en de bovengrens op ca. 600.000.

Dat betekent dat het werkelijke aantal joodse slachtoffers tussen de 5 en 10% zou bedragen van het thans dwangmatig opgelegde aantal.

Ook andere cijfers bestempelen het aantal van 6 miljoen als onjuist. De World Almanac, schreef in 1940 (blz. 129) met als bron het American Jewish Committee, dat het aantal Joden in de wereld 15.319.359 personen bedroeg. Vier jaar na de oorlog, in 1949, waren dat er 15.713.638 (blz. 289). Een toename van bijna 400.000.
Als er van de 15.319.359 Joden in 1939 tijdens de oorlog 6 miljoen zijn vermoord, is het uiteraard volstrekt uitgesloten dat het aantal in 1949 15.713.638 zou hebben kunnen zijn. Niet verwonderlijk dus dat het New Yorkse joodse weekblad Aufbau al op 24 december 1948 de Six Million Story beschreef als een puur verzinsel.
De Nationale Raad van Kerken van de USA stelde het aantal Joden in de wereld in 1930 op 15.600.000. De Raad van Synagogen van het Amerikaans Joods Congres in 1939 eveneens.
In 1946 hield de World Almanac het op 15.690.000 en twee jaar later in 1951 noemde het Statistisch Handboek van de Amerikaanse Raad van Kerken het aantal 15.300.000.
Opvallend genoeg zijn die aantallen van voor zowel als na de oorlog buitengewoon overeenstemmend. Van 6.000.000 verdwenen personen blijkt ook uit deze cijfers niets.

Ook het IMT had niet het geringste bewijs voor een aantal van zes miljoen joodse slachtoffers. Op 14 december 1945 poogde US aanklager Walsh het bij het IMT geaccepteerd te krijgen middels een schriftelijke verklaring van beklaagde Höttl. De verdediging eiste daarover echter een kruisverhoor met Höttl. Dat werd niet toegestaan. Door media en ‘historici' werd niettemin dat aantal zonder slag of stoot overgenomen.

Daarmee werd een mythisch aantal verheven tot juridische waarheid, waardoor thans iedere niet-jood die dit in het openbaar in twijfel trekt of ontkent, vervolgd kan worden.

  9. GEEN VERGASSINGEN IN DUITSLAND

Feit is dat in geen van de in Groot-Duitsland (het zgn. Altreich) gesitueerde concentratiekampen Joden zijn “vergast”, dus niet in Dachau, Bergen-Belsen, Mauthausen, Sachsenhausen, Theresiënstadt, Natzweiler, Dora, Neuengamme, Flossenbürg, Niederhage, Oranienburg, Ravensbrück, Buchenwald, Gross-Rosen, Stutthof, enz.

Dat wordt inmiddels door nagenoeg alle historici, maar ook door figuren als bijvoorbeeld Wiesenthal erkend. We gaan maar voorbij aan het feit dat tot 50 jaar na de oorlog talloze boeken, documentaires, krantenartikelen, enz. voor waar allerlei suggestieve teksten en foto's publiceerden over "vergassingen" in die kampen, en verscheidene ruimtes als "voormalige gaskamers" aan drommen goedgelovige toeristen werden geshowed. Tenslotte is dit overzicht niet bedoeld om kritiek te leveren op het morele gehalte van wie dan ook.

Maar wat gebeurde er dan wel in die berucht geworden kampen als er niet werd "vergast"? Het waren werk- en strafkampen, waar behalve Joden ook politieke gevangenen, criminelen en als a-socialen beschouwde mensen voor korte of langere tijd buiten de samenleving werden gehouden.
Het regime was er - zoals in alle gevangenissen in de wereld - keihard, maar niet gericht op moord. De meeste moorden en mishandelingen in deze kampen werden door gevangenen gepleegd.
Ook voor de Duitse en SS-bewakers gold een keiharde discipline. Er waren klachtenspreekuren voor diefstal en mishandeling en de daders (gevangenen of bewakers) werden meedogenloos bestraft.

Een speciale afdeling (Sonder Abteilung) van het Reichskriminal Polizei Amt, onder leiding van de SS-jurist Konrad Morgen, was door Himmler speciaal belast met onderzoek naar misdaden en onregelmatigheden in alle kampen. Deze Dienst onderzocht in 1943 en 1944 800 gevallen en bracht bijna 200 SS-ers voor de rechter wegens mishandeling, moord op kampingezetenen, malversaties, plichtsverzuim, etc. Vijf kampcommandanten werden gearresteerd, waarvan er twee door de nazi's zelf ter dood werden gebracht voor misdaden tegen gevangenen (Hermann Florstedt, commandant van Majdanek en Karl Koch, commandant van Buchenwald). Het feit dat de Duitsers misdaden tegen gevangenen in de kampen niet alleen zorgvuldig onderzochten, maar ook streng bestraften, is behalve een bewijs voor het plaatsvinden van die misdaden ook een argument tegen de veronderstelde massavernietiging.

De foto's en films van afschuwelijke stapels uitgemergelde lijken en levende geraamten, voor de wereld synoniem geworden voor "de holocaust", werden voor het merendeel gemaakt in Bergen-Belsen, een kamp in Duitsland waar niet werd "vergast". Bergen-Belsen was qua verzorging en omstandigheden een voorbeeldig kamp. Pas in de laatste maanden van de oorlog werd het een hel op aarde.
Vanaf 1938 gold het als een voorbeeld van hygiëne en correcte verzorging, zoals door talloze ex-gevangenen werd verklaard. Tot 10 maanden voor de bevrijding telde het kamp niet meer dan 3.500 ingezetenen. Toen in het najaar van 1944 grote groepen gevangenen uit de Oostelijke kampen (o.a. uit Auschwitz, waaronder Anne Frank, enz.) wegens het oprukken van het Rode Leger naar Bergen-Belsen werden overgebracht, liep het aantal gevangenen op tot boven de 55.000. De meesten van hen waren bij aankomst ziek en uitgeput. Commandant Kramer protesteerde bij zijn superieuren hevig tegen deze ongecontroleerde toevloed, welke zijn kamp absoluut niet aankon. Er was onvoldoende ruimte, onvoldoende medische verzorging en de toevoer van voedsel, medicijnen en water lag vrijwel stil door dag en nacht uitgevoerde Geallieerde bombardementen op wegen, bruggen, spoorlijnen en magazijnen. Ook al zouden de Duitsers hebben gewild, het was onmogelijk de gevangenen vrij te laten: velen onder hen waren gewone criminelen. Anderen anti-Duits, anti-nazi of leden aan besmettelijke ziekten. Gezonde gevangenen hadden in die oorlogsomstandigheden geen enkele plaats om naar toe te gaan. Vrijlating zou voor de gevangenen en de Duitse bevolking eveneens tot een onvoorstelbare tragedie hebben geleid en werd daarom onverantwoordelijk geacht.

In die situatie braken allerlei epidemieën uit, waardoor duizenden stierven alleen al aan tyfus. Hun door ziekte uitgemergelde lijken konden niet meer fatsoenlijk worden verbrand of begraven.
In totaal stierven er in het bestaan van Bergen-Belsen tot aan de bevrijding ca. 7.000 mensen. Het overgrote deel in de laatste 7 oorlogsmaanden. Na de bevrijding stierven er onder Brits beheer nog eens 14.000.

Officiële geallieerde filmers kregen opdracht de gruwelijkheden in de kampen zo uitvoerig en afschuwelijk mogelijk in beeld te brengen om de overwonnen vijand zo duivels mogelijk af te schilderen. Daarbij werd met de waarheid niet altijd zorgvuldig omgegaan. Een getuige zag op 16 juni 1945 op een afgelegen perron in Erfurt een verzegelde en streng bewaakte trein vol gewonde, zieke, stervende en dode Duitse soldaten. Zij werden die nacht naar Buchenwald, Dachau en andere kampen vervoerd en daarna verfilmd als slachtoffers van nazigruwelen. De lijken werden in Buchenwald gedumpt, waarna de bevolking van Weimar de volgende dag gedwongen werd langs de ‘slachtoffers van de nazi's' te defileren. De verfilmer van dit wereldberoemd geworden neptafereel was de later beroemde joodse Hollywoodregisseur Alfred Hitchcock, vader van een populair genre horrorfilms (‘Master of Suspense'). Hij moest voor het Internationaal Militair Tribunaal de ‘nazigruwelen' voor het nageslacht vastleggen. Daarmee wil niet gezegd zijn dat de gefilmde gruwelen in de Duitse kampen (en steden!) allemaal nep waren. Wel dat het vastleggen en vertonen ervan in de eerste plaats om propagandistische redenen gebeurde en niet om de waarheid te registreren.

Wat voor Bergen-Belsen gold, gold voor vrijwel alle Duitse kampen. In Dachau, Duitsland's oudste concentratiekamp (1933), verbleven in 1945 206.000 gevangenen. Gedurende de oorlogsjaren stierven er volgens officieel vastgestelde cijfers deze aantallen mensen in Dachau :

1940: 1.515 1941: 2.576 1942: 2.470 1943: 1.100 1944: 4.794 1945: 15.384

Deze cijfers laten zien dat in 1942 een daling van het aantal doden optrad en in 1943 – op het veronderstelde hoogtepunt van de “holocaust” - zelfs een halvering! Eind 1944 tot 1945 woedde er een tyfusepidemie. Tweederde van de totale sterfte vond plaats in die laatste 7 oorlogsmaanden, vooral door tyfus en de Geallieerde dag-en-nacht bombardementen.

Thans wordt gesteld (buiten het grote publiek om) dat alleen "vergassingen" hebben plaatsgevonden in Poolse "vernietigingskampen": Auschwitz-Birkenau, Belzec, Sobibor en Treblinka.
We zullen nog zien wat daarvan staande is gebleven, hoe overtuigend dat is en wat inmiddels stilzwijgend op de kolossale berg "holocaust-fantasie" werd gedumpt.

In het volgende punt ga ik in op het aantal joodse slachtoffers van Auschwitz, dat niet zoals generaties lang werd rondgebazuind 4 miljoen bedroeg, doch maar liefst ca. 3,5 miljoen minder.

  10. AANTAL AUSCHWITZ SLACHTOFFERS GEDECIMEERD

Auschwitz was verreweg het grootste Duitse concentratiekamp. Een enorm complex van 39 kamponderdelen, waarin tussen 180.000 en 250.000 mensen verbleven. Het bestond uit 3 sectoren: het hoofdkamp Auschwitz I, Birkenau of Auschwitz II en Monowitz, Auschwitz III.
Het hoofdkamp diende als verblijfplaats voor speciale groepen gevangenen, tewerkgestelden in Monowitz, agrarische projecten in de omgeving en hulpdiensten. Birkenau was het verblijfkamp voor vrouwen, kinderen, arbeidsongeschikten en zieken. Het sterftecijfer was daar het hoogst. Monowitz was een industrieel complex met tienduizenden tewerkgestelde gevangenen en Poolse burgerarbeiders; er werden talloze producten voor de Duitse oorlogsindustrie gefabriceerd, onder meer benzine uit steenkool.

De Sovjet "Bijzondere Staats Commissie voor Onderzoek naar de Misdaden van de Duits Fascistische Agressors en hun Medeplichtigen betreffende de Monsterlijke Wreedheden en Misdaden van de Duitse Regering in Auschwitz" stelde na de bevrijding van het kamp een officieel rapport samen getiteld Sovjet Oorlogsmisdadenrapport over Auschwitz dat werd ingediend bij het Internationaal Militair Tribunaal in Neurenberg (Document 008-USSR, gedateerd 6 mei 1945).

Het was een van de eerste officiële rapporten waarover het IMT kwam te beschikken en geschreven door twee communistische kopstukken die eerder het frauduleuze Rapport over de massamoord bij Katyn hadden geschreven, Nicolaï en Rudenko. Nicolaï was eerst de Sovjet-hoofdaanklager bij het IMT, later rechter(!) bij hetzelfde Tribunaal.

Dit officiële Sovjet Rapport stelde dat "meer dan 4 miljoen mensen uit door Duitsland bezette landen in Auschwitz werden vermoord, veelal door vergassing direct bij aankomst." De Commissie, grotendeels samengesteld uit communistische Joden, was onderdeel van de NKVD, Stalin's beruchte Geheime Dienst die onder leiding stond van de jood Beria.

Wat direct opvalt bij lezing van dit "Rapport" is:

- Het bevat geen enkele handtekening van een van de (zoals gesteld) 2.819 getuigen;
- Het bevat geen specificatie, bron of ander bewijs of zelfs maar aanwijzing voor het genoemde aantal van "meer dan 4 miljoen vermoorde mensen"
- Het bevat geen enkel gegeven of bewijs over "de gaskamers"
- Bij het rapport is geen van de vele belastende documenten (of kopieën daarvan) gevoegd
- De absolute ongeloofwaardigheid van veel van de opgevoerde misdaden (vele tienduizenden vermoord door fenolinjecties in het hart, elektrocutie, crematies met 3-5 lijken per verbrandingskamer, dood in 3-5 minuten door Zyklon-B, 10-12.000 vergassingen/verbrandingen per dag, individuele schouwing van de 12.000 lijken vóór verbranding voor trekken van gouden tanden en kiezen, enz., enz.

Hoe onvoorstelbaar ook, dit "Rapport", bolstaand van rabiate haat en volstrekte onmogelijkheden, waaraan bovendien elke vorm van concreet bewijs ontbrak, werd tot basis voor de beschuldigingen van het IMT en de tot op de dag van vandaag verspreide Joodse Holocaust Versie.
Dat was zeer eenvoudig, want in de Statuten van het IMT stond (Art. 19) "Het Tribunaal is niet gebonden aan technische vormen van bewijsvoering" en (Art. 21) "Het Tribunaal verlangt geen bewijzen van algemeen bekende feiten maar houdt daarmee wel juridisch rekening".

Vijfenveertig jaar lang heeft op gedenkstenen bij het Auschwitz-monument in 19 talen gestaan Vier miljoen mensen leden en stierven hier door de handen van de nazi-moordenaars in de jaren 1940-1945. Alle media, politieke commenatoren, professorale papegaaien, enz. strooiden deze onwaarheid 45 jaar lang in miljoenvoud over de wereld. Koningen, pausen, presidenten, miljoenen toeristen, enz. stonden in verbijstering stil bij een monument met daarop een volkomen uit de lucht gegrepen aantal slachtoffers. Daarvoor bestond eenvoudigweg geen enkel bewijs en thans weten we dat dat aantal volledig uit de duim gezogen was.

In 1990 werden de gedenkstenen vervangen door andere. Daarop staat nu "anderhalf miljoen". Op het moment dat ze werden geplaatst was echter al bekend dat het er tenminste nog 400.000 minder moesten zijn: officieel 1,1 miljoen dus. Een vermindering met maar liefst bijna 3 miljoen!

Maar, de tijd staat niet stil en zegt het spreekwoord niet "Al is de Leugen nog zo snel, de Waarheid achterhaalt haar wel"? Daarom is sindsdien het aantal Auschwitz-doden door nieuwe feiten door vooraanstaande historici alweer fors verder omlaag gebracht.

Als in Auschwitz dus zeker 3 miljoen Joden minder zijn omgebracht dan 45 jaar lang door de misjpoche en haar aanhang is beweerd en degenen die dat al eerder beweerden door hen vol haat "Auschwitz-leugenaars" werden genoemd, zouden excuses en een correctie van de "6 miljoen" voor de hand hebben gelegen. Echter niets daarvan. Voor "de holocaust" gelden immers niet de wetten van de logica, maar de joodse rekenkunde en die brengt de uitkomst van elke berekening onveranderlijk op "6 miljoen". In plaats van excuses te ontvangen worden "holocaust-ontkenners" door de veinzers van "tolerantie" en "anti-haat" met nog meer haat en fanatisme vervolgd dan voorheen.

Niettemin impliceert het gedaalde aantal van 1 miljoen Auschwitz-doden dat elders in bezet Europa dan 5 miljoen Joden moeten zijn vermoord. Op welke plaatsen en in welke kampen, dat moeten de apologeten van de Joodse Holocaust Versie ons echter nog uitleggen. Daar zouden we wel eens heel erg lang op kunnen wachten, want de dodenaantallen van de andere kampen zijn inmiddels ook al "officieel" fors naar beneden bijgesteld.

In 1989, na de val van het communisme, kwamen uit de toen toegankelijk geworden Moskouse archieven 46 Dodenboeken van Auschwitz tevoorschijn die werden overgedragen aan het Internationale Rode Kruis. In die Dodenboeken registreerden de nazi's pijnlijk nauwkeurig alle sterfgevallen in Auschwitz, van 27 juli 1941 tot 1 januari 1944. Ze bevatten in totaal 67.227 namen, adressen, leeftijden, beroepen, enz. van overledenen, alsmede de overlijdensdata en doodsoorzaken.

Volgens bij het Internationale Rode Kruis aanwezige informatie stierven er tijdens de oorlog in Auschwitz in totaal tussen de 130.000 en 150.000 mensen. Dat spoort uitstekend met een rapport van het IRK uit 1947, die het totaal aantal omgekomen Joden (door alle doodsoorzaken) in alle Duitse concentratiekampen stelde op 357.190.

De Auschwitz Dodenboeken zijn om onduidelijke redenen niet voor onderzoek vrijgegeven, maar bekend is geworden is onder de geregistreerde overledenen zich mensen uit alle categorieën bevinden, van 4-jarige kinderen tot 90-jarigen, chronisch zieken, gehandicapten, enz.
Dat preekt het beeld tegen dat zegt dat bij aankomst selectie plaatsvond waarbij kinderen en arbeidsongeschikten regelrecht en ongeregistreerd naar de "gaskamer" werden doorgezonden.

Waarom hebben de communisten 45 jaar lang gezwegen als het graf over deze nauwkeurige registratie van doden in Auschwitz?
Het confisqueren van deze boeken door de Russen is ook nog eens het zoveelste bewijs van de fictie dat de nazi's alle documenten en "sporen" zouden hebben vernietigd.

Auschwitz is niet alleen symbool voor menselijk lijden, het is helaas ook een monument van leugens en overdrijving.

(De volgende bijdrage gaat in op het eveneens officieel drastisch verlaagde aantal joodse slachtoffers in de andere kampen en het feit dat ondanks deze miljoenenverminderingen het aantal van "zes miljoen" niet wordt gewijzigd.)

  11. AANTAL SLACHTOFFERS IN ALLE ANDERE KAMPEN EVENEENS VERMINDERD

De miljoenenoverdrijving bleef uiteraard niet beperkt tot de slachtoffers van Auschwitz, maar gold evenzeer voor de andere kampen.
Dat was eenvoudig de vrucht van het na-oorlogse holocaustklimaat: alles passeert de mangel van de politiek-correcte (zelf)censuur en die verwelkomt overdrijvingen en demoniseert nuchtere waarheden.

Laten we de aantallen slachtoffers voor andere grote "vernietigingskampen" in Polen eens bezien:

De joodse establishment-historicus Pressac noemde daarvoor in 1995 nieuwe cijfers:

Chelmno: 80- 85.000 (in plaats van 150.000)
Belzec: 100-150.000 (in plaats van 550.000)
Sobibor: 30- 35.000 (in plaats van 250.000)
Treblinka: 200-250.000 (in plaats van 870.000)
Majdanek: > 100.000 (in plaats van 360.000)

Totaal: 510-620.000 in plaats van 2.180.000

Sinds de 6 miljoen van het IMT in 1946 werd vastgesteld dus een officiele daling met meer dan anderhalf miljoen (70%).

  12. ONDANKS MILJOENENVERMINDERINGEN: MYTHISCH AANTAL VAN 6 MILJOEN BLIJFT

Zoals we bij punt 7 reeds aantoonden, zijn er geen bewijzen en geen aanwijzingen voor het aantal van 6 miljoen vermoorde Joden. Er is geen enkele feitelijke grond voor. Het is een mythisch en volkomen uit de lucht gegrepen getal, dat lang voordat WO II eindigde al werd genoemd.

Dit kan eenvoudig worden geïllustreerd, onder andere met de cijfers van gevierde holocausthistorici.
Ik beperk mij hier tot twee van de bekendsten, aan de cijfers en getallen waarvan in talloze boeken en cursussen de hele wereld wordt gerefereerd: Raul Hilberg en Lucy Dawidowicz. Volgens professor Hilberg werden er 2,67 miljoen Joden vermoord in wat wordt genoemd de "vernietigingskampen". Hilberg stelt het totaal aantal vermoorde Joden op 5,1 miljoen, zodat er buiten de kampen volgens hem 2,43 miljoen Joden werden omgebracht.

Lucy Dawidowicz vertelt een volkomen ander verhaal. Zij stelt in haar boek War Against the Jews dat er niet minder dan 5,37 miljoen Joden werden vergast in "zes moordfabrieken". Aangezien haar totaal van alle omgebrachte Joden 5,9 miljoen is, betekent dit dat er volgens haar 530.000 Joden buiten deze kampen werden omgebracht. Een verschil van 1,9 miljoen met Hilberg.

Men vraagt zich af hoe het mogelijk is dat er zulke enorme verschillen bestaan in "officiële" getallen over slachtoffers, maar meer nog rijst de vraag hoe elk van deze kopstukken uit de holocaust"wetenschap" aan hun cijfers kwamen. Welke betrouwbare onderzoeken of bronnen raadpleegden zij daarvoor? Het antwoord is simpel: geen enkele !! De boeken van deze gevierde "holocaust-wetenschappers" staan bol met voetnoten over de meest triviale bijkomstigheden, maar geen van hen doet de geringste poging uit te leggen waarop hun cijfers over aantallen slachtoffers zijn gebaseerd. Als zij daarvoor al over bronnen beschikken, zijn die niet kosher en missen elke wetenschappelijke grond.

Hilberg's dodenaantal buiten de kampen is bijna vijfmaal hoger dan dat van Dawidowicz. Die "compenseert" dat door voor een kamp als Majdanek maar liefst 1,38 miljoen vermoorde Joden op te voeren, terwijl Hilberg meent dat het er 50.000 waren. Dat staat echter niet in de weg dat beiden in de academische wereld en de media worden beschouwd als "briljante holocausthistorici".

Keihard is aangetoond dat sinds het beruchte IMT vonnis van 1946 het aantal omgekomen Joden in WO II tenminste met 4.560.000 moet worden verminderd (3 miljoen voor Auschwitz en 1.560.000 voor de andere kampen).

Er blijven dan 1,5 miljoen onverklaarde vermisten over, waarvan mogelijk een groot deel is omgekomen. Een afgrijselijk en onvoorstelbaar aantal, al helemaal als men de omstandigheden waaronder dat kon gebeuren in aanmerking neemt.

Van het aantal van 6 miljoen blijft echter minder dan een kwart over. Reden tot grote blijdschap voor iedereen zou men zeggen: Hoera! Er zijn 4,5 miljoen mensen minder vermoord dan we dachten.

Niet echter voor joodse belangengroepen. Zij zijn des duivels ! Bezeten van Oudtestamentische haat slepen zij elke niet-joodse Ketter voor de rechter die de moed heeft hun onbewezen metafysische getal in twijfel te trekken.
Ondersteund door nieuwe wetten en snelgroeiende Afdelingen bij de Openbare Ministeries in Europese landen, Inquisition Services Departments. Die lopen zich het vuur uit de sloffen om hun belangrijkste opdrachtgevers, joodse belangengroepen en veinzers van "anti-haat" en "tolerantie", van dienst te zijn.
Dankzij onze moderne Justitie heeft het begrip "Jodenvervolging" een geheel nieuwe betekenis gekregen. Het betekent nu, in 2005: vervolging door Joden van niet-Joden. Ongelooflijk maar waar, de Middeleeuwen revisited......

Wat Jean-Claude Pressac, een van de meest vooraanstaande en eerlijkste onderzoekers uit de stal van het holocaust-establishment, in zijn laatste boek over de gewraakte aantallen schreef, is niettemin van historische betekenis:

“Wat de vernietiging van de Joden betreft, moeten meerdere fundamentele gegevens grondig ter discussie worden gesteld. De [door de officiële geschiedschrijving] gehanteerde aantallen moeten volkomen worden gereviseerd. De uitdrukking “Volkerenmoord” is niet meer op haar plaats.”

Gelukkig voor Pressac was hij joods, anders zou deze moedige en eerlijke man, als zovele niet-Joden vóór hem in de kerker zijn terechtgekomen.

Als laatste strohalm voor hun "6 miljoen" werpen gelovigen in het mythologische getal "6 miljoen" de vraag op: Waar zijn die zes miljoen verdwenen Joden dan gebleven? Een onzuivere vraag, want het is nooit bewezen dat er 6 miljoen zijn verdwenen en bovendien wordt het aantal in die vraag daarmee verheven tot (onbewezen) maatstaf.
Niemand kan echter het werkelijke aantal "verdwenen" Joden vaststellen. Dat is net zo onmogelijk als de ‘verdwijning' van de 14 miljoen na de oorlog verdreven Duitsers in de communistisch geworden gebieden. Vaststaat dat er van hen tenminste 2 miljoen omkwamen. Waar de andere 12 miljoen bleven is en blijft hypothetisch omdat ook dat door de politieke en territoriale turbulenties van voor en na de oorlog nooit kon worden onderzocht.
Maar is het niet net zo absurd te veronderstellen dat die 12 miljoen Duitsers overeenkomstig het ideologische gedachtengoed van de communistische Joden Beria, Ilya Ehrenburg (‘Kameraden, Moordt, Moordt') en het Morgenthauplan, dus in (nooit onderzochte) Stalin-concentratiekampen zouden zijn vergast?

Inmiddels geven steeds meer aanhangers van de JHV de verdediging van het aantal ‘zes miljoen' op; zij kiezen nu strategisch voor een toekomstvaster eufemisme: "zes miljoen is een symbolisch getal" zeggen zij nu. Een politiek-strategisch getal zou eerlijker en juister zijn.

Alles wordt in het werk gesteld om te dwarsbomen dat naar het werkelijke aantal joodse slachtoffers en de wijze waarop zij omkwamen onafhankelijk onderzoek wordt verricht. Een voorbeeld daarvan is het gesloten houden van het Arolsen Archief. In het Duitse stadje Arolsen bevindt zich de weinig bekende organisatie International Tracing Service (ITS), na de oorlog door de Geallieerden opgericht met thans 400 medewerkers. Het beleid wordt bepaald door een groep van 10 landen, waaronder Israël.
Het ITC beheert een archief met 47 miljoen dossiers over 17 miljoen mensen die zich in Duitse concentratie- en arbeidskampen bevonden. De toegang tot 98% van deze dossiers, die een uniek inzicht verschaffen over de werkelijke aantallen slachtoffers is verboden. Als reden wordt zestig jaar na de oorlog ‘privacy' opgegeven.

Het verbod op onafhankelijk onderzoek binnen dat sleutel-archief doet vermoeden dat daar politieke en financiële belangen achter zitten. Politieke omdat de JHV in het belang van Israël en het zionisme overeind moet worden gehouden en financiële omdat de enorme schadevergoedingen en ‘Wiedergutmachung' die Israël en joodse organisaties ontvangen vrijwel zeker zijn vastgesteld op grond van te hoge aannames. Sinds 1951 heeft Duitsland alleen al meer dan 62 miljard Dollar overgemaakt aan de ‘Jewish Claims Congress' gevestigd in New York.

Onafhankelijke bronnen stellen dat er in het door de nazi's bezette gebied tussen 4 en 5 miljoen Joden leefden. Daarvan zouden er 6 miljoen zijn vermoord.... Volgens de Israëlische ex-premier Netanyahu zijn er echter 5 miljoen holocaustoverlevenden die recht hebben op schadevergoeding van Duitsland.... Volgens de Duitse overheid zijn dat er 4,3 miljoen, maar niettemin.....

(Let op de treffende overeenkomst tussen het door de revisionist Sanning genoemde totaal aantal vermiste Joden in WO II van 3-600.000 en het verschil tussen het aantal aanwezige Joden en het aantal schadeclaims van overlevenden: ten hoogste 700.000).

Zionisten, joodse belangengroepen en filosemieten hebben enorme belangen bij het instandhouden van de "zes miljoen" mythe. Loslaten ervan betekent de erkenning van een monsterlijke misleiding zoals nooit eerder in de wereld vertoond. Het stelt de leugenachtigheid van de gegijzelde media en de lippendienst van de universitaire wereld onbarmhartig aan de kaak. Het maakt de tientallen miljarden door Duitsland aan Israël betaald tot een aanfluiting, de miljardenclaims aan "schadeloosstellingen", de onevenredige bevoordeling van de joodse staat door de VS, enz.
Het brengt drommen politici, die met geld van hun burgers blindelings de joodse staat steunden in diskrediet. Kortom, de gevolgen van het loslaten van "zes miljoen" zijn niet te overzien en worden terecht door betrokkenen en medeplichtigen gevreesd.

Het valt daarom niet te verwachten dat het getal wordt losgelaten. Op z'n hoogst zal het steeds minder worden genoemd en langzamerhand worden vervangen door een ongevaarlijk eufemisme: "het is een symbolisch getal". Om het bedrog voor de ongeïnteresseerde massa verteerbaar te maken.....

  13. GEEN CONCRETE BEWIJZEN VOOR "GASKAMERS"

Voor de veelbesproken “gaskamers”, de demonische kern van de Joodse Holocaust Versie, bestaan geen concrete bewijzen. Er is niet één foto welke bewijst dat een getoonde ruimte werkelijk een "gaskamer" voor homocide was, noch foto's van onderdelen of installaties. Ook zijn er geen bouwtekeningen gevonden waarvan uit bouwwijze, inrichting of installaties rechtstreeks is af te leiden dat het om een gaskamer ging. Er zijn geen documenten gevonden welke betrekking hadden op de voorbereiding, het ontwerp, de bouw, de inrichting, onderhoud, instructies, procedures, enzovoort. Er zijn geen sporen van het gebruik van het gif in de betreffende ruimten. Er bestaat niet één "gaskamer" in originele staat. Er bestaat niet één expertiserapport dat bevestigt dat een bepaalde ruimte een gaskamer is geweest. Er is bij honderden autopsies niet één lijk gevonden waarvan kon worden aangetoond dat deze door "vergassing" werd omgebracht. Er is geen spoor van "miljoenenaantallen vergaste lijken" (tienduizenden tonnen as en beenderresten) teruggevonden. Er zijn geen restanten van installaties welke in staat zouden zijn geweest zoveel mensen te verbranden en te verassen. Geallieerde luchtfoto's vertonen geen aanwijzingen dat in Auschwitz massale vergassingen en verbrandingen plaatsvonden.

Niet voor niets daagde de Franse revisionist professor Faurisson de hele internationale wereld van pers, media en wetenschap uit: "Toon of teken mij een gaskamer".
Zijn uitdaging bleef onbeantwoord. Ze bestaan niet.

Wie over ‘gaskamers' en ‘vergassingen' hoort spreken moet zich onmiddellijk realiseren dat voor het bestaan daarvan geen forensisch-wetenschappelijke bewijzen zijn gevonden, maar dat een veelvoud aan overtuigende forensische feiten voorhanden is die op het tegendeel wijzen. Geen van de vele getuigenissen toont overtuigend aan dat ze wél bestaan hebben. Het is steeds ‘van horen zeggen', uit de tweede of derde hand. Zolang onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek, vergelijkbaar met dat bij andere criminele feiten, niet als uitgangspunt wordt geaccepteerd, kan aan de Joodse Holocaust Versie geen geloof worden gehecht.

De enige vorm van bewijs voor "gaskamers", waarop de gehele Joodse Holocaust Versie rust, zijn mondelinge verklaringen.

Het is goed zich te realiseren dat in de hiërarchie van criminele bewijssoorten getuigenissen een ondergeschikte plaats innemen. Mondelinge en schriftelijke getuigenissen gelden niet als bewijs. Dat is maar goed ook, want anders zou een simpele mededeling van iemand dat hij u een misdaad heeft zien plegen u in de gevangenis brengen. Mondelinge of schriftelijke verklaringen zijn geen zelfstandig bewijs en moeten daarom altijd worden ondersteund met concrete forensische bewijzen. Bijvoorbeeld een moordwapen, een bewijsbaar motief, documenten, een lijk, sporen als vingerafdrukken, DNA-materiaal, enz.

Aangezien verklaringen, mondeling en schriftelijk, voor de Joodse Holocaust Versie het belangrijkste bewijsmateriaal vormen, ga ik daarop wat verder in. Ik beperk mij tot hoofdlijnen omdat dit een zeer omvangrijke materie betreft.

Over elk van onderstaande feiten zijn dikke boeken geschreven, welks inhoud we hier uiteraard niet kunnen opnemen. Niettemin geldt het onderstaande als bewezen:

1. Verklaringen zijn "getuigenissen" en die zijn - zoals elke deskundige zal beamen – per definitie onbetrouwbaar.
2. Hoe langer geleden gebeurd, hoe onbetrouwbaarder.
3. Getuigenissen over "de holocaust" werden niet zelden overheerst door (begrijpelijke) gevoelens van haat en wraak.
4. Veelal worden onbewust zaken opgenomen van horen zeggen of zelfs verzinsels.
5. Van schriftelijke verklaringen ("bekentenissen") van belangrijke nazi-kopstukken is bewezen dat ze zijn verkregen na ernstige lichamelijke en psychische folteringen.
6. Onder foltering kan men iemand alles laten bekennen.
7. Er is niet één betrouwbare getuige geweest die aannemelijk heeft gemaakt dat hij met eigen ogen een "gaskamer" heeft gezien.
8. Talloze getuigenissen blijken onwaarheden, tegenstrijdigheden en onmogelijkheden te bevatten.

Höß, (Höss) de gevangengenomen commandant van Auschwitz, tekende een verklaring waarin stond dat tijdens zijn bewind er 2.500.000 Joden waren vergast. Later zei hij daarover: “Ik heb geen idee wat er in die verklaring staat en ook niet dat ik hem heb getekend. De (gedwongen) alcohol en de zweep waren teveel voor me . . ."

Shmuel Krakowski, archivaris van het Yad Vashem Holocaustmuseum in Israël, stelde dat is bewezen dat meer dan 10.000(!) getuigenissen van ooggetuigen van Duitse gruweldaden vals zijn.

Voor de veronderstelde "gaskamers" ontbreekt zoals gezegd concreet forensisch bewijs. Dat is uiterst vreemd, want de ruimten en gebouwen waarin het allemaal zou zijn gebeurd, bestaan voor een groot gedeelte nog steeds.
Nog vreemder is dat naar die overblijfselen van wat wordt verondersteld de omvangrijkste en meest gruwelijke massamoord uit de geschiedenis der mensheid te zijn geweest, door de verspreiders ervan nooit forensisch onderzoek is gedaan. Voorstellen in de loop der jaren door anderen gedaan om onderzoek te laten verrichten, verdwenen in de doofpot.

Zo was de situatie tot 1989, toen revisionisten besloten zelf onderzoek uit te voeren naar de overblijfselen van de "gaskamers" van Auschwitz-Birkenau en Majdanek. De resultaten toonden aan dat in de veronderstelde "gaskamers" geen sporen van het onvergaanbare Pruisisch blauw, een residu van blauwzuurgas, aanwezig waren, een bewijs dat daar niet massaal mensen kunnen zijn vergast. Dit afgezien van nog talloze andere omstandigheden welke die ruimten daarvoor als absoluut ongeschikt kenmerken. (Het volgende punt gaat daar uitvoerig op in).

Concrete forensische bewijzen voor "de gaskamers" zijn er dus niet; sterker nog, onderzoek toont aan dat deze ruimten onmogelijk als zodanig kunnen hebben gediend.

Bij de bevrijding van Auschwitz door de Russen in januari 1945, viel onder meer het complete archief van de Bau-abteilung van het kamp ongeschonden in hun handen. Holocaust-coryfee Van Pelt stelt dat de nazi's "vergeten" waren het te vernietigen.
Het archief bevatte onder meer vele tienduizenden documenten en tekeningen over ontwerp, bouw, uitbreidingen, reparaties, installaties, enz. van alle gebouwen in en rond het gigantische kamp. Ook alle tekeningen van ruimten die nu als "gaskamers" bekend staan bevinden zich daaronder.
Geen van die tekeningen droeg het stempel "Geheim". Holocaustprofessor Van Pelt, een knap illusionist, zegt daarover: Het was zo geheim dat niemand mocht weten dat het geheim was en daarom werd het niet geheim gehouden.... Uit geen van de tekeningen blijkt dat het om "gaskamers" gaat. Ook geen van de andere documenten geeft daarvoor enige objectieve aanwijzing. Wel zijn later bestelorders voor douchekoppen en metalen deuren als secundair "bewijs" voor de zgn. gaskamerfunctie aangevoerd. Daarop kom ik later gedetailleerd terug.

Er bestaat niet één "gaskamer" in ongewijzigde staat. In de punten 18 en 19 wordt bewezen dat de aan miljoenen toeristen getoonde "gaskamers" van Dachau, Auschwitz I en Mauthausen na de oorlog gebouwde vervalsingen zijn. Van andere, bijv. Stutthof (oostelijk van Gdansk) is zelfs voor de leek duidelijk dat daarin geen mensen kunnen zijn "vergast", omdat ze veel te klein zijn of duidelijk bestemd geweest voor het ontsmetten van kleding. De nooit bestaand hebbende ‘gaskamer' van Sachsenhausen is eveneens een populaire bedevaartplaats. Dat is des te navranter omdat zich daar massagraven bevinden van 26.400 Duitsers die na de oorlog door de Amerikanen werden gedood en van 12.000 anderen die na de oorlog omkwamen toen de Russen in dat kamp politieke gevangenen vasthielden. Inmiddels zijn daar omvangrijke herstelwerkzaamheden gaande die alle sporen van de naoorlogse massamoorden op Duitsers zodanig zullen presenteren dat men de indruk krijgt dat het allen slachtoffers van de nazi's waren.

  14. GEEN CYANIDESPOREN IN 'GASKAMERS' AUSCHWITZ

Bij het eerste proces tegen Ernst Zündel (1988) in Canada kwam onder meer de vraag aan de orde of in de "gaskamers" van Auschwitz honderdduizenden mensen "vergast" kunnen zijn. De revisionisten bestreden dat en stuurden daarom in het geheim Amerika's meest befaamde gaskamerspecialist, Fred A. Leuchter, naar het communistische Polen om monsters van plafonds en muren van de "gaskamers" te nemen en een oordeel te geven over de geschiktheid voor massavergassingen van die ruimten.

Leuchter was een excellent specialist op zijn vakgebied, maar geen chemicus. Hij was ook geen revisionist en had geen enkele politieke achtergrond.
Hij verbond aan zijn medewerking één voorwaarde: als zijn bevindingen zouden aantonen dat de betreffende ruimten wél als gaskamers konden zijn gebruikt, zou hij dat ook bekendmaken. Zijn voorwaarde werd geaccepteerd en Leuchter reisde af naar Auschwitz en Majdanek.

Onder moeilijke omstandigheden en het risico lopend te worden gearresteerd, verzamelde hij in de veronderstelde "gaskamers" clandestien op diverse plaatsen monsters van wanden en plafonds. Hij hield nauwkeurig bij onder welke fysische omstandigheden, op welke plaatsen, etc. en legde dat vast op film.

Ter vergelijking nam hij ook monsters in een ruimte waar de nazi's met Zyklon-B kleding enz. ontsmetten.

Terug in Amerika liet hij de monsters onderzoeken op sporen van HCN (blauwzuur) en Pruisisch blauw, een onvergankelijk residu van blauwzuur, bij een van de meest gerenommeerde chemische onderzoeksinstituten in de VS. Hij vertelde niet waar de monsters vandaan kwamen.

De resultaten waren sensationeel: de meetwaarden voor de zogenaamde gaskamers bleken van 0 tot waarden beneden de meettolerantie te liggen en die voor de ontsmettingsruimte tot 1.000 maal hoger.
De in de "gaskamers" gemeten waarden waren daarmee gelijk aan die in gewone gevangenenbarakken en de minimale gemeten hoeveelheden vermoedelijk afkomstig van periodieke schoonmaak- en ontsmettingsacties.

Dat weersprak dat in de zogenaamde gaskamers enorme aantallen mensen met blauwzuurgas (Zyklon-B) zouden zijn "vergast". Leuchter schreef over zijn onderzoek een Rapport, waarin hij stelde dat deze "gaskamers" ook om andere redenen nooit als "gaskamer" hebben kunnen dienen. De conclusie van zijn Rapport:
Na bestudering van de beschikbare literatuur, onderzoek en evaluatie van de bestaande faciliteiten in Auschwitz-Birkenau en Majdanek en op basis van expertise van ontwerpcriteria, werking van gaskamerprocedures, onderzoek van crematoriumtechnologie en inspectie van moderne crematoria, heeft de auteur geen bewijzen gevonden dat een van de als gaskamer aangeduide gebouwen ooit als zodanig is gebruikt en stelt verder, dat deze faciliteiten door ontwerp en constructie onmogelijk kunnen zijn gebruikt als executiegaskamers.
De joodse aanklagers van Zündel trachtten het Leuchter's Rapport uit de processtukken te laten verwijderen. Zij hadden in zijn privégeschiedenis gewroet en ontdekt dat Leuchter zich Ir. noemde en in werkelijkheid ing was. Het lukte hen (toen) niet.

We zullen hier niet ingaan op de smerige praktijken welke joodse lobby's ter beschikking staan om hun vijanden kapot te maken. Die leidden uiteindelijk tot de zakelijke en maatschappelijke vernietiging van Leuchter. Dat is een ander verhaal.

Leuchter's resultaten werden op de bekende wijze door de joods-overheerste media eerst doodgezwegen, toen belachelijk gemaakt, daarna gecriminaliseerd en tenslotte volkomen verdraaid. Dat bleek echter niet voldoende om de impact van Leuchter's onderzoek te neutraliseren en daarom kreeg het Pools Forensisch Instituut in Krakow bij Auschwitz opdracht een contra-onderzoek te doen, met de bedoeling Leuchter's Rapport onderuit te halen. Groot was de consternatie toen de Poolse metingen Leuchter's resultaten bevestigden.

Natuurlijk kon men met zo'n mededeling niet naar buiten komen, dus werd Leuchters onderzoek op een andere manier waardeloos verklaard: “Ziet u, Leuchter heeft geen gelijk, want u moet begrijpen dat door zure regen, sneeuw, etcetera, de cyanidesporen van de gaskamers in de loop der jaren natuurlijk zijn verdwenen.”

Een aperte leugen en meervoudige wetenschappelijke fraude. Want, zoals gespecialiseerde chemici weten, verdwijnt dit soort blauwzuursporen - net zo min als roest - door deze factoren NIET en bovendien werden in monsters die NOOIT aan weersomstandigheden waren blootgesteld (binnen het gebouw) evenmin cyanidesporen gemeten. Feiten waarvan de Poolse ‘onderzoekers' uiteraard perfect op de hoogte waren.

Omdat Leuchter geen chemicus was en zijn onderzoek onder moeilijke omstandigheden plaatsvond, werden later enkele kleine onnauwkeurigheden vastgesteld, die echter aan zijn algehele conclusie niets afdoen. Leuchter komt de eer toe baanbrekend forensisch onderzoek naar "gaskamers" te hebben verricht en belangrijk te hebben bijgedragen aan het vinden van de waarheid daarover.

De briljante Duitse chemicus en revisionist Germar Rudolf verrichtte later eveneens onderzoek, een onderzoek dat vanuit chemisch-wetenschappelijk oogpunt boven elke kritiek verheven is. Het versterkte en verdiepte de conclusies van Leuchter. Rudolf rekende bovendien in zijn Rudolf Report definitief af met de frauduleuze afleidingsmanoeuvres van de Poolse chemici en anderen.

Dr. Germar Rudolf noemde de frauduleuze houding van de officiële Poolse chemici, die werkten voor het Auschwitz Staatsmuseum, een van de grootste wetenschappelijke vervalsingen van de 20e eeuw.

Niettemin was er recentelijk een andere professor in de chemie die beweerde dat HCN "niet in staat is verder dan éénhonderdste millimeter in muren door te dringen" en daarom de in de "gaskamers" gemeten waarden honderdvoudig moeten worden verhoogd.
Rudolf toonde uiteraard wetenschappelijk de schandelijke nonsens daarvan aan, maar iedere leek die in Auschwitz en andere kampen de ontluizingsgebouwtjes ziet, kan vaststellen dat de muren daarvan zelfs aan de buitenkant blauw zijn uitgeslagen: het HCN is van binnenuit dwars door de muur naar buiten gedrongen !

Het treurige is dat weinigen in staat zijn de leugenachtigheid van dit soort opmerkingen van onder holocaustchantage levende "vooraanstaande geleerden" te ontmaskeren. Wie alles over "gaskamers" wil weten, leze het Rudolf Report, te downloaden op http://www.vho.org/

  15. GEEN CYANIDESPOREN, GEEN MASSALE VERGASSINGEN

Het feit dat in de veronderstelde "gaskamers" van Auschwitz en Majdanek (de enige kampen waarvan gezegd wordt dat daar met Zyklon-B werd "vergast") geen sporen van HCN zijn gevonden, sluit menselijkerwijs uit dat daar honderdduizenden op die wijze om het leven werden gebracht.

Is het mogelijk dat honderdduizenden mensen in gaskamers werden vergast met blauwzuurgas uit Zyklon-B, zonder dat in vloeren, muren en plafonds daarvan noemenswaardige sporen worden teruggevonden?

Het antwoord is nee. Blauwzuur (hydrocyanide of HCN) is een kleurloze vloeistof die bij een temperatuur van 25,7 ºC geleidelijk overgaat in gasvorm. Het gedraagt zich in bepaalde opzichten als water, condenseert op koelere oppervlakken en dringt dan als vloeistof in poreuze materialen zoals beton, cement, baksteen, stucwerk, voegen, enz.
Dat zou net zoals vocht ook weer na korte tijd verdwijnen, ware het niet dat HCN reageert met onder andere ijzerdeeltjes (ferrocyanides) in deze bouwmaterialen en daarbij een blauwe kleurstof vormt: IJzerblauw of Pruisisch blauw. IJzer komt in grote hoeveelheden in bouwmaterialen voor; het geeft onder andere de rode kleur aan bakstenen. Pruisisch blauw is het bewijs dat deze materialen in contact zijn geweest met HCN.

Het gevormde Pruisisch blauw heeft een buitengewoon grote chemische stabiliteit, waardoor het zeer slijtvast is en onder normale omstandigheden onoplosbaar. Na honderd jaar is het nog zichtbaar in de bouwmaterialen waarin het werd gevormd; het blijft aanwezig zolang die materialen bestaan.

Omdat de meeste bouwmaterialen HCN gemakkelijk opnemen zijn de muren van ontsmettingsruimten voor kleding, etc. in Auschwitz, Majdanek, Stutthof, enz. (waarin Zyklon-B werd gebruikt), niet alleen aan de binnenkant blauw, maar ook aan de buitenkant.

De omstandigheden in de "gaskamers", de gebruikte materialen, de afwezigheid van beschermende coatings, de vochtigheid, de temperatuur, de periode van de veronderstelde vergassingen, de daarvoor benodigde hoeveelheden Zyklon-B, enz. waren elk voor zich ideaal voor de vorming van Pruisisch blauw.

Dat daarvan in de veronderstelde gaskamers minder dan niets is gevonden, maakt het onmogelijk dat daar massaal mensen met Zyklon-B zijn "vergast".

  16. ZYKLON-B: NORMAAL ONTSMETTINGSMIDDEL

Tot tientallen jaren na de oorlog was het noemen van de naam "Zyklon-B" voldoende om het grote publiek de rillingen over het lijf te jagen. Zyklon-B was toch dat speciale dodelijke gas dat de Duitsers in de "gaskamers" gebruikten? Speciaal ontwikkeld om miljoenen Joden mee te vergassen?

Pas veel later kwam de werkelijkheid over dit product aan het licht. Het was helemaal niet ontwikkeld om mensen mee te "vergassen". Het was een veelgebruikt ongediertebestrijdingsmiddel dat al vanaf 1922 in grote hoeveelheden werd geproduceerd door Degesch GmbH, (Deutsche Gesellschaft für Schädlingsbekämpfung, Duitse Maatschappij voor Ongediertebestrijding) een onderdeel van IG Farben. Het product bestond uit gipskorrels geïmpregneerd met hydrocyanide (HCN, blauwzuur; vandaar de ‘B' in de naam). Het was verpakt in bussen van verschillende inhoud met op de etiketten in grote letters de naam van het product en de leverancier Degesch. Het werd geproduceerd om mensenlevens te sparen. Een zegen voor die tijd.

Zyklon-B werd in het DDT-loze tijdperk bij tienduizenden tonnen geproduceerd en onder meer geëxporteerd naar Zwitserland, Noorwegen en Finland waar het werd gebruikt als ontluizingsmiddel en ongediertebestrijding: vlooien, wandluizen, teken, kakkerlakken, houtwormen, termieten, ratten, enz. Het was zeer efficiënt omdat het niet alleen luizen e.d doodde, maar ook de eieren, larven en cocons en het drong door op de meest moeilijke plaatsen, naden, kieren, zomen, enz.
Grootafnemers waren de Duitse overheid (scholen, gebouwen, kazernes), scheepvaart (binnenvaart en zeeschepen), spoorwegen (treinstellen, trams en bussen), bedrijven (opslagplaatsen, silo's), de landbouw, enz.
Op plaatsen waar veel mensen bijeen kwamen, concentratiekampen en in het leger, werd het hoofdzakelijk gebruikt tegen kledingluis, de overbrenger van de besmettelijke en dodelijke ziekte tyfus.

Luizen waren een gevaar overal waar veel mensen bijeen leefden. De kledingluis nestelde zich in kleding, matrassen, dekens, enz. Ze gedijden onder slechte hygiënische omstandigheden in koudere gebieden. In Oost-Polen, Wit Rusland en Oekraïne was tyfus endemisch. In de Duitse kampen, waar tienduizenden mensen uit alle delen van Europa bijeen waren, was het gevaar voor epidemieën dan ook groot.
Tyfus door luizen veroorzaakt, eiste in de tijd dat er nog geen penicilline bestond in korte tijd enorme aantallen doden. Hans Zinsser, een Amerikaans medisch-historicus schreef over tyfusepidemieën in Oost-Europa: “Tussen 1917 en 1923 kwamen dertig miljoen gevallen van tyfus voor, met alleen in Europees Rusland al drie miljoen doden”.

Zyklon-B werd dan ook niet ontwikkeld voor het uitroeien van mensen, het werd ontwikkeld om mensenlevens te redden.

Na de bevrijding in Duitse kampen gevonden bestelformulieren voor Zyklon-B zijn dan ook niet, zoals de holocaustpropaganda triomfantelijk beweert het "bewijs" dat er mensen mee werden "vergast". Officiële holocausthistorici hebben vastgesteld dat zeker 96% van alle Zyklon-B in Auschwitz is gebruikt voor ontsmetting. Wij moeten geloven dat met de overige, niet getraceerde 4%, miljoenen mensen zijn "vergast".

Maar was Zyklon-B eigenlijk wel geschikt om mensen mee te "vergassen"?


  17. ZYKLON-B: EEN ABSURD GASKAMERGIF

Zyklon-B bestond uit gipskorrels geïmpregneerd met hydrocyanide (HCN ofwel blauwzuur). Blauwzuur is een kleurloze, uiterst giftige en licht ontvlambare vloeistof, die bij een omgevingstemperatuur hoger dan 25,7°C langzaam uitwasemt. De damp (gas) is persistent (hardnekkig), hecht zich gemakkelijk aan oppervlakken en is in grotere concentraties explosief. Het is dodelijk bij inademing of huidcontact. Zonder luchtcirculatie en toevoer van warme lucht verdampt het traag en verspreidt het zich nauwelijks.
Degesch leverde ook de noodzakelijke apparatuur voor ontluizingsruimten voor kleding enz.(Gaskammern) bestaande uit een gecombineerd verwarmings- en circulatiesysteem. Degesch heeft duizenden van die systemen geproduceerd en geleverd, inclusief know-how. (Zo'n systeem, of iets wat daarop lijkt, is overigens nooit bij of in een van de zgn. homocidegaskamers aangetroffen, net zo min als de daarvoor benodigde gaten en leidingen in muren en plafonds, of sporen daarvan.)

Volgens de gebruiksinstructie voor Zyklon-B mocht een met dat product behandelde ruimte pas na 20 uur intensief ontluchten worden betreden. Eerder binnengaan zonder gasmasker en beschermende kleding was gelijk aan zelfmoord.

Over de veronderstelde werking van Zyklon-B in "gaskamers":

De Zyklon-B korrels werden volgens de JHV o.m. door gaten in het plafond van de "gaskamers" (die overigens nooit zijn aangetroffen!) naar beneden gegooid en kwamen dan op de betonnen vloer terecht.

Verdamping van blauwzuur uit de gipskorrels vindt plaats bij temperaturen boven 25,7 ºC.
De belangrijkste "gaskamers" (Krema's II en III) waren voor tweederde ondergronds en niet verwarmd (het waren lijkenkelders!), koud en vochtig.

Verdamping van het blauwzuurgas uit de korrels geschiedt onder die omstandigheden extra traag. Voorzieningen die de verdamping konden versnellen zijn nooit in of aan "gaskamers" aangetroffen noch in getuigenissen genoemd.

De koude en vochtige omstandigheden bemoeilijkten de verdamping nog verder, om niet te zeggen maakten dat practisch helemaal onmogelijk. Immers, bij toenemende Relatieve Vochtigheid vertraagt de verdamping en bij 100% RV (dauwpunt) vindt helemaal geen verdamping meer plaats.

Indien niettemin van enige verdamping sprake was, circuleerde het gas niet door de ruimte. In de (volgens getuigen) overvolle ruimten zou het blauwzuurgas vanaf de vloer nauwelijks kunnen circuleren en is dan vrijwel onwerkzaam.

De ‘gaskamers' van crematoria I, II en III, waar de meeste Zyklon-B vergassingen zou hebben plaatsgevonden hadden geen mogelijkheid Zyklon-B toe te voeren, te verwarmen, het gas te laten verdampen en/of te laten circuleren. Circulatie is bepalend voor de werking van Zyklon-B; ‘geen circulatie, geen vergassingen'.

Na de veronderstelde vergassingen - ca. 1.500 mensen per keer - onstaat een volgend probleem: hoe zonder ventilatiesysteem een zeer giftig gas af te voeren? Behalve in de Krema's II en III, die een minimale vorm van ventilatie hadden, bezaten de twee andere "gaskamers" helemaal geen mechanische ventilatie. De enige oplossing was deuren en ramen tenminste 20 uur lang open te zetten. Maar daar was geen tijd voor, want volgens de JHV werden er dagelijks 10-12.000 Joden "vergast".

Sommige getuigen vertelden dat de lijken ‘sofort' door een Sonderkommando met gasmaskers uit de "gaskamers" werden verwijderd. Dat lijkt problematisch want er waren destijds geen gasmaskerfilters die langer dan 5 minuten bescherming konden bieden tegen blauwzuurgas. Anderen vertelden dat het Sonderkommando tien minuten na de "vergassing" zonder maskers etend en rokend haar werk deed en dat was dus nog problematischer.
Als het Sonderkommando daarbij in leven zou zijn gebleven, zouden zij alsnog zijn gestorven zodra het op vloeren, muren en lijken gecondenseerde blauwzuur hun onbeschermde bezwete huid was binnengedrongen....

"Vergassing" onder deze door "getuigen" gemelde omstandigheden zou alleen mogelijk zijn geweest indien onwaarschijnlijk grote hoeveelheden Zyklon-B zouden zijn gebruikt. Dat zou weer enorme gevaren voor het personeel in de rest van het gebouw hebben opgeleverd alsmede de kans op explosies extreem hebben vergroot.

Als we de JHV mogen geloven deden de Duitsers bovenmenselijke inspanningen om hun veronderstelde miljoenenmoord "geheim" te houden. Waarom dan Zyklon-B gebruikt, dat zoals bekend eeuwenlang sporen van Pruisisch blauw achterlaat?

Waarom dit insecticide in plaats van een gas zonder al deze nadelen?

Uit een oogpunt van massavernietiging was Zyklon-B een volstrekt absurd middel.

Het gebruik ervan had de volgende ernstige nadelen, stuk voor stuk vermijdbaar als men een ander gas zou hebben gebruikt:
  • Relatief lange verdampingstijd
  • Relatief lange tijd voordat de dood intreedt
  • Bewuste en pijnlijke dood voor slachtoffers
  • Uiterste giftigheid voor gaskamerpersoneel
  • Dodelijk bij huidcontact
  • Gespecialiseerd goed opgeleid personeel nodig
  • Bij bepaalde omstandigheden explosief
  • Uiterst giftige lijken, dodelijk bij aanraken
  • Uiterst giftige ruimten na afloop
  • Condens op muren gevaarlijk en moeilijk verwijderbaar
  • Vergt intensieve schoonmaak van de ruimten
  • Extreem lange ventilatietijden nodig
  • Lastig in de ruimten te brengen
  • Gebruikte korrels lastig op te ruimen
  • Duur
  • Product moest speciaal besteld worden
  • Bestel-, opslag- en transportprocedures nodig
  • Daardoor niet verborgen te houden
  • Laat eeuwig sporen van Pruisisch blauw na

Waarom zouden de nazi's zich al deze problemen op de hals hebben gehaald als er onbeperkt een spotgoedkoop "gas" voorhanden was dat geen van deze nadelen had?

Zo'n gas was bijvoorbeeld koolmonoxide.

Koolmonoxide doodt snel en pijnloos, laat geen giftige of andere sporen na en is voor de uitvoerders ongevaarlijk. Bij langdurige inademing is 0,1% koolmonoxide in de lucht reeds dodelijk. Het uitlaatgas van een eenvoudige stationair draaiende benzinemotor bevat 4-8% koolmonoxide, ruim voldoende om een flinke kamer met mensen in 20-25 minuten te doden.

Bij gebrek aan fossiele brandstof gebruikten de Duitsers in de oorlog op hun vrachtwagens zgn. houtgasgeneratoren. Dat waren beperkte en eenvoudige installaties, op honderdduizenden Duitse vrachtwagens gemonteerd. Ze werden gestookt met hout, papier en ander afval. De generator produceerde zgn. generatorgas waarop de vrachtwagenmotor uitstekend liep.
Dat generatorgas bevatte maar liefst 18-35% koolmonoxide. Bij inademing ervan trad de dood binnen 5 á 10 minuten in; daarvoor werden alle chauffeurs gewaarschuwd.
Generatorgas was behalve goedkoop (opgewekt met water, afval, hout, papier, enz.) overal en onder alle omstandigheden beschikbaar. Het hoefde niet gefabriceerd, opgeslagen of getransporteerd te worden. Bestellen was niet nodig en het liet nergens enig spoor na, noch documentair noch materieel. Het liet geen giftige restanten achter, vereiste geen reiniging van executieruimten, geen specifieke kennis, kortom, een ideaal en in onbeperkte hoeveelheden beschikbaar dodelijk gas, zonder alle genoemde nadelen van het onzinnige Zyklon-B insecticide.

Het lijkt erop dat de aanwezigheid van Zyklon-B met de reputatie van hoge giftigheid in de Duitse kampen na de oorlog de fantasie van gruwelauteurs op hol heeft doen slaan en dit de werkelijke reden is waarom dit insecticide tot het beruchtste "gas" voor "massavergassingen" kon worden.

Een andere reden is namelijk niet te verzinnen.

"Vergassingen" met Dieseluitlaatgas

Men zou het bijna over het hoofd zien, maar volgens de JHV is het grootste deel van de Joden niet "vergast" met Zyklon-B, maar met dieseluitlaatgas.
Volgens de Holocaust Memorial Museum site zijn daarmee in de kampen Belzec, Chelmno, Sobibor en Treblinka, 1,7 miljoen mensen om het leven gebracht.

Het verhaal wordt eentonig, maar ook daarvoor zijn geen bewijzen en de verklaringen van getuigen die als bewijs worden aangevoerd blinken uit in tegenstrijdigheden en natuurwetenschappelijke ficties.

Volgens belangrijke getuigen van de JHV werden bij "vergassingen" in die kampen motoren van buitgemaakte Russische tanks gebruikt en dat waren uitsluitend Dieselmotoren.
Dat zadelt ons echter op met een levensgroot probleem: met uitlaatgassen van Dieselmotoren kunnen onmogelijk mensen worden ‘vergast'.

Uitlaatgassen van Dieselmotoren stinken weliswaar om van te stikken, maar ze bevatten een hoog percentage zuurstof en een uiterst laag percentage koolmonoxide. Te laag om mensen mee te doden.
Integendeel, als men veel mensen in een afgesloten ruimte samenbrengt is de lucht in ca. 10 minuten tweemaal in- en uitgeademd. Voert men dan Dieseluitlaatgas toe, dan daalt het zuurstof-gehalte niet, maar het zuurstofgehalte stijgt! Dieseluitlaatgas vertraagt het ‘verstikkingsproces'. Kijkt u maar: lucht bestaat uit 79% stikstof en 21% zuurstof. Dieseluitlaatgas bestaat uit bijna 75% stikstof, 18% zuurstof (plus 3,5% CO2, 0,1% NOx, 3,5% H2O en 0,1% CO). Het zuurstofgehalte in dieseluitlaatgas is daarmee groter dan van uitgeademde lucht, waarvan wij weten (bijv. van mond-op-mondbeademing) dat dit mensen in leven houdt.

We gaan hier niet verder op in, maar neemt u gerust aan dat met Dieseluitlaatgas onmogelijk mensen kunnen worden "vergast".

Wie dit niet gelooft, daag ik uit mij 1 geval, één geval slechts te noemen waarbij iemand ergens in de wereld het leven liet tengevolge van inademing van Dieseluitlaatgas.

Niettemin zegt de JHV dat daarmee 1.700.000 Joden werden "vergast".....

  18. DE VERVALSTE GASKAMER IN AUSCHWITZ

De aan media en toeristen getoonde “gaskamer” in het hoofdkamp van Auschwitz was de lijkenopslagruimte van het voormalige crematorium, in 1948 door de Polen omgebouwd tot “gaskamer”. Miljoenen nietsvermoedende mensen werden in de loop der jaren door die ruimte gevoerd in de veronderstelling een "gaskamer" te zien waarin tienduizenden Joden waren "vergast".
Een beetje naïef overigens, want het gebouwtje ligt zichtbaar ingeklemd tussen andere gebouwen, vlak naast bijvoorbeeld het ziekenhuis.

Het Rudolf Report (gratis te downloaden op http://www.vho.org/) toont o.m. 3 plattegronden (Fig. 21, 22 en 23) van dat crematorium ("gaskamer") in drie stadia van haar bestaan: 1. Originele bouwtekening als crematorium; 2. De na ingebruikname van de grote crematoria in Birkenau door de Duitsers in 1944 tot schuilkelderruimte omgebouwde lijkenkelder ("gaskamer"); 3. De situatie na de Poolse verbouwing tot show"gaskamer".

Duidelijk waarneembaar is dat in de fasen 1 en 2 onder de Duitsers de situatie voor "vergassingen" ronduit absurd was. De toegang tot de "gaskamer" was alleen bereikbaar via de verbrandingsruimte van het crematorium! De 5 á 600 slachtoffers moesten dus de ovens en daar liggende lijken passeren om in de "gaskamer" te komen. Men kan zich voorstellen dat dit per definitie (ondanks de obligate "handdoek en stukje zeep") tot grote paniek zou hebben geleid.

Eric Conan, fervent JHV-aanhanger, schreef over deze "gaskamer" in L'Express van 26 januari 1995 in het artikel La Mémoire du Mal:
Toen in 1948 het Auschwitz Museum werd gebouwd, werd Crematorium I in de veronderstelde originele staat gebracht. Alles eraan is vals (Tout y est faux): de afmetingen, de plaats van de deuren, de opening om Zyklon B in te gooien, de ovens (herbouwd op aanwijzing van enkele overlevenden), de hoogte van de schoorsteen. Aan het eind van de jaren zeventig wees Professor Robert Faurisson al op deze falsificaties, toen de officials van het Museum nog luidkeels de echtheid volhielden...
De voor echt versleten reconstructie heeft weinig met de toenmalige werkelijkheid gemeen. Een nieuwbouwschoorsteen, op een verkeerde plaats, niet in verbinding met de eveneens nep-ovens. Verwijderde tussenmuren waardoor de zogenaamde gaskamer 5x zo groot werd. Valse, vroeger niet bestaande ingang. Nooit aanwezig geweest zijnde "inwerpgaten voor Zyklon-B", enz., enz.
De vervalsing is zo gênant dat zichzelf respecterende JHV-historici als Poliakov, Wellers, Hilberg en Pressac geen foto's van deze ‘gaskamer' meer in hun boeken afdrukken.

Onnodig te zeggen dat in nog bestaande gedeelten die tot de originele bouw behoorden (bepaalde wanden, vloeren, plafonds) geen sporen van cyanide werden gevonden...

De Franse jodin Olga Wormser-Migot schreef in 1968 een boek over Nationaal-socialistische concentratiekampen, dat als een standaardwerk wordt beschouwd. Daarin schrijft zij: Auschwitz I ….. het modelkamp en tegelijkertijd het administratieve centrum, had geen gaskamer.

Op 8 januari 1979 schreef de toenmalige Duitse minister van Buitenlandse Zaken Hans Dietrich Genscher in antwoord op een brief van ene meneer Stuparek, die het bestaan van gaskamers in Auschwitz betwijfelde: Ook ik weet dat er in het Auschwitz hoofdkamp geen gaskamers waren.

Historicus David Irving tijdens een proces wegens smaad tegen de zionistische haatpriesteres Deborah Lipstadt:
"We weten thans dat de gaskamer in Auschwitz die aan toeristen wordt getoond een vervalsing is die drie jaar na de oorlog door de Polen werd gebouwd, net zoals die welke de Amerikanen bouwden in Dachau. Dit kan leiden tot gefronste wenkbrauwen in bepaalde onderdelen van de gemeenschap en als hen dat kwetst dan verzeker ik het Hof dat me dat spijt en dat mijn bedoeling niet is geweest. Maar het feit blijft dat mijn opmerkingen juist zijn, zoals in 1995 door de Polen werd toegegeven."


  19. DE VERVALSTE GASKAMER IN DACHAU

Ook de ‘gaskamer' van een ander berucht nazikamp, Dachau, werd na de oorlog (1945-46) - ditmaal door de Amerikanen – gebouwd. Dat ook de Amerikanen een ‘gaskamer' voor propaganda lieten bouwen is het bewijs voor een vanaf het begin gevoerde en georchestreerde internationale demoniseringsstrategie.

De Amerikaanse legerkapitein Homer G. Richey was vier weken na de oorlog in Dachau als staflid van Ambassadeur Robert Murphy, politiek adviseur van Eisenhower. Ook hij verklaarde dat daar geen gaskamer was.
"Wel kwam er een hogere autoriteit van het Amerikaanse bezettingsleger, een militair of een burger, dat weet ik niet, die verordonneerde dat er een gaskamer moest worden gebouwd, hetgeen gebeurde.
Ook was ik enkele dagen na de bevrijding van Buchenwald op 11 april 1945 aanwezig. Ook daar was een crematorium, maar geen gaskamer."
Een ambtenaar van het US Ministerie van Defensie, S. Pinter, zei over de claims van massavernietigingen in Duitse concentratiekampen in een rapport:
Na de oorlog was ik 17 maanden in Dachau als US aanklager voor oorlogsmisdaden; ik verklaar dat daar geen gaskamer was. Wat aan bezoekers en toeristen werd getoond en foutief gaskamer werd genoemd was een crematorium. Ook in de andere concentratiekampen in Duitsland waren geen gaskamers. Ons werd gezegd dat er een gaskamer in Auschwitz was, maar dat lag in de Russische bezettingszone; dat konden we niet onderzoeken omdat de Russen dat niet toestonden.
Naar "gaskamers" in de Westelijke geallieerde sector werd na de oorlog tenminste nog onderzoek gedaan. Hoewel veel later openbaar gemaakt, werd al snel vastgesteld dat daar nergens was "vergast". In de Russische sector was echter elk onafhankelijk onderzoek verboden: is het toeval dat thans wordt gezegd dat de zgn. "vernietigingskampen" allemaal in Polen lagen?

Tot in de jaren negentig werd de ‘gaskamer' van Dachau aan media en toeristen getoond met de toevoeging dat "daarin 25.000 Joden zijn vergast". Tegenwoordig vertellen gidsen dat de ‘gaskamer' is nagebouwd om
Eeuwig te Gedenken en een indruk te geven hoe ze er zouden hebben uitgezien als ze wel had bestaan(!)
Hoewel onomstotelijk vaststaat dat in Dachau nooit iemand is vergast, zijn er niettemin ‘ooggetuigen' die bij hoog en bij laag het tegendeel beweerden. De joodse apotheker Philip Auerbach werd door de nazi's tot langdurige gevangenisstraf veroordeeld. Hij werd naar Auschwitz overgebracht en verbleef daar twee jaar. In die twee jaar heeft hij in Auschwitz niets van vergassingen waargenomen, maar hij getuigde wel dat ‘in Dachau 238.000 Joden zijn vergast'! (Na de oorlog werd hij staatssecretaris van Beieren en veroordeeld wegens verduistering van geld dat hij loskreeg als schadevergoeding voor niet bestaande Joden).

De waarheid over Dachau is dat daar in de vijf oorlogsjaren van 1940 t/m 1945 in totaal 27.839 gevangenen stierven. Meer dan tweederde van hen (19.296) stierven in de laatste 7 oorlogsmaanden tengevolge van epidemieën en de erbarmelijke omstandigheden die toen ontstonden. De volgende cijfers illustreren dat: In de maand januari 1944 stierven er 54 gevangenen; in februari 101; een jaar later, in januari 1945, waren dat er echter 2.888 en in februari 3.977! Deze verhoudingen zijn min of meer representatief voor de meeste Duitse kampen.

Op de holocaustpromotie site Holocaust History Project vindt men eveneens nog steeds "essays" met misleidende titels als The Dachau Gas Chambers. Wie denkt daarin iets te vinden over "gaskamers" komt bedrogen uit. Ondanks maar liefst 46 foto's met boven elk ervan in vette letters The Dachau Gas Chambers wordt (uiteraard) niet het minste bewijs voor een "gaskamer" in Dachau geleverd. Alleen bla,bla,bla. Dat spreekt natuurlijk vanzelf, want er waren nooit "gaskamers" in Dachau. Niettemin wordt voor de argeloze leek op listige wijze de leugenachtige suggestie gewekt dat "Dachau" en "gaskamers" iets met elkaar te maken hebben. Een voorbeeld van het grootschalige, nimmer tegengesproken, bedrog door de holocaustpromotie.

  20. GEEN ORIGINELE GASKAMERS

Onder "originele" gaskamer wordt verstaan een ruimte die qua ontwerp en inrichting geschikt is om op de veronderstelde wijze mensen te "vergassen". Een ruimte dus waarvan onafhankelijk expertise-onderzoek zou vaststellen: "Hierin konden op de aangegeven wijze massaal mensen zijn vergast."
Sinds de oorlog kon in geen enkel geval zo'n ruimte worden getoond.
Serieus onderzoek daarnaar werd door de verspreiders van de joodse holocaust versie - ondanks aandrang van revisionistische zijde - nooit uitgevoerd. "Argument" daarvoor: "Alles is door de Duitsers verwoest en de holocaust is de waarheid, daarvoor zijn geen onderzoeken of feiten nodig. Onderzoek is "antisemitisch".

Eerder zagen we dat de ruimten die in Auschwitz I en Dachau als "gaskamers" worden aangeduid, pas na de oorlog als zodanig werden ingericht. Ook de veronderstelde gaskamer van Birkenau kan in de getoonde staat onmogelijk als zodanig zijn gebruikt (geen inwerpgaten, geen luchtcirculatie, een houten deur met een raam, geen cyanidesporen, enz., enz.).

De historicus Jean-Claude Pressac - overtuigd van het bestaan van gaskamers in Auschwitz - stelde onomwonden in zijn monumentale boek Auschwitz: Technique and Operation of the Gas Chambers dat er geen bewijzen of sporen van gaskamers in Auschwitz-Birkenau zijn gevonden. Hij onderzocht zeven gebouwen op ‘gaskamersporen' en vond daarvan uiteindelijk niets.
Pressac tracht met zijn boek revisionistische kritiek te weerleggen door 37 ‘criminele sporen' van vernietiging in Auschwitz op te voeren die het bestaan "gaskamers" moeten bewijzen, maar geeft eerlijk toe dat zijn "sporen" geen bewijzen genoemd kunnen worden. Revisionistische weerleggingen rekenden op overtuigende wijze met zijn betoog af (Enrique Aynat. Neither Trace nor Proof: The seven Auschwitz "Gassing" sites).

 

21. GEEN HARDE FORENSISCHE OF DOCUMENTAIRE BEWIJZEN

De Joodse Holocaust Versie laat ons geloven dat alle concrete sporen van de miljoenenmoord door de nazi's werden uitgewist. Vrijwel niets concreets lieten de nazi's achter. Geen bevel van Hitler of andere topnazi's voor de uitroeiing van de Joden, geen gerichte documenten, geen Plan, Draaiboek of Budget, geen forensische sporen van gaskamers en vergassingen. Geen demografische statistieken die kunnen aantonen dat er na de oorlog zes miljoen Joden minder op de wereld waren dan ervoor. Zelfs geen spoor van miljoenen lijken.
Rekent u er maar gerust op dat als die harde bewijzen er wel zouden zijn, dat van de daken zou worden geschreeuwd.

Een reden waarom er nooit forensisch onderzoek werd gedaan naar wat toch verondersteld wordt de grootste en meest criminele moordpartij uit de menselijke geschiedenis te zijn geweest lijkt eenvoudig te noemen: forensisch onderzoek en forensische feiten spreken het bestaan van ‘gaskamers' voor massale ‘vergassingen' tegen.

Leuchter was de eerste die serieus forensisch onderzoek deed en de resultaten waren onthullend. Hij schreef in zijn tweede Rapport:

“Bij geen van de onderzoeken in Polen, Duitsland en Oostenrijk werden ooit apparatuur of constructiemiddelen typisch voor gaskamers gevonden. Geen ventilatiepijpen van de vereiste hoogte, geen ventilatoren, geen gasgeneratoren, geen invoerlucht-verwarming, geen speciale verf of coatings op muren, plafonds, vloeren, geen veiligheidsvoorzieningen voor bedieners en geen coherente ontwerpkenmerken voor de veronderstelde gaskamers. Het is niet voor te stellen dat de Duitsers, die over hoogwaardige technologie voor ontluizingkamers beschikten, deze niet zouden hebben toegepast bij veronderstelde executiegaskamers.”

Als er geen aantoonbare "gaskamers" zijn, geen gifsporen, geen lijken, geen as- of botresten, geen andere forensische aanwijzingen, geen harde documentaire bewijzen, geen systeem, wat is er dan wel?

Het weinige waarover de holocaustlobby beschikt als het over "gaskamers" gaat zijn indirecte getuigenverklaringen en arbitraire documenten, door hen bestempeld als "bewijs". In deze laatste categorie valt bijvoorbeeld een bestellijst voor onderdelen voor de bouw van Krema III. Op dat bestelformulier staan tussen allerhande andere onderdelen 14 douchekoppen en een gasdichte deur. Die worden door mainstream-historici opgevoerd als bewijs voor het bestaan van "gaskamers".
Nogal inconsequent, want men kan zich afvragen waarom de nazi's die bestellijst (gedateerd 16 mei 1943, Nr. 28 941/43/Eg/Lm, Sondermassnahme(!) voor Verbetering van de Hygiënische Inrichtingen in Auschwitz) niet ook hebben vernietigd als dit een aanwijzing zou zijn voor het bestaan van "gaskamers".
Het is niet onlogisch te veronderstellen dat die 14 douchekoppen (geen "nep-douchekoppen") bestemd waren voor de doucheruimte van het crematoriumpersoneel, dus helemaal niets crimineels.

De "gasdichte deur" is ook zo'n verhaal. Dit type deuren werd in heel Duitsland bij tienduizenden gebruikt in ruimten die in geval van nood dienst moesten doen als schuilkelder. Het betreffende type standaarddeur werd overal gebruikt, o.m. omdat het wettelijk verplicht was elk nieuw te bouwen gebouw met een als schuilkelder te gebruiken ruimte uit te rusten. Indien het bestellen van een ‘gasdichte' deur in Auschwitz het bewijs is voor het bestaan van ‘gaskamers' daar, dan waren er overal in Duitsland gaskamers...... Overigens, in werkelijkheid is zo'n type deur door leveringsproblemen of anderszins nooit in Auschwitz geplaatst: daar is nergens één deur van het type "gasdicht" aangetroffen.

De kelders in de crematoria II en III waren de enige (half)ondergrondse ruimten in Auschwitz, zodat de nevenfunctie schuilkelder voor de hand lag. Dat ze ook daadwerkelijk als zodanig zijn gebruikt blijkt uit de verklaring van een joodse overlevende. Die beschreef hoe zij met andere vrouwen bij een luchtaanval in een donkere kelder werden gebracht en daarin verbleven tot de luchtaanval voorbij was.

Door de onaangename afwezigheid van concrete bewijzen, wringen establishment-historici zich in duizend bochten om de Joodse Holocaust Versie te legitimeren. Een nieuwe holocaustcoryfee, professor Robert Jan van Pelt, probeert in zijn wanhoop zelfs het gebrek aan concreet bewijs weg te redeneren door te stellen dat "de holocaust" overtuigend wordt bewezen door "convergentie (= samenvallen) van feiten".
De revisionist professor Mark Weber toonde onmiddellijk de (on)wetenschappelijke onzin daarvan aan: met "convergentie van feiten" kan men ook "vergassingen" in Dachau "bewijzen"; immers, die "convergerende bewijzen" voor "vergassingen" in Dachau (waar nooit is vergast) zijn overtuigender dan voor Auschwitz! Maar, als men dan toch "convergentie" als bewijsvorm accepteert, waarom niet deze: "Er is geen Führerbevel, geen plan, geen document, geen moordwapen, geen forensische aanwijzingen, geen stoffelijke resten, geen demografische gegevens voor grootschalige systematische uitroeiing van Joden, dus heeft er nooit een holocaust volgens de Joodse Holocaust Versie plaatsgevonden."
Met dit soort onwetenschappelijke onzin komen Van Pelt en consorten dus niet weg.


 

22. GEEN BETROUWBARE GETUIGENISSEN VAN VERGASSINGEN

Er is onder de honderdduizenden overlevenden niet één geweest die een gaskamer heeft gezien. Wel is er monumentaal over gefantaseerd. Een beroemd voorbeeld is dat van Abbé Pierre Jean-Paul Renard. Die zei na de bevrijding: “Ik heb duizenden, nee tienduizenden onder de douche zien gaan, waarbij geen water maar gifgas over hen uit werd gesproeid.”
In werkelijkheid had deze Abbé niets gezien, want in Buchenwald waar hij gevangen had gezeten bestonden nooit gaskamers. Daarmee geconfronteerd zei hij in 1947: “Toegegeven, het was een literaire vrijheid van spreken, maar omdat die dingen toch ergens gebeurd zijn, maakt dat geen verschil.”

Een andere Abbé-"ooggetuige" met een op hol geslagen fantasie, Georges Héncoque, voormalig kapelaan van de Militaire Academie Saint-Cyr, beschreef zijn bezoek aan dezelfde ‘gaskamer' van Buchenwald:

“Ik voelde mij gerustgesteld, opende de ijzeren deur en bevond mij in de beroemde gaskamer. De ruimte was ongeveer vijf meter in het vierkant en tweeëneenhalve meter hoog.
Zeventien sproeikoppen waren op regelmatige afstanden aan het plafond bevestigd. Niets onthulde iets van hun moorddadige functie. Ze leken op onschuldige watersproeiers. De gevangenen in het crematorium waarschuwden me: ironisch genoeg kregen alle slachtoffers bij het binnengaan van de ruimte een handdoek en een miniscuul stukje zeep.
(Wie gaat er met een handdoek onder de douche!?) De ongelukkigen geloofden dat zij onder de douche gingen. Toen werd de zware ijzeren deur, afgezet met een rubberrand van een halve centimeter dik om de toegang van het laatste restje lucht tegen te gaan, achter hen gesloten.
Binnenin waren de wanden zacht, zonder spleten, als gevernist. Aan de buitenkant zag men bij de deurpost vier onder elkaar geplaatste buttons, rood, geel, groen en wit.
Ook een ander detail verontrustte mij: ik begreep niet hoe het gas van de sproeikoppen op de vloer zou komen. De kamer was omgeven door een corridor. Ik ging erin en zag een enorme pijp die ik met beide armen niet kon omvatte, bekleed met een centimeter dikke laag rubber.
Opzij ervan was een hendel die als ze van links naar rechts werd bewogen het gas vrijmaakte. Onder hoge druk daalde het op de vloer zodat geen van de slachtoffers kon ontsnappen aan wat de Duitsers noemden “de langzame aangename dood.”
Onder de plaats waar de pijp een elleboogvorm had en de gaskamer binnenging, zaten dezelfde buttons als aan de buitendeur: rood, groen, geel en wit, dienend om het indalen van het gas te meten. Alles werkte perfect en was wetenschappelijk opgezet. De kwade geest had het niet beter kunnen doen."


Zo zag de nooit bestaande "gaskamer" van Buchenwald er dus uit (let op de vele details). Het omwetende en eenzijdig geïnformeerde publiek heeft geen enkele reden om dit soort leugens niet te geloven, daarom droegen deze enorm bij aan de vorming van het bestaande beeld over "gaskamers" en "vergassingen".

In 1979 loofde het Institute for Historical Review (IHR), het Amerikaanse genootschap van revisionisten, een beloning van US $ 50.000 uit voor iedereen die kon bewijzen met eigen ogen een ‘gaskamer' te hebben gezien. Uiteindelijk bleef er slechts één gegadigde over, Mel Mermelstein.

In de brief waarin hij aanspraak maakte op de beloning, schreef hij o.m.:

Ik zag dat mijn eigen moeder en twee zusters samen met anderen de tunnel in werden gevoerd naar hun laatste bestemming, Gaskamer nummer 5 in Birkenau. Ik herinner het me. Ik stond op een steenworp afstand van de gaskamers en de crematoria . . .

"Gaskamer 5" van Birkenau (in werkelijkheid Krema V), had geen trap naar beneden, geen tunnel, geen kelder zoals Mermelstein onder ede verklaarde. Het gebouw stond geheel boven de grond. Nergens in de wijde omtrek bestond iets van een tunnel. Ook andere onjuistheden en verschillen tussen zijn eerdere en latere statements compleet met talloze ongerijmdheden, wettigden het vermoeden dat Mermelstein nimmer getuige was van zo'n gaskamerscène, maar het verzon of het zich inbeeldde. Zijn claim werd daarom afgewezen wegens inconsequentie en gebrek aan bewijs.
Mermelstein, een bewezen querulant, bracht de zaak gesteund door de misjpoche daarna voor de rechter. Zij juichen nog altijd dat proces gewonnen te hebben en het bewijs voor vergassingen in Auschwitz te hebben geleverd. De realiteit is echter iets anders:

Het vonnis in de zaak stelde Mermelstein in het gelijk, maar met de volgende motivering:

“Volgens Bewijs Code Sectie 452(h), neemt het Hof aan dat er Joden werden vergast in het Auschwitz concentratiekamp in Polen gedurende de zomer van 1942. Het is eenvoudigweg een feit dat valt binnen de definitie van Bewijs Code Sectie 452(h). Het is in redelijkheid geen zaak welke ter discussie staat. Het kan onmiddellijk en nauwkeurig worden vastgesteld door raadpleging van bronnen van redelijke en onbesproken nauwkeurigheid. Het is gewoon een feit.”
"Het is gewoon een feit...." en ".... bronnen van redelijke en onbesproken nauwkeurigheid".

We hoeven hier alleen maar te wijzen op de cijfers over de aantallen slachtoffers van Auschwitz in officiële bronnen (van 9 miljoen dalend naar 750.000) om de nonsens van dit vonnis te illustreren.

Justitie is in dit soort zaken, waarbij het gaat om historische feiten, volstrekt incompetent. De uitspraak diende dan ook nergens toe. Ze stond vast omdat de rechter tevoren verkoos ‘judicial notice' te nemen van ‘vergassingen in Auschwitz'. Hij maakte gebruik van zijn juridisch recht iets te mogen aannemen als feit, zonder dat dit bewezen en ook niet ontkend mag worden.

Gewoonlijk blijft dit artikel gereserveerd voor zaken als "de zon komt op in het Oosten en gaat onder in het Westen", of dat iets naar beneden valt en niet naar boven.
Hier werd dat toegepast op een zaak waarover een fundamenteel en gemotiveerd verschil van inzicht bestaat, waarvoor een veelheid aan bewijsmateriaal (tenminste van revisionistische zijde) beschikbaar is. Omdat er bij deze rechtszaak niets bewezen hoefde te worden, werd er ook niets bewezen. Het IHR "verloor" het proces zonder dat de tegenpartij enig bewijs whatsoever presenteerde.

Niet zonder reden prefereert de holocaustlobby dus aanklachten bij de rechter boven het bediscussiëren van de feiten......

Er zijn boeken te vullen met - al dan niet onder ede afgelegde - verzonnen "getuigenissen" over "vergassingen" in gaskamerloze kampen als Dachau, Mauthausen, Buchenwald, enz. Een bekende Dachau-leugenaar was Dr. Franz Blaha, die daar als gedetineerde dokter werkzaam was geweest en in 1946 voor het IMT onder ede verklaarde dat hij persoonlijk lichamen van vergasten had onderzocht. Dit soort verhalen, over kampen waar nooit is "vergast", is schier eindeloos.

Als zoveel getuigen over de kampen in Duitsland onwaarheid spraken, waarom zou men dan getuigen van Auschwitz, Treblinka, etc. wél zonder voorbehoud moeten geloven?



  23. 10.000 VALSE GETUIGENISSEN

Voor alle duidelijkheid: als ik hier verklaringen van overlevenden of ooggetuigen bekritiseer, of de pretenties van sommigen aan de kaak stel, diskwalificeer ik hen niet als mens. Ook niet als is aangetoond dat het om leugens of bedrog gaat. Ik diskwalificeer hen als holocaustgetuigen. Men kan goed begrijpen dat betrokkenen en/of hun verwanten afschuwelijke gebeurtenissen hebben overleefd, dingen hebben gezien en meegemaakt die uiterst dramatisch waren en hen tot in het diepst van de ziel hebben verwond. De impact daarvan werkt uiteraard door op hun belevingswereld. Menselijkerwijs gesproken is het onmogelijk daarvan bij een getuigenis afstand te nemen.

Shmuel Krakowski, Israëlisch holocaustspecialist en archivaris van het Yad Vashem Holocaustmuseum, stelt dat het bewezen is dat meer dan 10.000(!) getuigenissen van ooggetuigen van Duitse gruweldaden vals zijn.

Hij zou best wel eens gelijk kunnen hebben, want wie de holocaustgetuigenissen – belangrijke en minder belangrijke - kritisch evalueert, stuit op tal van onmogelijkheden, zaken waarvan bewezen werd dat ze niet gebeurd zijn, overdrijvingen, enzovoort.

Van ontelbare getuigenissen onder ede afgelegd, werd later vastgesteld dat ze geheel of gedeeltelijk gelogen waren. Is het nog nodig op te merken dat er nooit ook maar één getuige is vervolgd wegens meineed?
Verbazend is het grote aantal overlevenden dat aantoonbaar valse en overdreven gruwelverhalen opdiste. Mogelijk is een deel ervan te wijten aan wat wordt genoemd het Holocaust-Survival-Syndrome. Hoewel sommigen dat HSS gelijkstellen aan ‘holocaustleugens', heeft Prof. Dr. Hans Kilian voor een deel ervan een plausibele medische verklaring gegeven. Hij wijt dit aan de gevolgen van onbehandelde tyfus, met name het daarbij optredend delirium, dat zoals bekend gepaard gaat met gruwelijke waanvoorstellingen.

De criminologie kent een vaste hiërarchie voor de waarde van bewijsmateriaal. Het belangrijkst zijn fysieke sporen zoals lijk(en), moordwapens, bloedsporen, vingerafdrukken, enz. Daarop volgen documentaire bewijzen. De laatste, minst betrouwbare categorie, zijn getuigenissen afkomstig van mensen die op enigerlei wijze bij de betreffende gebeurtenis betrokken zijn geweest.
De JHV rust vrijwel geheel op getuigenissen uit deze laatste categorie. Dat wil niet zeggen dat daaraan geen belang moet worden gehecht, maar ze dienen altijd vergezeld te gaan van aansluitende fysieke, forensische bewijzen.

Uit onderzoek is bekend dat de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen per definitie laag is. Moderne experimenten tonen aan dat verklaringen onmiddellijk na een gebeurtenis afgelegd vaak op essentiële punten onjuist zijn. Waarheid en verdichtsel lopen al snel vloeiend in elkaar over.
Naarmate de tijd verstrijkt neemt de betrouwbaarheid verder af. Bovendien raken door bewuste en onbewuste beïnvloeding getuigenissen niet zelden doortrokken met niet plaatsgevonden hebbende elementen.
Ook speelt de relatie waarin een getuige staat tot de persoon of de gebeurtenis een belangrijke rol. Bij getuigenissen van na de oorlog overheersten niet zelden gevoelens van haat en wraak. Begrijpelijk weliswaar, maar ook dat doet het waarheidsgehalte geen goed.

De volgende bijdrage gaat over de wijze waarop onvrijwillige "getuigenissen" werden verkregen: die van gevangengenomen nazi's.

 

24. VEEL "NAZI-BEKENTENISSEN" DOOR FOLTERING VERKREGEN


Het staat vast dat de "bekentenissen" van de belangrijkste nazi-getuigen over gepleegde misdaden werden verkregen door ernstige lichamelijke en psychische foltering. We noemen die van Rudolf Höß (de belangrijkste "getuige" voor de Joodse Holocaust Versie), Oswald Pohl, Ernst Kaltenbrunner, Fritz Sauckel, Erhard Milch, Eberhard Godt en tienduizenden naamloze andere militairen, ambtenaren en burgers, die - ondanks alles - hun land hadden gediend en aan het eind van de oorlog gevangen werden genomen.

De mishandelingen van Rudolf Höß, commandant van Auschwitz, begon onmiddellijk bij zijn gevangenneming in 1946. Een van zijn ondervragers schreef trots in een boek:

"We merkten dat hij zijn cyaankalitabletten verloren had. Maar hij zou weinig kans gekregen hebben die in te nemen omdat wij hem direct al een staaflantaarn in zijn keel propten.”

Over de mishandelingen die uiteindelijk tot zijn "bekentenis" over 2,5 miljoen vergaste Joden leidden, spraken we eerder al. Nadat hij die verklaring had ondertekend, trachtte hij een brief voor zijn vrouw de gevangenis uit te smokkelen, waarin hij zich tegenover haar verontschuldigde voor het onder marteling bekend hebben van gruwelijke misdaden in Auschwitz.

Over zijn folteraars zei Höß: “...allen waren Joden."

Oswald Pohl, Hoofd van het WVHA bureau in Berlijn, verantwoordelijk voor alle concentratiekampen, werd door Britse militairen naar Nenndorf gebracht, vastgebonden en zo geslagen, dat hij zijn tanden verloor en bewusteloos raakte. Later werd hij naar Neurenberg overgebracht en door de Amerikanen een half jaar lang dagelijks aan urenlange intensieve verhoren onderworpen. Bij een ervan werd zijn gezicht ingesmeerd met faeces en net zo lang geslagen tot hij "bekende". De Amerikaanse ondervragers, helaas ook voor het merendeel Joden, beschuldigden Pohl ervan 30 miljoen mensen te hebben vermoord en er 10 miljoen ter dood te hebben veroordeeld. Pohl verklaarde dat hij:

“door hun duivelse intimidaties en chicanes zo murw was gemaakt dat zij kregen wat zij wilden: niet de waarheid maar de verklaringen die zij wilden hebben.”

Hij werd gedwongen de door de aanklagers opgestelde valse en zelfbeschuldigende verklaringen te ondertekenen. Die werden bij zijn proces tegen hem gebruikt. Pohl:

Als documenten niet overeenstemden met wat de aanklagers wilden of niet toereikend waren voor schuldigverklaringen, werden ‘bekentenissen' aan elkaar gehecht. Het meest opvallend aan die maaksels was dat beklaagden zichzelf schuldig verklaarden. Dat kan men alleen begrijpen als men weet hoe ze tot stand kwamen.”

Over valse getuigen in Neurenberg zei hij:

“Als gefabriceerde 'verklaringen' niet voldoende waren, namen de autoriteiten hun toevlucht tot zogenaamde 'stergetuigen', d.w.z. betaalde getuigen. Een speciale groep van dergelijke onbetrouwbare, miserabele types speelde in Neurenberg een verachtelijke rol. Daaronder waren hoge ambtenaren, generaals en intellectuelen, maar ook gevangenen, geestelijk gestoorden en zware criminelen.

Tijdens mijn proces verscheen een zekere Otto, psychiatrisch patiënt, als ‘stergetuige'. Een keiharde gestoorde crimineel. Hetzelfde geldt voor getuige Krusial, die onder ede de meest fantastische verzinsels aan de rechtbank presenteerde, die natuurlijk werden geloofd.....”

“Als gevolg van de zware mishandelingen in Nenndorf en mijn behandeling in Neurenberg was ik psychisch volkomen gebroken” schreef hij. “Ik was 54 jaar; 33 jaar had ik mijn land eervol gediend en was mij van geen enkele misdaad bewust.”

Over na-oorlogse processen tegen Duitse leiders:

“Het was evident dat bij de Dachau-processen en evenzeer bij de Neurenberger-processen, de aanklagers, bij wie Joden domineerden, werden gedreven door wraakzucht en haat. Hun doel was niet zoeken naar waarheid, maar vernietiging van hun tegenstanders.”

De Amerikaanse senator McCarthy zei over de processen tegen de pers:

"Ik heb getuigen gehoord en documenten gezien van mishandelingen en psychische folteringen op een wijze die alleen in zieke geesten kunnen opkomen."

Over de gevangenis in Swabisch Hall zei McCarthy dat officieren van de SS Leibstandarte Adolf Hitler gegeseld werden tot zij sopten in hun bloed, waarna er net zolang op hun geslachtsorganen werd getrapt tot zij onmachtig op de grond lagen. Bij het beruchte Malmédy proces tegen gewone soldaten, werden gevangenen opgehesen en net zo lang geslagen tot zij de geëiste bekentenissen tekenden. Mede op grond van zulke "bekentenissen", afgedwongen van SS generaals als Sepp Dietrich en Joachim Peiper, werd de Leibstandarte aangeduid als een "schuldige organisatie".

Ernst Kaltenbrunner, hoofd van het Reichs Sicherheits Haupt Amt (RSHA) was er zeker van ter dood te zullen worden gebracht. Hij zei in Neurenberg:

“De kolonel in de Londense gevangenis waar ik zat, zei dat ik hoe dan ook zou worden opgehangen, ongeacht de uitkomst van deze zittingen. Omdat ik me daarvan bewust ben is het enige wat ik nog wil duidelijkheid geven over wat hier aan de gang is.”

In een vraag-en-antwoordverhoor voor de IMT rechtbank verwierp Kaltenbrunner elke beschuldiging dat hij opdracht zou hebben gegeven tot vergassingen:

Aanklager: Getuige na getuige bekenden of verklaarden hier dat de gaskamermoorden werden gepleegd op direct of indirect bevel van Kaltenbrunner.

Antwoord: Toont u mij dan één van die getuigen of één van die bevelen. Dat is compleet uitgesloten.

Aanklager: Praktisch alle bevelen kwamen van Kaltenbrunner.

Antwoord: Volstrekt onmogelijk.

En inderdaad, er werd niet één van die ‘getuigen' of ‘bevelen' van ‘gaskamermoorden' getoond.

Ook Fritz Sauckel, hoofd van de Duitse Arbeidsdienst, werd door het Neurenberger Tribunaal ter dood veroordeeld. Een belangrijk bewijsstuk was een door hemzelf getekende verklaring. Hij zette zijn handtekening nadat hem te kennen was gegeven dat bij weigering zijn vrouw en kinderen aan de Sovjets zouden worden overgeleverd.

“Ik wilde niet, maar denkend aan mijn gezin tekende ik,” verklaarde hij later.

Luchtmachtgeneraal Veldmaarschalk Erhard Milch werd tijdens zijn gevangenschap door een Amerikaans majoor gewaarschuwd dat als hij volhield voor Hermann Göring te getuigen, hij als oorlogsmisdadiger zou worden aangeklaagd, ongeacht of hij wel of niet schuldig was. Milch hield voet bij stuk en werd inderdaad aangeklaagd. In 1947 veroordeelde een US rechtbank hem in Neurenberg tot levenslang. Vier jaar later al zette de US Hoge Commissaris het vonnis om in vijftien jaar en kort daarop werd Milch vrijgelaten.

Admiraal Eberhard Godt, Chef Staf van het Duitse leger, werd bedreigd met ophanging, tenzij hij zijn superieur admiraal Dönitz ervan zou beschuldigen bepaalde orders te hebben gegeven....., enz.

Het aantal voorbeelden is gigantisch. Ze vormen stuk voor stuk een schande voor de zogenaamde rechtspraak bij het IMT.

Uitgebreide informatie over martelingen waaraan verdachten van dit tribunaal werden blootgesteld kunt u o.m. vinden in 'The Nuremberg Trials and the holocaust'.

Dit waren geen “zeldzame incidentele gevallen van mishandeling gepleegd door ondergeschikten” zoals in dit soort gevallen zo graag wordt beweerd, maar systematische en structurele folteringen, uitgevoerd op bevel van of met medeweten en goedkeuring door de hoogste leiding van de Geallieerden.

De folteringen waren zodanig ernstig en van invloed op de procesvoering dat na het Dachauproces een speciale Commissie in het leven werd geroepen om dit te onderzoeken onder leiding van rechter Edward van Roden en Gordon Simpson, opperrechter uit Texas. Hoewel te laat, toonde het onderzoek aan dat gevangenen op grote schaal grof waren mishandeld. Beestachtige aftuigingen, brandende lucifers op de huid en onder nagels, schoppen tegen de testikels met blijvende schade, maandenlange eenzame opsluiting, intimidatie, bedreiging van familieleden, schijnprocessen, schijnexecuties, immorele leugens, enzovoort enzovoort.
Lagere functionarissen werd ‘beloofd' dat hun "bekentenissen" alleen tegen superieuren zouden worden gebruikt; later bleken die uiteraard tegen henzelf te worden aangevoerd. Hogere functionarissen werd "beloofd" dat als zij vrijwillig verantwoordelijkheid op zich namen, hun ondergeschikten vrijuit zouden gaan.

Het rapport van de Commissie Van Roden geeft ondubbelzinnig aan dat het geen incidentele gevallen betrof, maar structureel was. Een gecoördineerd “beleid van marteling toegepast om bekentenissen te verkrijgen”.

Dat niet alleen belangrijke nazi's minderwaardig en pervers werden gemarteld, maar ook duizenden gewone soldaten en burgers, kan met overvloedig (niet gepubliceerd) feitenmateriaal worden aangetoond.

Een verslag van de toegepaste martelmethodes om "bekentenissen" af te dwingen, is afkomstig van een door de Amerikanen gefolterde Duitse arts, Dr. A. Bender, die daarover op 6 november 1948 een uitvoerige beëdigde verklaring van 15 getypte vellen aflegde. Een gedeelte daaruit:

Gedurende de martelingen - die twaalfeneenhalve dag zonder onderbreking duurden – wisselden drie sergeants in acht uur durende dienst elkaar af. Ze kwamen minstens elke anderhalf uur de cel in en voerden volgens een vast patroon mishandelingen uit, dag en nacht. Het waren systematische martelingen, volgens een bepaald patroon; de gewone manschappen en bewakers mishandelden willekeurig.

In de eerste negen dagen was ik in een cel waar absolute duisternis heerste en een bewust in stand gehouden ondraaglijke hitte. Van de tiende tot de dertiende dag was ik gescheiden van mijn kameraden en onderging ik in een koude cel martelingen van een ander soort.

Daaronder behoorden: vuistslagen, hoofdzakelijk op het hoofd, in de nek, in het gezicht, in de hart- en maagstreek en tegen het onderlichaam. Slagen met de zijkant van de hand op keel en adamsappel. Heftige porren met gespreide vingers en nagels tussen de ribben. Meppen met de bovenkant van vingers en nagels op mijn oogbollen. Knijpen en verdraaien van oren en neus. Knijpen en trekken aan borstklieren en tepels, waarbij vooral de nagels werden gebruikt.

Slagen met allerlei werktuigen waarmee verwondingen kunnen worden aangebracht, zoals, koppelriemen, gespen van broekriemen, stokken, natte handdoeken, emmers, bezems en dat talloze keren over het hele lichaam.

Trappen in buik, onderlijf, zitvlak en benen. Trappen met voetzolen tegen de zijkant van de kniegewrichten, op handen en voeten, in het bijzonder op tenen en nagels. Wrijven over niet geheelde wonden aan de scheenbenen. Scheuren van teennagelranden met de zijkanten van de dienstlaarzen.

Plukgewijs uittrekken van hoofdharen, baardharen, wenkbrauwen, okselhaar, schaamhaar. Steken met naalden. Beschadigen van de huid met een grove straatbezem. Veroorzaken van brandwonden met een straalkachel en brandende sigaretten. Kwellingen door hitte, koude, water, zuurstofgebrek, duisternis, honger, dorst en bedreigingen. Verbieden van toiletgebruik, lichaamsverzorging en reiniging.

Sadistische aanvallen van allerlei soort.Gedwongen sigaretten roken en laten doorslikken van brandende peuken.

Een minderwaardige behandeling, waaronder ik als officier-arts, naakt onder eerdergenoemde omstandigheden twaalfeneenhalve dag doorbracht. Ik werd voortdurend in het gezicht en op het lichaam gespuwd zonder mogelijkheid mij te reinigen. ik werd gedwongen speeksel en slijm van Amerikanen van de grond op te likken en hun laarzen schoon te likken.

Over het hoofd uitgieten van brijmaaltijden en dat verplicht van de grond likken. Met een lepel brij in het gezicht en op het lichaam gooien.

Onder een toestand van honger en dorst het eten en drinken voorhouden en dat dan weer weggooien of weghalen. Maaltijden oneetbaar maken met een overvloed aan peper en zout. De cel reinigen met een onbruikbare tandenborstel. Scheldwoorden gebruiken van het laaghartigste en meest lasterlijke soort.

Bijzondere vermelding verdient de voortdurend op het uiterste gehouden hitte. Deze werd zorgvuldig gedoseerd. Bij klaarblijkelijk stilvallen van de bloedsomloop – men nam de polsslag op - lichamelijke ineenstorting of onmachtigheid werd enige frisse lucht toegevoerd en de verwarming lager gezet, om daarna des te heviger door te gaan. We bevonden ons daardoor continu op de rand van verstikking met hevige klachten vanwege een stagnerende bloedsomloop. Als we met water werden overgoten nam de kwelling nog toe door hete waterdamp. Soms werd deze toestand dagen achter elkaar in stand gehouden. Het water bedekte de vloer en verergerde door verdamping de toestand. Bovendien stonden we voortdurend in het water.

Tijdens de mishandelingen werd voor korte tijd het licht aangestoken. De maaltijden moesten we in de duisternis opeten.

Door de hitte en het weinige drinken verdween de aanvankelijke sterke zweetafscheiding; vanaf de vierde dag was er ondanks de grote hitte nauwelijks nog transpiratie. De lippen werden schilferig, de tong dik en opengescheurd. Eten en spreken was pijnlijk en nauwelijks mogelijk.

De urine had een bruinrode kleur aangenomen en was op het laatst nog maar enkele kubieke centimeters per dag, per keer enkele druppels. We bevonden ons op de grens van anurie. De pols was snel en gespannen. Het hart vertoonde ritmestoringen en extrasystole. De hartslag daalde naar 35-50 per minuut.

Mijn kameraden kregen last van waanvoorstellingen die tot aanvallen van verscheidene aard leidden. Soms waren ze niet aanspreekbaar, een andere keer niet tot bedaren te brengen.

's Ochtends, 's middags en 's avonds werden we tussen een haag van bewakers naar het toilet gedreven en daarbij geschopt, getrapt en geslagen met allerlei voorwerpen. In de toiletruimte werd ook weer van alles gedaan om urineren of gebruik van de wc te verhinderen. Een sergeant en een onderofficier onderscheidden zich daarbij bijzonder. De onderofficier werd duidelijk door sexueel-sadistische motieven beheerst.

Omdat we in het toilet meestal de kans niet kregen, loosden we de urine in de cel. De zoute smaak van het water dat we van de vloer moesten drinken werd daardoor veroorzaakt. Op een avond dwong men ons de vloer van de cel met weinig water en veel zeep te bewerken. Echter, om na te spoelen gaf men ons geen water meer, maar goot in plaats daarvan vlak bij onze benen heet water. Zo bleef de zeep op de vloer en – zoals spoedig bleek – niet zonder reden.

's Nachts haalde men ons uit de cel en werden we met vier andere kameraden, verhit als we waren, geheel naakt naar buiten gedreven. Men joeg ons met de blote voeten over een met grof steensplit en as bedekte binnenplaats tot we uitgeput waren. De zeepresten op de celvloer bleken de gewenste uitwerking op onze verwonde voetzolen te hebben. Omdat dat nog niet genoeg was penseelde de kapitein eigenhandig rijkelijk jodium over onze voeten. Daarop moest ieder één schoen aantrekken vermoedelijk om het staan daarna zo moeilijk mogelijk te maken.

Voor mij pakten de zeepresten bijzonder ernstig uit: op de derde dag had men mij met het zitvlak tegen de gloeiende verwarming gedrukt, waardoor op het zitvlak twee vuistgrote brandwonden waren ontstaan. Was zitten op de grond op onbewaakte ogenblikken dus al uiterst pijnlijk, nu werd dit onverdraaglijk. Enige behandeling van de wonden was er niet. In plaats daarvan penseelde men rijkelijk met jodium en later schraapten ze met een stuk hout meerdere keren de wondkorsten eraf. Ook werd systematisch op de wonden geslagen en getrapt.

's Avonds op de achtste dag haalden ze me uit de cel en moest ik in de hoek van de corridor met over het hoofd gevouwen handen neerknielen. Omdat men wist dat ik een absolute niet-roker was – men had mij al meermalen tot roken gedwongen - moest ik zes of zeven sigaretten achter elkaar roken. De kapitein dwong mij telkens de nog brandende peuken in te slikken. Tijdens het roken bogen meerdere Amerikanen zich dicht over mij heen en bliezen, terwijl zij mijn neus dichthielden, sigarettenrook in mijn gezicht. Om mij de rook te laten inhaleren probeerden ze met mijn borst samen te drukken ademnood te veroorzaken en bij de daaropvolgende heftige ademhaling mij de rook te laten inhaleren.

Uit door mij opgevangen gesprekken had ik begrepen dat men gezien de bereikte resultaten over mij niet tevreden was. Lichamelijk was ik nog in een te goede toestand en met de gebruikte methoden was men met mij niet verder gekomen en psychisch al helemaal niet. Dit werd mij later bijna woordelijk door een sergeant verteld.
De daarop met nog kortere tussenpozen uitgevoerde mishandelingen overtroffen dan ook in wreedheid en bestialiteit alles wat ik daarvoor had doorgemaakt.
.....Aan vaststelbaar lichamelijk letsel had ik opgelopen:
Kale plekken op het hoofd tengevolge van het uitrukken van plukken haar.

Een gescheurd trommelvlies met als gevolg daarvan wekenlange uitscheiding en ernstige bijverschijnselen als evenwichtsstoornissen, oorsuizingen en een blijvend verminderd gehoor aan het rechteroor.

Een uiterst pijnlijke verwonding aan het rechteroog door de herhaalde slagen met de vingernagels. Enkele dagen was het oog volledig gesloten met een ernstige bloedafscheiding die dagen duurde. Verder duizeligheid en oogflitsen. Later trad oogvertroebeling op en wonden aan de lippen met littekens.

Naar achteren staande bovenste snijtanden. Op rug, zitvlak en dijen bloeddoorlopen en verkleurde huidplaatsen en striemen. Builen op het hoofd.

Op beide zitvlakken vuistgrote tweedegraads brandwonden, die pas veel later genazen. Kleinere verbrandingen over het hele lichaam door brandende sigaretten.

Ontelbare steekwonden door steken en slaan met harde bezems.

Cirkelvormige bloedige wonden op de onderarmen door aandraaien van de boeien, in het bijzonder aan de linkerarm.

Beschadigingen van de linkerknieband met zwellingen en loophandicap door trappen tegen de zijdelingse knieband.

Beschadiging van het linker voetgewricht. Bloeduitstortingen. Zwellingen en loophandicap door trappen en staan op de voeten.

Verwondingen aan de voetzolen door gedwongen blootsvoets lopen op grof puin en split. Huidbeschadigingen aan de scheenbenen en verwondingen aan vingernagel- en teenriemen.

Arythmie en extrasystole van het hart over langere tijd, periodiek terugkerend.

Bespottelijk genoeg werden mijn kameraden en ik regelmatig bij een arts langsgestuurd. Kennelijk had die alleen de opdracht vast te stellen of wij nog levensvatbaar genoeg waren.
Door volledige afwezigheid van instrumenten, medicijnen en verbandmaterialen verklaarde hij zich niet in staat ook maar iets te doen. Van enige behandeling was dan ook geen sprake.
Wie dit verslag heeft kunnen lezen zonder kotsmisselijk te worden en de hedendaagse praatjes van politici en media over "het incident" in de Irakese Abu Grahib gevangenis leest, realiseert zich eens te meer hoe de massa van goedgelovige mensen stelselmatig wordt voorgelogen.

Hij kan de zogenaamde "bekentenissen" en "getuigenissen" van nazi's – een belangrijke bron voor de "bewijzen" waarover holocausthistorici zeggen te beschikken - alleen nog met het allergrootste wantrouwen bezien.

  25. NIEMAND OOIT ALS "VERGASSER" VEROORDEELD

Nooit is daadwerkelijk iemand op uitvoerend niveau veroordeeld wegens zijn of haar fysieke rol bij “gaskamers” of “vergassingen”. Dat wil zeggen dat er nooit iemand werd gevonden die daadwerkelijk persoonlijk betrokken was bij het veronderstelde vergassingsproces van miljoenen Joden.

Kennelijk was er dus onder de tienduizenden Duitsers die na de oorlog – soms onder walgelijke martelingen en immorele verhoormethoden – werden verhoord, niemand die bekende daaraan zelf te hebben deelgenomen of iemand anders zei te kennen die daarbij rechtstreeks betrokken zou zijn geweest. En kennelijk was er ook onder de tienduizenden "gaskamergetuigen" niet één die zo'n rechtstreeks betrokkene heeft kunnen aanwijzen.


Niemand – behalve de dertig jaar na de oorlog vals beschuldigde John Demjanjuk, op wiens zaak ik hierna inga – kwam dus voor de rechter op de beschuldiging rechtstreeks bij deze "vergassingen" betrokken te zijn geweest.

De totale afwezigheid van rechtstreeks betrokken daders is merkwaardig en betreurenswaardig. Merkwaardig, omdat het ongelooflijk is dat er van een jarenlange monsterlijke fabrieksmatige massamoord, zelfs na een nu al zestig jaar durende klopjacht die haar weerga in de geschiedenis niet kent, niet één daadwerkelijk betrokken dader kon worden gevonden. Vele duizenden nazi's moeten toch die honderden collega's hebben gekend die betrokken waren bij het daadwerkelijk "vergassen" van die honderdduizenden, nee miljoenen.

Zeer te betreuren ook, want al was er maar één voor de rechter gebracht, dan waren die ontelbare vragen, feitelijke onmogelijkheden, mysteries, mythes, natuurwetenschappelijke wonderen, enz., die zo kenmerkend zijn voor de Joodse Holocaust Versie, in één keer opgelost.

Er zijn uitsluitend veroordelingen van indirecte betrokkenheid: als leidinggevende van een kamp, als bewaker, als dokter, als bouwer van "gaskamers", als leverancier van Zyklon-B, enz. Die functies en taken bewijzen echter net zo weinig over "gaskamers" of "vergassingen" als het bestaan van crematoria.

Slechts in één geval, dat van John Demjanjuk, kwam het 30 jaar na de oorlog tot een schandalig, door haat gedreven immoreel proces.

Het proces tegen Demjanjuk was een voortbrengsel van joodse haat, hysterie, zwendel, frauduleuze aanklagers en leugenachtige holocaustgetuigen. Demjanjuk, Amerikaans staatsburger sinds 1949 en gepensioneerd fabrieksarbeider uit Cleveland, werd in 1977 door Israël beschuldigd een voormalig bewaker ("Iwan de Verschrikkelijke") van Sobibor (later veranderd in Treblinka!) te zijn. Na verschillende valse aanklachten werd hem in 1981 zijn US staatsburgerschap ontnomen, waarna hij begin 1986 aan Israël werd uitgeleverd voor berechting.

Het enige concrete “bewijs” tegen hem was een vervalst "nazi-identiteitsbewijs", met een gemanipuleerde foto afkomstig van zijn immigratie-aanvraag voor de USA uit 1947.

Meer dan dertig(!) overlevenden identificeerden hem positief als de Demjanjuk die de gaskamer in Treblinka bediende. De hoofdgetuige, ene Eliahu Rosenberg, die in de rechtszaal onder ede Demjanjuk “herkende”, had nota bene eerder, in 1947, tijdens een getuigenis eveneens onder ede verklaard dat de veronderstelde kampbeul Demjanjuk in zijn slaap was doodgeslagen.

Door de verdediging gevraagd hoe hij dan deze man als Demjanjuk kon aanwijzen en of deze soms uit de dood was opgestaan, antwoordde Rosenberg dat degene die destijds zijn verklaring genoteerd had, zich moet hebben vergist. De rechtbank accepteerde dat (natuurlijk).

Demjanjuk, werd in 1988 in Israël ter dood veroordeeld maar uiteindelijk, in 1993, na 20 jaar gevangenschap(!) losgelaten. Niet omdat het recht in Israël zegevierde, maar omdat door een voor hem gelukkig toeval in 1989 de Sovjet Unie ineenstortte en documenten uit de toen geopende KGB-archieven bewezen dat alle belangrijke documenten over ‘Iwan de Verschrikkelijke' Sovjetvervalsingen waren, gefabriceerd in het kader van een communistische hetze tegen Oekraïense nationalisten. Over al die getuigen in de Demjanjuk-processen zwijgen we dan verder maar weer....

Buitengewoon laakbaar in deze hele Orwelliaanse affaire - zeg maar misdadig - was de rol van twee Amerikaans-joodse officieren van justitie, Norman Moscowitz en Martin Mendelssohn.

Al bij het begin van de Demjanjuk-zaak beschikte Mendelssohn over informatie waaruit bleek dat Demjanjuk in Polen helemaal niet bekend was. Toen de betreffende stukken aan de verdediging ter hand moesten worden gesteld, was het voor Demjanjuk ontlastende gedeelte daaruit verwijderd. Door toeval kwam later de complete tekst later boven water bij stukken van een andere zaak.

De andere joodse officier van justitie, Moscowitz had een ontlastende verklaring van een Duitse getuige verdonkeremaand en manipuleerde deze getuige tot meineed.

Na zijn vrijlating werd de oude man in plaats van schadeloos gesteld door Israël, zonder ophouden opnieuw door joodse haatpredikers met processen achtervolgd. Zo zijn namelijk hun manieren. In 2004 werd hij daardoor op 84-jarige leeftijd door de VS uitgewezen. Reden: hij zou tijdens de oorlog als jonge man een Duits uniform hebben gedragen.

Joden in Duits uniform

Van de tienduizenden Joden die in de oorlog een Duits uniform droegen (de criminele joodse gettopolitie, kapo's, enz.) is er nimmer één vervolgd. Zij genieten in de VS en Israël als “holocaustoverlevenden” “slachtofferpensioenen”, betaald door Duitse burgers. Voor duizenden medewerkers van Joodse Raden, schuldig aan de zwaarste collaboratie, put de holohaatlobby zich uit in het zoeken naar excuses en verzachtende omstandigheden.
Logisch, want de vervolging van "ex-nazi's" en "holocaust-ontkenners" is een racistische vervolging: het zijn immers uitsluitend Joden die niet-Joden vervolgen. Nooit is een jood aangeklaagd of vervolgd wegens collaboratie met de nazi's of "holocaust-ontkenning", terwijl de gevallen die daarvoor in aanmerking komen te talrijk zijn om op te noemen. Racisme pur sang dus.

Demjanjuk moet alsnog met hulp van de naïeve Goyim-justitie vernietigd worden. Het is immers zijn schuld dat de zionisten hun Orwelliaanse Dreyfus-proces voor het oog van de wereld verloren? Bovendien, Demjanjuk is een Oekraïener en wie kent niet de eeuwenoude joodse haat tegen Oekraïeners omdat Kozakken ooit Oekraïene bevrijdden van onmenselijke joodse onderdrukkers en afpersers (sorry, slachtoffers.....)?

Immers, joodse Haat vergeeft niet en vergeet niet.....

 
26. NOOIT LIJKEN VAN VERGASTEN GEVONDEN

Er is nooit een onderzoek of expertiserapport geweest met als uitslag: “dit lijk of deze lijken kwamen door “vergassing” om het leven”

Bij de duizenden gevonden lijken in de kampen waarop sectie werd verricht, is nooit één geval van gifgasvergiftiging ontdekt.

Toen Amerikaanse en Britse troepen West en Midden Duitsland binnentrokken werden ze op de voet gevolgd door afdelingen belast met het zoeken naar bewijzen van Duitse oorlogsmisdaden. Onder hen was Dr. Charles Larson, een van Amerika's meest vooraanstaande patholoog-anatomen, toegevoegd aan het Gerechtelijk Bureau van de Advocaat Generaal.

Larson verrichtte duizenden autopsies in meer dan 20 Duitse kampen, waaronder Dachau, waarbij hij soms per dag meer dan 100 lijken onderzocht. Na zijn sombere werk werd hij drie dagen door US Army aanklagers ondervraagd.

In 1980 zei Dr. Larson daarover: “Wat we hoorden was dat 6 miljoen Joden waren vernietigd. Een deel daarvan is bedrog.”

Deze voornaamste onder de Geallieerde pathologen vertelde verder dat "er nooit één enkel geval van gifgasvergiftiging is ontdekt.” Hij kwalificeerde het feit dat noch hijzelf, noch een van de andere forensisch specialisten ooit door holocausthistorici zijn geraadpleegd over sterfgevallen door Zyklon-B of welk ander gas dan ook, als "bedrog".

  27. Aanvulling

In aansluiting op het vorige punt zij vermeld dat een Rapport van het Pools-communistische Jan Sehn Instituut in Krakow uit 1945, gepresenteerd op het Poolse Auschwitz-proces van 1946, zegt dat er in haarmonsters, haarspelden en een gegalvaniseerd deksel afkomstig uit een van de veronderstelde gaskamers van Birkenau blauwzuursporen zijn aangetroffen.

De sporen zijn kwalitatief, niet kwantitatief, zodat aanwezigheid werd vastgesteld maar niet de hoeveelheid.

Ook de voorgeschiedenis van de haarmonsters werd niet vermeld.
Het aantreffen van blauwzuursporen in haar is op zich geen bewijs voor vergassingen. Het was in alle Duitse (en geallieerde) kampen gebruik om hygiënische redenen, het haar van de gevangenen bij aankomst af te knippen. Haar vanaf een bepaalde lengte werd verzameld en voor het voor verwerking naar Duitsland werd verzonden, met Zyklon-B ontsmet. Dat kan de gevonden sporen in de haarmonsters en haarspelden verklaren.

Ook de herkomst en functie van het verzinkte deksel werd niet vermeld. Merkwaardig genoeg was dat slechts het enige object met cyanidesporen dat werd gevonden, terwijl Birkenau wordt verondersteld vier gaskamers en diverse ontluizingruimten te hebben gehad.
Duidelijk is dat dit onderzoek en de vermelde resultaten geen basis kunnen zijn voor de conclusie "massavergassingen".

  28. GEEN ONDERZOEK WEES OOIT UIT: "DIT WAS EEN GASKAMER"

In de eerste 35 jaar na de oorlog werden nul deskundigenonderzoeken uitgevoerd die zich uitspraken over inrichting en faciliteiten van de zogenaamde gaskamers waarin miljoenen mensen tijdens de grootste en meest demonische massamoord aller tijden zouden zijn omgebracht.

Het eerste onderzoek dat die naam verdient kwam uit revisionistische kring en werd uitgevoerd door de Amerikaanse gaskamerspecialist ing. Fred A. Leuchter. Die onderzocht in 1978 de veronderstelde Zyklon-B gaskamers van Auschwitz en Majdanek, op chemische sporen en technologische hoedanigheden.

Daarop volgde een chemisch contra-expertise onderzoek van het Pools Forensisch Instituut dat de chemische bevindingen van Leuchter's onderzoek bevestigde.

Vervolgens was er het Rapport van de Oostenrijkse Voorzitter van de Vereniging van Ingenieurs, Ir. Walter Lüftl, welke "vergassingen" en "gaskamers" met Dieseluitlaatgas - waarmee het grootste aantal mensen zou zijn vergast - aan een kritisch onderzoek onderwierp.

Tenslotte was er het uitgebreide en nooit weerlegde Rapport van de excellente Duitse chemicus Dr. Germar Rudolf, verbonden aan het Max Planck Instituut, die niet alleen definitief afrekende met het cordon van leugens dat rond het Leuchter Rapport was opgetrokken, maar ook wetenschappelijke helderheid verschafte over het (niet) gebruik van Zyklon-B in die ruimtes.

Elk van deze deskundigenrapporten (Leuchter, Lüftl en Rudolf) bevestigde dat de als "gaskamers" aangeduide ruimten niet als zodanig hebben kunnen functioneren en sluit uit dat die ruimten als zodanig gebruikt (kunnen) zijn.

Op het Auschwitz-proces van 1972 stonden de beide architecten terecht welke verantwoordelijk waren voor het ontwerp, de bouw en het onderhoud van de vier crematoria in Birkenau, Walter Dejaco en Fritz Ertl.

Ook zij ontkenden elke mogelijke aanwezigheid van "gaskamers" en hielden vol dat de crematoria nooit een andere functie hadden gehad dan het verbranden van de lijken van in het concentratiekamp gestorvenen.
De rechtbank had een onafhankelijke deskundige opgeroepen welke onder meer antwoord moest geven op twee vragen:

1.
Valt uit bouwplannen en tekeningen op te maken dat de betreffende ruimten als gaskamers zouden worden gebruikt? en

2.
Konden de beklaagden uit de plannen opmaken dat men er later gaskamers van kon maken?

Beide vragen beantwoordde de deskundige met nee omdat was gebleken dat de ruimten bij de crematoria in Auschwitz-Birkenau geen gaskamers geweest konden zijn.

Heel opvallend is ook dat beide SS-bouwkundigen niet alleen verantwoordelijk waren geweest voor het ontwerp en de bouw van de "gaskamers", maar ook voor het onderhoud. Belangrijk, want het betekende – als er daadwerkelijk sprake was geweest van massavergassingen –dat het niet anders kon of zij zouden daarvan getuigen moeten zijn geweest. Tijdens het proces bleek ook daarvan helemaal niets.
Beide verdachten werden dan ook, mede op grond van het deskundigenrapport, vrijgesproken.

Dat er alles aan was gedaan om hen veroordeeld te krijgen blijkt uit een brief die Hermann Langbein, voorzitter van het Internationale Auschwitz-Comité en indiener van de aanklacht, voorafgaand aan het proces aan de potentiële getuigen had verzonden. Daarin stond letterlijk:

"Naar mijn mening is het doelloos als een gevangene iets goeds over Dejaco zegt. Als hij echter zeggen kan dat hij bij de bouw van het Crematorium geholpen heeft, kan dat als medeplichtigheid aan moord worden beschouwd en zo eventueel zijn veroordeling bewerkstelligen."

De "chemische en technologische onmogelijkheid" van "vergassingen" conform de Joodse Holocaust Versie kan nog met talloze andere worden aangevuld, maar wellicht de meest overtuigende is de totale afwezigheid van bewijzen in het nog maar kortgeleden ontdekte Archief van de Centrale Bouw Afdeling van de SS in Auschwitz.

In februari 1990 verscheen in het Russische dagblad Izvestia een opvallend artikel waarin de ontdekking van de volledige administratie van de Zentralbauleitung van het concentratiekamp Auschwitz werd bekendgemaakt. Het Rode Leger had de volledige en ongeschonden documenten van die belangrijke kampafdeling in 1945 aangetroffen en overgebracht naar Moskou.

Daar verbleven zij 45 jaar lang verzwegen en onopgemerkt. Het Izvestia artikel "Vijf dagen in een Speciaal Archief" van de journaliste S. Maximova informeerde de lezers dat een militaire tolk vlak na de oorlog een klein deel had vertaald, maar dat het merendeel van de tienduizend documenten nooit was onderzocht, noch door Russische noch door Westerse onderzoekers. "De lijst van gebruikers van de documenten is blanco", werd gezegd.

De Britse anti-revisionistische historicus Gerald Fleming werd attent gemaakt op het artikel en stelde gedreven door de verwachting in de enorme hoeveelheid originele documenten eindelijk de lang ontbrekende bewijzen voor homocide-vergassingen te zullen vinden pogingen in het werk toegang tot het archief te krijgen.

Via correspondentie met onder andere Edward Shevardnadze, verkreeg Fleming onbeperkt toegang tot het archief in de Vyborgskaya Ulitsa 3 in Moskou en onderzocht 9 dagen lang ca. 85% van de documenten. Fleming maakte er geen geheim van dat het voornaamste onderwerp van zijn onderzoek was het vinden van bewijzen waaruit zou blijken dat de argumenten en feiten van de revisionisten onwaar zouden zijn.

Fleming vond echter blijkens het verslag van zijn zeer uitgebreide archiefonderzoek geen enkel bewijs voor vergassingen of gaskamers.

Als het uitvoeren van massavergassingen het voornaamste doel van het "vernietigingskamp" was, dan zouden er ongetwijfeld honderden, zo niet duizenden onweerlegbare bewijzen voor "vergassingen" te vinden zijn geweest in het ontwerp, de constructie, de outillage, het onderhoud en veranderingen in crematoriumcomplexen en hun omgeving en eerdere "provisorische" locaties. Directe bewijzen voor een massamoordprogramma zouden gevonden moeten worden in de talloze bouwtechnische en documentaire geschriften. Maar Fleming vond daarvan, helemaal niets......
Hij erkende zelf dat het Moskouse archief niet één enkel bewijs van het bestaan van één enkele gaskamer bevat..... Hoe kan dat toch??

Gelukkig maar dat uit later onderzoek van o.m. de revisionisten Carlo Mattogno en Jurgen Graf bleek dat dit archief wel duidelijke aanwijzingen bevat die de Joodse Holocaust Versie tegenspreken. Daarop kom ik nog terug.

  29. GEEN GETUIGE TOONDE AAN ZELF EEN "GASKAMER" TE HEBBEN GEZIEN

In punt 22 en 23 is al uiteengezet dat niemand ooit aantoonde zelf een "gaskamer" te hebben gezien en ook dat daarover ontstellend veel valse getuigenissen zijn afgelegd.

Abbé Pierre, Jean-Paul Renard, Abbé Georges Héncoque, Mel Mermelstein en de 10.000 valse getuigen van Shmuel Krakowski bewijzen dat, maar ook "kroongetuigen" zoals Höß, Gerstein, Vrba en vele, vele anderen met hun deels tegenstrijdige, natuurkundig onzinnige en onmogelijke (nooit gecontroleerde) verklaringen.

Daarmee zijn vele boeken te vullen en we gaan hierop dan ook niet verder in. Het lijkt beter te wachten op de eerste getuige die bewijst zelf ooit een "gaskamer" te hebben gezien. Dat kan nog wel even duren, want inmiddels zijn er 60 jaar verlopen zonder dat die is verschenen.....

  30. "GASKAMERBOUWER" WEERSPREEKT GASKAMERS

Hiervoor zagen we dat expertiserapporten zeggen dat de ruimten die "gaskamers" worden genoemd niet als zodanig hebben kunnen functioneren. De argumenten daarvoor zullen onder het volgende punt nog gedetailleerd worden aangeven.
Ook zagen we dat de voor ontwerp, bouw en onderhoud van de Crematoria in Birkenau verantwoordelijke SS-architecten, Walter Dejaco en Fritz Ertl, bij het Weense Auschwitz Proces in 1972 op grond van een onafhankelijk deskundigenrapport werden vrijgesproken.
Ook de omvangrijke en ongeschonden Moskouse Archieven bleken niet één enkel direct of indirect bewijs te bevatten voor het bestaan van "gaskamers".

Voor wie dat allemaal nog niet voldoende vindt is er nog de verklaring van Diplom. Ing. Dr. Walter Schreiber, hoofdbouwkundige bij Huta GmbH, de firma uit het nabijgelegen Kattowitz die het crematoriumcomplex in Auschwitz-Birkenau bouwde. Schreiber legde in 1998, een jaar voor zijn dood, vrijwillig een verklaring af waarin hij zegt veelvuldig in Auschwitz te zijn geweest, daar vrij in en uit kon gaan, vaak groepen gevangenen in slechte conditie zag, maar nooit mishandelingen of massamoord.

De kern van zijn verklaring is: "We bouwden lijkenkelders, geen gaskamers".
Schreiber was van 11 januari 1943 tot januari 1945 direct betrokken bij de bouw van de twee grootste Crematoria van Auschwitz, de Crematoria II en III. Gevraagd naar gaten in het plafond (voor het inwerpen van Zyklon-B) zei hij zich die niet te herinneren, maar dat hij, vanuit de verplichte nevenfunctie van die kelders als schuilkelders, daartegen absoluut bezwaar zou hebben gemaakt.

Gevraagd of het denkbaar is dat de SS die ruimtes later heeft omgebouwd stelde hij dat uitgesloten te achten. Hij wist (zoals iedere bouwkundige in het Oosten) hoe Zyklon-B ontluizingsruimten ("Gaskammern") eruitzagen en was dus goed bekend met het soort apparatuur, voorzieningen en bouwkundige eisen welke daarvoor nodig waren.

Niets daarvan was in de lijkenkelders aanwezig. Later aanbrengen daarvan achtte hij ondenkbaar. Zijn eigen firma was daarvoor in elk geval nooit gevraagd, zodat de SS in dat geval een andere bouwmaatschappij had moeten inschakelen. Op eigen kracht of met behulp van gevangenen kon de SS het niet. Alleen al de tijd en de middelen waren onvoldoende.

Schreiber werd nooit als getuige gehoord over de bouw van "gaskamers", hoewel bekend was dat hij daarbij betrokken was geweest.
Zelf had hij het na de oorlog te gevaarlijk gevonden erover te beginnen, maar nu hij 90 jaar was geworden, elk ogenblik aan ernstige hartklachten kon bezwijken en het aantal getuigen steeds kleiner werd, meende hij dat de tijd was gekomen de waarheid openbaar te maken.
Hij verzocht zijn verklaring na zijn dood openbaar te maken, hetgeen in 2000 geschiedde.

"Geen gaten, geen holocaust"

De verklaring van Walter Schreiber raakt terloops één van de zwakheden van de gaskamertheorie, namelijk de veronderstelde tweemaal vier gaten in het dak van de "gaskamers" in de Crematoria II en III. Is de afwezigheid van blauwzuursporen al een onverklaarbaar JHV fenomeen, ook de afwezigheid van inwerpgaten in de betonnen plafonds van de ondergrondse kelders sluit de veronderstelde vergassingen uit. Immers, de enige manier waarop Zyklon-B in de ruimten gebracht kon worden was via het (gewapend betonnen) dak.

Noch in de getoonde "gaskamer", noch in de overblijfselen van het dak van de andere zijn gaten of sporen daarvan aanwezig. In het vernielde dak zijn weliswaar twee ruw uitgebroken gaten zichtbaar, maar die zijn na de oorlog aangebracht. Ze bevinden zich op de verkeerde plaatsen en zijn zo onregelmatig dat het betonijzer daarin zelfs nog aanwezig is. (Zie Rudolf Report, hoofdstuk 5.4.1.2.8, Afb. 44 en 46).
Waar de gaten zich zouden hebben moeten bevinden is bekend doordat getuigen verklaarden dat Zyklon-B door draadijzeren kokers die tegen de steunpilaren van de ruimte stonden naar beneden werd gegooid.
Noch het aantal, noch de plaats, noch de vorm van de twee aangetroffen beschadigingen ("gaten") komt daarmee echter overeen.

Het niet aanwezig zijn van inwerpgaten betekende dat geen Zyklon-B in de "gaskamers" kon worden gebracht, maar ook dat belangrijk geachte getuigenverklaringen niet serieus kunnen worden genomen.

Op een in 1978 door de CIA vrijgegeven onduidelijke luchtfoto van beide "gaskamers" zijn niettemin vier objecten zichtbaar die voor de beruchte inwerpgaten moeten doorgaan. Duidelijk is echter dat het hierbij om een flagrante vervalsing gaat. John Clive Ball, een Amerikaans fotobeoordelingsexpert heeft aan de hand van tal van kenmerken aangetoond dat deze "objecten" later op de foto werden ingetekend. Zo is de plaats van de "objecten" niet in overeenstemming met de plaats van de pilaren, niet met die van de later aangebrachte gaten en is er op de plaatsen van de "foto" in werkelijkheid geen spoor van gaten in de plafonds te vinden. Daarbij vallen de "schaduwen" van deze "objecten" vergeleken met die van de schoorstenen van de Crematoria in de verkeerde richting.....

De Franse revisionist professor Robert Faurisson vatte de ongeloofwaardigheid van "gaskamers" door het ontbreken van gaten (of sporen daarvan) in vier woorden samen: "Geen gaten, geen holocaust".

Uitstekend geïllustreerde documentatie over deze falsificatie en andere luchtfotografische aspecten van de Joodse Holocaust Versie vindt u op www.air-photo.com/english/

 
31. DESKUNDIGENRAPPORTEN ZEGGEN: GEEN "GASKAMERS"

In de zestig jaar na de veronderstelde miljoenenmoord is er geen spoor van forensisch bewijs voor ‘vergassingen' geleverd. Nooit is door een onafhankelijke wetenschappelijke commissie onderzoek gedaan naar die "gaskamers".

Van de honderdduizenden boeken, documentaires, artikelen, enz. over de Joodse Holocaust Versie, is er niet één gewijd aan "gaskamers". Wel talloze die het woord "gaskamers" in de titel hebben, maar dat is misleidend, omdat elke concrete beschrijving van die "gaskamers", laat staan concreet bewijs, totaal ontbreekt.

Merkwaardig, want zonder "gaskamers" kan er immers geen Joodse Holocaust Versie zijn geweest?

Ik geef hier de bevindingen van onderzoeken naar "gaskamers" welke door Leuchter, Lüftl en Rudolf werden uitgevoerd. Opgemerkt zij dat deze onderzoekers bij het begin van hun onderzoeken geen revisionisten waren. Zij werden dat pas nadat ze hun onderzoeken hadden afgerond.

Hun onderzoeken waren de eersten en enige naar forensische feiten over "gaskamers"; de kern van hun bevindingen werd nooit steekhoudend weerlegd.
Natuurlijk heeft de holocaustpromotie alle soorten van kritiek op hun bevindingen geuit en vooral op de persoon van de onderzoekers. Daarom eerst iets over revisionisten en hun beweegredenen.

"Holocaust-ontkenners"

Ik ga niet in op de vele smerige aanvallen en politieke vervolging waaraan revisionisten blootstonden en nog steeds blootstaan. Ook niet op de frauduleuze en valse methoden waarmee is geprobeerd hun bevindingen weg te redeneren.
Die wijzen slechts op het onthutsende gebrek aan bewijzen en argumenten van de holocaustpromotie, die er alles aan doet het hoognodige debat over de Joodse Holocaust Versie te torpederen.

Op de vele onwaarheden over revisionisten kan men het volgende antwoorden:

- Revisionisten ontkennen niet de vervolging, deportatie en genocide van Joden (en anderen) gepleegd door de nazi's (zie ook de lijst "nooit ontkende gebeurtenissen" onder punt 1 van deze bijdragereeks).

- Revisionisten zeggen niet dat er "nooit Joden zijn vermoord tijdens WO II".

- Revisionisten hebben geen politieke agenda (onder hen bevinden zich socialisten, pacifisten, nationalisten, liberalen, Joden, intellectuelen, a-politieke mensen, enz. Dat relatief velen van hen in rechtse of extreem-rechts genoemde kringen publiceren komt omdat zij in de reguliere media en andere gremia niet aan het woord komen.

- Revisionisten zijn merendeels intellectuelen, academici en wetenschappers. Hun bevindingen, beweringen en feiten zijn gebaseerd op wetenschappelijke methoden.

Bekende namen zijn Prof. Paul Rassinier, Carlo Mattogno, Jürgen Graf, David Irving, Richard Krege, Siegfried Verbeke, Friedrich Paul Berg, Victor Ostrovsky, Bradley Smith, Ingrid Weckert, Serge Thion, Ernst Zündel, Prof. Mark Weber, enz.

De volgende academici treft men aan in de lijst van medewerkers van het revisionistische tijdschrift The Revisionist:

Dr. Alfred Ardelt, Dr. Bettina Brockhorst, Prof. Dr. Arthur R. Butz, Dr. Bertrand Clair, Dr. Robert H. Countess, Prof. Dr. Gottfried Dietze, Dr. Myroslaw Dragan, Prof. Dr. Robert Faurisson, Dr. Hansjürgen Fresenius, Dipl.-Ing. Wolfgang Fröhlich, Dipl.-Ing. Michael Gärtner, Dipl.-Ing. Manfred Gerner, Dr. Ekkehart Guhr, Dr. Joel S. A. Hayward, Dr. Joachim Hoffmann, Dr. Otto Humm, Dr. Alexander Jacob, Prof. Dr. Bent Jensen, Dr. Robert John, Dr. Wolfgang Lambrecht, Dipl.-Ing. Hans Lamker, Dipl. Ing. Fred Leuchter, Dr. Christian Lindtner, Dr. Ir. Walter Lüftl, Dr.-Ing. Otward Müller, Dr. Carl. O. Nordling, Dr. Ing. Hans Jürgen Nowak, Dr. Jozef Pawlikowski, Dr. Hans Pedersen, Dipl.-Ing. Werner Rademacher, Dr. Ingrid Rimland, Dr. Ysmael Rubinstein, Dipl.-Chem. Dr. Germar Rudolf, Dr. Thomas Ryder, Dipl.-Ing. Gottfried Sänger, Dr. Alfred Schickel, Prof. Emil Schlee, Prof. Dr. Karl Siegert, Dr. Virginia Steen-McIntyre, Dr. Gerhard Sommer, Dr. Fredrick Töben, Dipl.-Ing. Jörg Wartenburg, …

- Doel van de revisionisten is het bevorderen van waarheid en gerechtigheid over belangrijke historische gebeurtenissen, waaronder "de holocaust". Dat brengt hen in conflict met machtige belangengroepen die, onder andere door hard "antisemieten" en "extreem-rechts" te schreeuwen, bewijzen vijanden te zijn van historische waarheid, van vrije wetenschapsbeoefening en vrije meningsuiting.

- Revisionisten bestrijden de Joodse Holocaust Versie. Die zegt dat er een plan voor systematische uitroeiing van de Europese Joden bestond waarbij gaskamers voor homocide werden gebruikt en zes miljoen Joden zijn omgebracht

- Van revisionisten heeft men niets te vrezen; alleen de waarheid. Zij stellen zich onveranderlijk correct en zakelijk op en argumenteren volgens wetenschappelijke maatstaven met respect voor hun opponenten. Zij oefenen tegen niemand terreur uit en wijzen elke vorm van geweld af. Hun wapens zijn de feiten. Het "gevaar" dat zij vertegenwoordigen bestaat erin dat zij gefundeerd aantonen dat de meest satanische onderdelen van de JHV, gaskamers en massamoord op zes miljoen Joden, haaks op de werkelijkheid staan.

- Revisionisten gebruiken NOOIT geweld, haat, intimidatie, beledigingen of leugens; dat komt uitsluitend van hun tegenstanders, de georganiseerd ‘links-joodse', zogenaamd antifascistische aanhang. Dat zijn de wapenen van hen die geen steekhoudende argumenten hebben.

- Revisionisten noemen zichzelf nooit "holocaust-ontkenners". Dat is een bewust geïntroduceerd leugenwoord, bedoeld om haat te genereren. Revisionisten niet bij de naam noemen, maar bewust een leugenachtige stigmatiserende term gebruiken is een kenmerk van haat. Vergelijk dat met Christenen die Joden "Christus-ontkenners" zouden noemen. Dat zou trouwens geen leugen zijn, maar niettemin een abject van haat getuigend stigma.

Tot zover over revisionisten, moedige en eerlijke wetenschappers, die tegen het Monster van de Publieke Opinie in feiten over "de holocaust" openbaar maken welke de filosemitische media het publiek stelselmatig onthouden.

Het Leuchter Rapport

Het Leuchter Rapport uit 1988 was de eerste forensische verslaglegging over veronderstelde gaskamers. Leuchter was een onafhankelijk Amerikaans gaskamerspecialist zonder politieke of revisionistische achtergrond. Op verzoek van de verdediging bij het Canadese Zündel-proces onderzocht hij de ruimtelijke, bouwkundige en fysische aspecten van de als gaskamers aangeduide ruimten in Auschwitz-Birkenau en Majdanek, en nam ook monsters voor chemische analyse.
De resultaten van zijn onderzoek waren sensationeel en ondersteunden de overtuiging dat de joodse versie van de holocaust op z'n minst vatbaar was voor twijfels.

Doel van het onderzoek was vast te stellen of de betreffende gaskamers hebben kunnen functioneren zoals de holocaustliteratuur vermeldt. De belangrijkste conclusies waren:
  • Er bestaan geen forensische aanwijzingen dat een van de als executiegaskamer aangeduide plaatsen ooit als zodanig werd gebruikt.
  • Alle 31 op aanwezigheid van chemische resten van blauwzuur onderzochte monsters van representatieve plaatsen op (restanten van) wanden en plafonds leverden negatieve meetresultaten op; monsters, met hoeveelheden net boven de meettolerantie zijn vergelijkbaar met die van gewone barakken in Auschwitz.
  • De meetwaarden van de veronderstelde gaskamers schommelden tussen 0 – 7,9 mg/kg; een monster uit een Zyklon-B ontluizingsruimte bevatte 1050 mg/kg, ofwel 1.000- 130 x hoger.
  • Geen van de ruimten werd ontworpen of gebouwd als executiegaskamer.
  • Er waren geen gasdichte deuren, ramen of ventilatiegaten.
  • Wanden en plafonds waren niet voorzien van coatings om opname van gecondenseerd blauwzuur tegen te gaan; deze zouden jarenlang levensgevaarlijk zijn gebleven.
  • Krema I lag naast het ziekenhuis; de riolering stond in open verbinding met de rest van het kamp, waardoor gas zou kunnen doordringen in alle andere gebouwen van het complex.
  • De aangrenzend gesitueerde crematie-ovens boden een potentieel explosiegevaar.
  • Er waren geen voorzieningen om gas na gebruik af te voeren.
  • Er waren geen systemen voor inbreng, voorverhitting of verdamping van gas.
  • Er waren geen systemen voor verspreiding van het gas in de ruimte.
  • De ruimten waren vochtig en onverwarmd; vocht en Zyklon-B gaan niet samen.
  • In de volgepakte ruimten kon het gas niet circuleren en zou daardoor niet effectief zijn.
  • De ruimten waren te klein om de beweerde aantallen mensen te kunnen bevatten.
  • Alle deuren gingen naar binnen open, waardoor het verwijderen van opeengepakte lijken nagenoeg onmogelijk was.
  • Geen van de ruimten was (zoals de ontluizingruimten) ontworpen voor langdurig veilig gebruik.
  • Qua ontwerp en uitvoering kunnen deze faciliteiten niet als executiegaskamers zijn gebruikt.
  • Na onderzoek van het beschikbare materiaal en onderzoek op alle plaatsen in Auschwitz, Birkenau en Majdanek acht de onderzoeker de hoeveelheid bewijzen overweldigend: er waren geen executiegaskamers op deze locaties. Het is zijn vaste overtuiging dat de veronderstelde gaskamers op de geïnspecteerde plaatsen, toen niet en nu niet, serieus geacht kunnen worden te zijn gebruikt als executiegaskamers.
Het Leuchter Report is te vinden op www.ihr.org/books/leuchter Een Nederlandse vertaling op http://vho.org/NL/b/hlr1/


Het Rudolf Rapport

Leuchter's historische onderzoek was sensationeel, maar clandestien uitgevoerd onder moeilijke omstandigheden in het destijds communistische Polen. Bovendien was Leuchter een gaskamerspecialist, geen chemicus. Het bevatte daardoor uit chemisch oogpunt enkele onnauwkeurigheden en omissies. Er kwam dan ook van alle kanten kritiek, zinnig en onzinnig.

De belangrijkste kritiek was afkomstig van het Pools Forensisch Instituut in Krakow, bedoeld om Leuchter's resultaten te weerleggen. Volstaan kan hier worden te vermelden dat in tegenstelling tot wat werd verwacht, Leuchter's meetresultaten door het Poolse onderzoek werden bevestigd. Niettemin zaaide het Instituut twijfel over de waarde van zijn bevindingen.

De Duitse chemicus Germar Rudolf, werkzaam aan zijn doctoraalscriptie in de Chemie bij het bekende Max Planck Instituut, besloot daarop de veronderstelde gaskamers van Auschwitz aan professioneel en wetenschappelijk verantwoord chemisch onderzoek te onderwerpen. Hij had kennis genomen van het Leuchter Rapport en de kritiek daarop en wilde langs objectief wetenschappelijke weg de waarheid over het al dan niet gebruik van Zyklon-B voor massavergassingen in deze ruimten vaststellen.

Rudolf's onderzoek is het hoogtepunt van alle uitgevoerde "onderzoeken". Het is wetenschappelijk en methodologisch van hoog niveau en zijn bevindingen zijn dan ook nooit steekhoudend weerlegd.
Hoewel het zwaartepunt betrekking heeft op de chemische vraagstukken van de veronderstelde vergassingsruimten, behandelt het ook aanverwante onderwerpen.

De belangrijkste conclusies zijn:
  • De betreffende ruimten hadden geen voorzieningen om penetratie van blauwzuur in wanden, vloeren en plafonds te voorkomen, waardoor deze grote hoeveelheden van deze dodelijke stof zouden absorberen.
  • De ruimten hadden geen ontsnappingsvrije deuren en ramen.
  • Er waren geen paniekbestendige voorzieningen.
  • Geen gasdichte deuren en afsluiters.
  • Geen voorzieningen om gifgas in te brengen en te verspreiden.
  • Geen voorzieningen om gifgas af te voeren of onschadelijk te maken.
  • Aangezien er ook geen documentaire aanwijzingen zijn voor crimineel gebruik van deze ruimten, is er geen geloofwaardig bewijs of crimineel spoor die het bestaan van homocide "gaskamers" in Auschwitz ondersteunt.
Over de chemisch-technische aspecten van de veronderstelde gaskamers stelde Dr. Rudolf vast: "De cyanidewaarden van de veronderstelde "gaskamers" liggen in de orde van grootte van de resultaten van de monsters door mij genomen in andere gebouwen (hetelucht ontsmettingsruimte Gebouw 5a, gevangenenbarakken en wasruimte Krema I)."
Het Rudolf Report is te vinden op www.vho.org/GB/Books/trr

Het Lüftl Rapport

Walter Lüftl, een vooraanstaand Oostenrijks Ingenieur publiceerde in 1992 een rapport getiteld "Holocaust: Geloof en Feiten". Daarin gaf hij aan dat de claims van massavernietiging in Auschwitz en Mauthausen, en beweerde vergassingen met Dieseluitlaatgas in andere kampen natuurkundig onmogelijk zijn.
  • Onaannemelijk is dat dagelijkse vergassingen van 10-12.000 Joden in Auschwitz van Joden uit heel Europa kunnen zijn uitgevoerd zonder dat immense organisatorische problemen op het gebied van transport, onderdak, voeding, etc. zouden plaatsvinden. Op het moment dat bijv. crematoria uitvielen (hetgeen meer regel dan uitzondering was) zouden er onmiddellijk enorme huisvestings- en voedingsproblemen ontstaan.
  • De fabrieken waar Zyklon-B werd geproduceerd werden begin 1944 totaal verwoest. Alleen daardoor is onmogelijk dat na de zomer van dat jaar vergassingen met Zyklon-B werden uitgevoerd.
  • Verstrekking van handdoeken en zeep was absurd. Wie gaat onder een douche met een handdoek? Bovendien werden volgens getuigenissen 5-25 mensen per m² in de ruimten geperst; hoe wilde de SS de illusie van zich inzepen in een bad handhaven?
  • Na de veronderstelde vergassing moest het gas – voor zover niet gecondenseerd – worden afgezogen. De deur moest daarbij uiteraard hermetisch gesloten blijven om te voorkomen dat het gas zich in de rest van het gebouw verspreidde. Afzuigen met gesloten deuren kan alleen als ook verse lucht wordt ingebracht. Noch voor het een, noch voor het ander zijn ooit in de betreffende ruimte voorzieningen aangetroffen.
  • Deze procedure is om minstens nog een reden onmogelijk: het Zyklon-B zelf! Dat bereikt pas na de veronderstelde vergassing haar hoogste verdampingsgraad; het bezit dan nog 92% van haar werkingscapaciteit en gaat ondanks eventuele afzuiging nog vele uren door met het afgeven van gas.
  • Ontgassen van de ruimte was door de optimaal voortschrijdende gasafgifte van het Zyklon-B onmogelijk, c.q. eerst na zeer lange tijd mogelijk. Bovendien zou een belangrijk deel van het gif – dat bij huidcontact dodelijk is – aanwezig zijn in uitwerpselen, braaksel, enz. Vergassen op industriële schaal, zoals gesteld voor Auschwitz – moet ook al om die reden uitgesloten worden geacht.
  • Volgens de joodse versie van de holocaust zouden de meeste vergassingsslachtoffers zijn gestorven na vergassing met Dieseluitlaatgassen van onderzeebootmotoren en motoren van buitgemaakte Russische tanks. Wetenschappelijk en empirisch staat echter vast dat met Dieseluitlaatgassen geen mensen kunnen worden gedood.
  • Verhalen over vlammen uit schoorstenen van crematoria zijn om meerdere redenen absolute onzin; crematoriumschoorstenen vlammen niet, roken niet en ruiken niet, punt.
  • Conclusie Ir. Lüftl: vergassingen met Zyklon-B en Dieseluitlaatgassen zoals gemeld door de JHV kunnen niet hebben plaatsgevonden; ze zijn natuurkundig onmogelijk omdat de noodzakelijke organisatorische en technische voorzieningen ontbraken.
  • "Rechters en historici moeten de correcte conclusie trekken: een hele generatie "contemporaine historici" ziet zich gesteld op de puinhopen van hun wereldbeeld, zoals hedendaagse Marxisten op de puinhopen van hun Marxistische ideologie."
Het Lüftl Report is te vinden op http://www.ihr.org/jhr/v12/v12p391_Luftl.html

Bij al deze rapporten hebben we een veelheid van feiten en argumenten gezien welke stuk voor stuk de industriële massamoord middels "vergassingen" zoals uitgedragen door de holocaustpromotie als onmogelijk bestempelen.
Hoewel door de holocaustpromotie natuurlijk wordt getracht deze te weerleggen, is dat wetenschappelijk geenszins gelukt.

Daarom worden revisionisten niet bestreden met feiten en argumenten, maar met leugens, demonisering, vervolging, laster en terreur.

De indrukwekkende reeks natuurkundige en wetenschappelijke feiten die de joodse holocaust versie tot een onmogelijkheid bestempelt kan met vele, vele andere worden aangevuld. Bijvoorbeeld verklaringen van vooraanstaande deskundigen op het gebied van de vervaardiging en toepassing van blauwzuur of door te wijzen op de idiote routing van potentiële slachtoffers en lijken door de gebouwen waarin de "vergassingen" zouden hebben plaatsgevonden. Of op de mogelijkheid complete, kant-en-klaar beschikbare systemen te gebruiken waarmee voor en tijdens de oorlog hele spoortreinen met Zyklon-B veilig en efficiënt werden ontsmet, zonder getuigen, zonder de talloze genoemde problemen van de "gaskamers" en zonder dat daarvoor gevangenen door heel Europa behoefden te worden getransporteerd.

Het zou gewoon te ver voeren daarop in te gaan. In volgende bijdragen behandel ik de situatie met betrekking tot de "verdwijning" van miljoenen lijken en de (on)mogelijkheden van de crematoria in de concentratiekampen.

Aansluitend op de hiervoor behandelde "gaskamers" nog iets over de laatste propaganda daarover. Een recente, in het kader van de "60 jaar holocaust" vervaardigde serie propagandafilms uitgezonden o.m. op Discovery Channel, wil de gaskamertheorie nieuw leven inblazen door aan te sluiten op een van de "criminele sporen" van holocausthistoricus Pressac. Die zegt dat op tekeningen van de Crematoria II en III de glijbaan van de begane grond naar de lijkenkelder werd vervangen door een trap aan de andere zijde van het gebouw. De holocaustindustrie legt dat uit als een belangrijk "bewijs" voor "gaskamers" en "vergassingen". De lijkenkelders zouden zijn verbouwd tot gaskamers en daarbij was een glijbaan voor te cremeren lijken niet langer nodig; bij vergassingen konden de lijken (te cremeren mensen) immers zelf de trap aflopen alvorens te worden vergast en gecremeerd... Aldus verkondigt de holocaustindustrie.

Dit is echter een flagrante onwaarheid, bedoeld om de gaskamertheorie levend te houden: de gecombineerde trap/glijbanen werden namelijk niet vervangen maar aan de andere zijde van beide gebouwen werd een trap aangebracht, waardoor de kelders ook vanaf de straatzijde bereikbaar werden en niet alleen maar via de gecombineerde trap/glijbaan aan de zijkant.
Het bewijs voor het wel degelijk bestaan van deze glijbanen levert een rapportage van het particuliere Bouwbedrijf Huta van 7 mei 1943, getiteld "Ausgeführte Bauarbeiten des Krematorium" etc. Daarin wordt de bouw van deze glijbanen beschreven en ook de factuur daarvoor (13 juli 1942) ten bedrage van 37.400 Reichsmark.

  32. GEEN SPOREN (AS- OF BOTRESTEN) VAN MILJOENEN LIJKEN

In de criminologie geldt: "zonder lijk is er geen bewijs voor moord"! Echter, ook deze logica is wederom niet van toepassing op de Joodse Holocaust Versie.
We hebben gezien dat voor veronderstelde fabrieksmatige miljoenenmoord in "vernietigingskampen" geen forensische bewijzen van o.m. het veronderstelde moordwapen ("gaskamers") bestaan. Daarentegen zijn er talloze aanwijzingen die dat onmogelijk maken:
  • Geen cyanidesporen
  • Geen bouwtekeningen van "gaskamers"
  • Geen aanwijzingen in de intact gebleven Auschwitz-administratie van "gaskamers" of "vergassingen"
  • Geen faciliteiten om de lijkenkelders als "gaskamers" te kunnen gebruiken
  • Een schizofreen "vergassingsmiddel", het insecticide Zyklon-B
  • De onmogelijkheid met Dieseluitlaatgas mensen te vermoorden
  • Het nooit naar voren gebracht zijn van één lijk waarvan is vastgesteld dat deze door vergassing om het leven kwam.

Het enige wat de holocaustpromotie sinds heeft geleverd zijn indirecte documenten, veelal in "codetaal" en verhalen van overlevenden en gevangengenomen nazi's, waarvan is vast komen te staan dat die in veel gevallen onmogelijk, overdreven, tegenstrijdig of zelfs gefantaseerd zijn.

De indrukwekkende lijst forensische aanwijzingen die de onmogelijkheid van de Joodse Holocaust Versie aantoont, kan ook nog door omstandigheden van andere aard worden ondersteund. Want niet alleen ontbreekt vrijwel alles wat "vergassingen" en "gaskamers" mogelijk zou hebben gemaakt, ook ontbreekt elk traceerbaar spoor van miljoenen vermoorde mensen.

De JHV zegt daarover dat de as van miljoenen gecremeerden over akkers en in rivieren werd uitgestort: een zoveelste onbewezen bewering waaraan de joodse holocaust versie zo rijk is en die wij bij afwezigheid van bewijs dus maar moeten "geloven."

Indien er voor dat uitstrooien van menselijke as betrouwbare getuigen of documenten zouden zij geweest, hadden de plaatsen waar dat plaatsvond nauwkeurig onderzocht kunnen worden. De holocaustpropaganda zou dan uiteraard niet nagelaten hebben de bewijzen daarvan breed en dramatisch in de publiciteit uit te meten.
Nooit echter is zo'n plaats door iemand aangewezen, laat staan dat daarnaar enig onderzoek werd verricht. Waarom niet? Zijn de plaatsen waar de stoffelijke resten van miljoenen mensen zijn uitgestort dan niet van belang?

Let wel, het waren geen kleine beetjes as, maar alleen voor Auschwitz al elke dag 50-60 ton, 400 ton per week, ofwel 1.600 ton elke maand! Vaststaat immers dat na crematie van een lijk gemiddeld 5 kg. as (een schoenendoos vol) overblijft; alleen al voor Auschwitz met een officieel dodental van 1,5 miljoen is dat 5 x 1.500.000 = 7.500.000 kg (7.500 ton) menselijke as.
We spreken dan maar niet over nog eens een minstens zo grote hoeveelheid as en sintels afkomstig van de brandstof voor de crematoria (20 à 30 kg per lijk).
Onvoorstelbaar dat van uitstrooiingen op zo'n grote schaal geen sporen zouden zijn te vinden. Net zo onvoorstelbaar dat van zo'n massale dumping van menselijke as geen getuigen zijn te vinden.

"Maar alles werd toch in het diepste geheim uitgevoerd?" Volkomen onzin.
Auschwitz was op geen enkele wijze visueel afgeschermd van de buitenwereld. Iedereen kon ongehinderd van buiten naar binnen kijken en omgekeerd.
Akkers grensden rondom direct aan het kamp en Poolse boeren bewerkten daar dagelijks de velden. Zelfs de crematoria en de "gaskamers" waren van buitenaf met het blote oog waarneembaar; ook overlevenden verklaarden dat zij de "gaskamers" konden zien (Mermelstein).
Ook gingen dagelijks duizenden mensen, arbeiders, leveranciers, enz. het kamp in en uit. Er moeten duizenden mensen in en buiten Auschwitz zijn geweest die precies hebben kunnen vaststellen wat er met die enorme dagelijkse hoeveelheden as gebeurde en waar dat werd gedumpt.

Het is volstrekt onaannemelijk dat mensen in de nabije omgeving niet zouden hebben kunnen waarnemen wat voor soort "as" het was dat dagelijks werd getransporteerd en verspreid. Maar, niets van dat alles....... Is deze merkwaardige omissie wellicht een van de reden waarom wij nooit interviews te zien kregen met bewoners uit de omgeving van Auschwitz? Of is dat omdat, zoals bekend is, vrijwel alle Poolse burgers uit de streek "Auschwitz-ontkenners" zijn?

Van 1,5 miljoen mensen (over 4 miljoen praten we niet meer), of ze nu gecremeerd, verbrand of begraven zijn, moeten theoretisch zo'n 40-50 miljoen tanden en kiezen zijn overgebleven. Ook daarvan is - men is geneigd te zeggen, natuurlijk - nooit ook maar iets gevonden.

De holocaust-literatuur vermeldt dat de as "in rivieren, moerassen en als mest over akkers werd gestrooid", vage vermeldingen die er toe moeten leiden dat iedereen wel zal aannemen dat daarvan geen spoor meer is terug te vinden. Mis.

Archeologen kunnen tegenwoordig immers feilloos asresten van een paar mensen van 5.000 jaar geleden vinden; zij zijn zeker ook in staat om asresten van miljoenen mensen die 60 jaar geleden werden verbrand te traceren. Maar dan moet natuurlijk de wil om dergelijk onderzoek te doen aanwezig zijn en dan moeten die veronderstelde miljoenen lijken ook daadwerkelijk zijn verbrand.

Geen getuigen, geen asresten, geen botresten, geen tientallen miljoenen tanden en kiezen, geen onderzoek. Slechts verhalen over het verbranden van miljoenen lijken en een verplicht "geloof" daarin.

  33. CREMATIE-OVENS EN "VERGASSINGEN" NIET SYNONIEM

Als het over "vergassingen", "massamoord", "gaskamers" of "vernietigingskampen" gaat, toont de holocaustpropaganda bij voorkeur foto's van crematie-ovens in een voormalig concentratiekamp. Die moeten "gaskamers" en "vergassingen" bewijzen, want enig ander bewijs wordt nooit getoond.
Die zwart-wit beelden zijn inmiddels als synoniem voor "gaskamers" in het publieke bewustzijn gegrift. Zodanig zelfs dat men zich niet eens meer realiseert dat een crematoriumoven geen gaskamer is.

Crematoria waren in de Duitse kampen al in 1938 om hygiënische redenen wettelijk verplicht. Het was een van de vele maatregelen waarmee het nieuwe regime de volksgezondheid en het welzijn in het land op een hoger peil wenste te brengen. Andere maatregelen in dat kader waren de aanleg van sportvelden, vakantiefaciliteiten voor arbeiders, de "Volkswagen", het oprichten van ziekenfondsen, enz., enz.
Alle Duitse kampen met meer dan een bepaald aantal ingezetenen moesten vanaf dat jaar een crematorium hebben.

Ook het Nederlandse kamp Westerbork, waar niet werd "vergast", had vanaf 15 maart 1943 een crematorium, waarin in dat jaar bijna 600 kampoverledenen werden gecremeerd (Crematoriumboek Westerbork, Rapport over de sterfte in het kamp Westerbork, RIOD).

De capaciteit van de crematoria (aantal ovens) was uiteraard afgestemd op de omvang van het kamp en de te verwachten sterfte. Bij de uitbreiding van Auschwitz in 1942 werd rekening gehouden met een groei tot 250.000 gevangenen, de omvang van een grote stad.
Alle crematoria in Auschwitz en andere kampen waren van het civiele model, dus met een capaciteit van één lijk per verbrandingskamer. Alleen dat feit al sluit uit dat "op systematische en geplande wijze miljoenen mensen werden vermoord". Het is immers krankzinnig om voor de verbranding van miljoenen lijken (volgens de JHV 10-12.000 per dag!) ovens van het civiele type te gebruiken!

De holocaustindustrie realiseert zich thans dat crematie van miljoenen lijken in de kampcrematoria niet langer staande kan worden gehouden. Daarom wordt gewezen op verbrandingsputten in de open lucht waar eveneens massaal "vergasten" zouden zijn verbrand.
Hoewel vaststaat dat in bepaalde situaties – zoals bij de massale sterfte aan de tyfus-epidemie in 1942, op het hoogtepunt waarvan in Auschwitz 500 mensen per dag stierven – ook in de open lucht mensen werden verbrand, zijn er geen bewijzen of sporen van voortdurende verbrandingen in de open lucht.

Geen archeologische sporen, geen sporen van massale verbrandingsplaatsen, geen sporen op luchtfoto's, kortom geen forensische sporen van het verbranden van honderdduizenden mensen..

  34. CREMATIECAPACITEIT AUSCHWITZ VOLSTREKT ONTOEREIKEND

Naast de talloze wonderen van de Joodse Holocaust Versie, zoals insecticide als "gifgas", in alle opzichten totaal ongeschikte "gaskamers" zonder zelfs een mogelijkheid om "gas" in te brengen of af te voeren en onverklaarbaar onvindbare cyanidesporen, onschadelijke Dieseluitlaatgassen waarmee niettemin miljoenen mensen zouden zijn "vergast", de onvindbaarheid van stoffelijke resten van miljoenen vergaste mensen, ontbrekende forensische bewijzen en/of documenten voor deze veronderstelde systematisch geplande en uitgevoerde miljoenenmoord, behoren ook de faciliteiten waarmee meer dan een miljoen lijken zouden zijn verbrand tot de natuurwetenschappelijke JHV-onmogelijkheden waarin we verplicht moeten geloven, nee, waaraan zelfs niet mag worden getwijfeld.

In Auschwitz en andere Duitse gevangenenkampen bestonden crematoria. In Auschwitz was dat behalve om hygiënische, ook om praktische redenen. In en rond Auschwitz kon nauwelijks worden begraven omdat het in een moerasgebied lag met een hoog grondwaterpeil: 120-30 cm onder de oppervlakte met in de nabijheid de rivieren de Vistula en de Sola en op de lager gelegen plaatsen talloze meren en vennen. In de winter was begraven vanwege vorst vrijwel onmogelijk. Ook uit volksgezondheidsoogpunt was begraven onverantwoord. Het gebied was waterwingebied en begraven kon het grondwater besmetten.

Het hoofdkamp Auschwitz I had daarom vanaf het begin van haar bestaan een crematorium (Krema I) waarvan de capaciteit was afgestemd op normale sterfte onder de gevangenen. Het werd geleidelijk uitgebreid tot 3 ovens met elk 2 verbrandingskamers, 6 in totaal. De (theoretische!) capaciteit kwam daarmee op 72 crematies per dag bij ca. 20.000 kampingezetenen.
Omdat steeds de relatie wordt gelegd tussen crematiecapaciteit en aantallen vermoorde Joden, ga ik hier verder op de crematiecapaciteit in.

Aanvankelijk was voor Birkenau één nieuw crematorium met 15 verbrandingskamers gepland (Krema II) die Krema I in het basiskamp moest vervangen. Zoals o.m. blijkt uit een uitvoerige studie van de revisionistische onderzoekers C. Mattogno en Dr. Ing. F. Deana (The Crematoria Ovens of Auschwitz and Birkenau) noodzaakten belangrijke ontwikkelingen in 1942 echter tot forse uitbreiding van die capaciteit.
In de eerste plaats werd bij Himmler's bezoek aan het kamp op 17 en 18 juli van dat jaar besloten dat Auschwitz een belangrijker rol in de oorlogsindustrie zou gaan spelen, o.m. om aan de groeiende Russische dreiging het hoofd te kunnen bieden. Het moest faciliteiten gaan bieden voor 200-250.000 gevangenen. In de tweede plaats was door opeenvolgende zware tyfusepidemiëen de sterfte onder de gevangenen dramatisch opgelopen.

In augustus 1942 leed het kamp onder de zwaarste epidemie uit haar geschiedenis. Volgens de Sterbebücher von Auschwitz (Saur, München 1995) stierven er alleen in die maand 8.600 gevangenen aan de gevolgen van deze ziekte. (Niet zo vreemd dus dat in het kamp op grote schaal het enige effectieve middel tegen deze ziekte werd gebruikt: Zyklon-B). Tot 19 augustus stierven 4.113 kampingezetenen aan tyfus, gemiddeld 216 per dag. Tussen 14 en 19 augustus bedroeg de sterfte zelfs 2.400, gemiddeld 400 per dag. Het maximum werd op 19 augustus 1942 bereikt met meer dan 500.
De gemiddelde bezetting van het kamp bedroeg toen slechts 22.900. Als reeds bij zo'n relatief kleine bezetting 500 sterfgevallen per dag mogelijk waren, hoeveel doden zou een epidemie dan bij de vastgestelde grootte van 200.000 gevangenen vergen?

De nieuwe crematiecapaciteit werd daarom afgesteld op de geplande aanzienlijke toename van het aantal gevangenen en het ondanks de vele voorzorgsmaatregelen optreden van epidemische calamiteiten. Met het oog daarop, maar ook vanwege de al bestaande noodsituatie, kreeg de bouw van nieuwe crematoria de grootste prioriteit.
Er werden er op het enorme terrein van Birkenau vier gebouwd: de Krema's II t/m V. II en III spiegelbeeldig bij elkaar met elk 5 ovens van 3 verbrandingskamers, in totaal 30.
De Krema's IV en V waren van een geheel ander model, maar eveneens spiegelbeeldig met elk 4 ovens van 2 verbrandingskamers, in totaal 16.
Voor heel Auschwitz (afgezien van het buiten bedrijf te stellen crematorium in het hoofdkamp) totaal 46 verbrandingskamers.

De capaciteit voor het cremeren van een verondersteld aantal lijken binnen een gegeven tijdsbestek is relatief eenvoudig te berekenen. Ze is grotendeels onderworpen aan natuurkundige en pyrotechnische wetten en die zijn – wat de holocaustindustrie ons ook wil laten geloven – zelfs voor nationaal-socialistische crematoria gelijk aan die van alle andere in de wereld.

Voor het berekenen van de crematiecapaciteit zijn de volgende parameters van belang:
- aantal verbrandingskamers
- operationele beschikbaarheid in dagen
- aantal effectieve uren bedrijfstijd per dag
- benodigde verbrandingstijd per crematie

  35. CIVIELE CREMATIE-OVENS

Zoals eerder aangegeven waren de crematoria in de Duitse concentratiekampen van het civiele model die ook werden gebruikt voor particuliere crematies in de Duitse steden. Op zichzelf is dit een belangrijke aanwijzing dat ze niet waren ontworpen als cruciaal onderdeel in een systeem voor miljoenenmoord.

Immers, is het voorstelbaar dat voor de beoogde verbranding van slachtoffers van miljoenvoudige moord civiele crematie-ovens met enkelvoudige verbrandingskamers werden gebouwd? En dat de auctores intellectuales van zo'n massamoord-met-voorbedachte-rade niet zouden hebben voorzien dat die verbrandingstechniek daarvoor belachelijk ontoereikend, ja volkomen schizofreen was?

De verbrandingstijd voor crematie bedraagt - afhankelijk van variabelen als het type oven, de gebruikte brandstof (olie, gas, cokes) en het te verassen gewicht - tussen 35 minuten en 1,5 uur .
Het destijds modernste type oven van het merk Ignis-Hüttenbau – alleen in het modelkamp Theresiënstadt aanwezig – had vanwege de speciale constructie de kortste crematietijd: minimaal 35 minuten. Dat kwam o.a. omdat in die (grotere) oliegestookte ovens een volgend lijk kon worden geschoven waarbij het eerste in halfverbrande vorm naar achteren werd doorgeschoven voor verdere verbranding.
Voor de ouderwetse enkelvoudige cokesgestookte ovens in Auschwitz was een gemiddelde verbrandingstijd van 60 minuten nog aan de snelle kant.
De crematietijd van 1 uur per lichaam in Auschwitz werd na de oorlog bevestigd door de ingenieurs Kurt Prüfer en Karl Schultze van leverancier Topf und Sohn. Tijdens een verhoor door de KGB op 4 maart 1946 verklaarde Schultz:

"Er waren vijf ovens in twee crematoria en in elke oven werden drie lichamen geplaatst (= 1 per verbrandingskamer), d.w.z. drie verbrandingskamers in elke oven. In één crematorium met vijf ovens (vijftien verbrandingskamers) kon men 15 lijken per uur verbranden."

Waardoor de crematietijd in Auschwitz relatief lang was gaf Ir. Prüfer in zijn verklaring van 5 maart 1946 aan:

"In civiele crematoria wordt met speciale blaasbalgen voorverhitte lucht ingebracht, waardoor de lichamen sneller verbranden zonder rookvorming. De concentratiekamp-crematoria waren anders geconstrueerd; de lucht kon niet worden voorverhit, waardoor de lichamen langzamer verbrandden en rook ontstond. Om rook en geur te verminderen werden ventilatoren toegepast."
Op de vraag hoeveel lichamen er per uur in een Auschwitz-crematorium werden vergast antwoordde hij: "In een crematorium met vijf ovens van drie verbrandingskamers (Krema's II en III) kon men vijftien lijken per uur cremeren."

De benodigde verbrandingstijd per lijk was dus gemiddeld 1 uur. Alle "berekeningen", aantallen of verhalen die zijn gebaseerd op kortere tijden zijn, zoals terzake deskundigen zullen beamen, misleidend.

  36 MEER LIJKEN IN ÉÉN OVEN

Ook misleidend is het te doen alsof de crematiecapaciteit zou toenemen als er twee, drie of zelfs zeven(!) lichamen tegelijk in een verbrandingskamer worden geplaatst. Dat is onzin omdat de verbrandingstijd evenredig toeneemt met de te verbranden massa. Het is een truc om de capaciteit van kampcrematoria hoger voor te stellen dan ze in werkelijkheid was. Verbranden van twee lijken in één verbrandingskamer (als dat technisch al zou kunnen) vraagt ruwweg ook twee keer zoveel tijd.

Niet ondenkbaar is dat een baby of klein kind samen met een volwassene werd gecremeerd of twee sterk vermagerde tyfuspatiënten. Dat waren vermoedelijk uitzonderingen omdat de beperkte afmetingen van verbrandingskamers en ovendeuren en de extreme hitte die het openen van de deuren veroorzaakte dit verhinderden.

Ook met de operationele beschikbaarheid van de ovens kan aanzienlijk worden gesjoemeld en dat is dan ook veelvuldig toegepast om uit te komen op de veronderstelde miljoenenaantallen vergasten in Auschwitz.
Sovjet-staatszwendelaars "berekenden" in 1945 voor het Neurenberger Tribunaal het aantal in Auschwitz "vergaste" Joden door eenvoudig uit te gaan van het totale aantal verbrandingskamers over de bestaansperiode van het kamp, de halve verbrandingstijd en de effectieve bedrijfstijd te stellen op 24 uur per dag, 7 dagen per week. Geen wonder dat zij uitkwamen op het tot 1990 gecelebreerde fantastische aantal van "meer dan 4 miljoen vergasten" in Auschwitz. Dit groteske "Rapport" werd decennialang door nagenoeg alle bewierookte "holocaustdeskundigen", onder wie Hilberg, Klarsfeld, Pressac en Van Pelt als een gezaghebbende bron van informatie gebruikt....
Het door haat geinspireerde zwendelrapport stelt op grond van (uiteraard niet gecontroleerde) absurde "berekeningen" letterlijk het volgende over aantallen verbrande lijken in Auschwitz:

Krema I 9.000 per maand gedurende 24 maanden ( 216.000)
Krema II 90.000 per maand gedurende 19 maanden (1.710.000)
Krema III 90.000 per maand gedurende 18 maanden (1.620.000)
Krema IV 45.000 per maand gedurende 17 maanden ( 765.000)
Krema V 45.000 per maand gedurende 18 maanden ( 810.000)

De crematoriumcapaciteit bedroeg 279.000 lijken per maand, in totaal 5.121.000 over de gehele bestaansperiode.
Omdat de Duitsers ook grote aantallen lijken op stapels verbrandden, moeten de vernietigingsfaciliteiten in Auschwitz in feite nog groter zijn geweest dan deze cijfers suggereren. Ervan uitgaand dat de crematoria niet op volle capaciteit zouden hebben gewerkt, of een deel van de tijd wegens reparaties buiten bedrijf waren, berekende de Technische Commissie dat de Duitse beulen gedurende het bestaan van het Auschwitz kamp niet minder dan 4.000.000 burgers uit de USSR, Polen, Frankrijk, Joegoslavië, Tsjecho-Slowakije, Roemenië, Hongarije, Holland, België en andere landen hebben vermoord.


De absurditeit van deze "capaciteitsberekening" kan door elke niet-zwakbegaafde worden vastgesteld. Krema I had 6 verbrandingskamers, in elk waarvan per maand zogenaamd 1.500 lijken werden gecremeerd, ofwel 50 per verbrandingskamer per dag. Dat betekent dat dit crematorium gedurende haar volledige bestaansperiode onafgebroken 24 uur per dag in alle verbrandingskamers 2 lijken tegelijk per uur moest verbranden om aan deze capaciteit te komen. Hetzelfde zou ipso facto hebben gegolden voor alle crematoria in Auschwitz.
Totaal zouden er volgens de "Technische Commissie" in werkelijkheid in Auschwitz ononderbroken elke dag gemiddeld bijna 7.500 lijken zijn gecremeerd. Ad Absurdem in Gloriam....

Tegenwoordig gebruiken zich "historici" noemende vazallen van het internationale holocaustestablishment subtielere afrondingsfraudes bij hun "berekeningen", bijvoorbeeld door de theoretische maximumcapaciteit als effectieve capaciteit op te voeren.
Dat is alsof u het vorig jaar door u gereden aantal kilometers berekent door de maximumsnelheid van uw auto te vermenigvuldigen met het aantal uren dat hij in uw bezit was....

Van belang bij het beoordelen van de
werkelijke capaciteit van de crematoria is de feitelijke operationele beschikbaarheid. Deze volgt uit vaste en variabele factoren, waaronder de bestaansperiode. De crematoria in Birkenau bestonden in de volgende periodes:

Krema II: 15 maart 1943 – 27 november 1944 (624 dagen)
Krema III: 25 juni 1943 – 27 november 1944 (522 dagen)
Krema IV: 22 maart 1943 – 7 oktober 1944 (566 dagen)
Krema V: 4 april 1943 – 18 januari 1945 (656 dagen)

Krema I werd na ingebruikname van de nieuwe crematoria buiten bedrijf gesteld. Krema II was door technische mankementen al de eerste week na oplevering buiten bedrijf tot 1 september. Krema III viel kort na gereedkomen definitief uit. Krema IV functioneerde slechts enkele maanden. Ook Krema V kwam vrijwel direct na de oplevering door ernstige technische mankementen buiten bedrijf.

Van de (opgeteld) 1.039 dagen waarin de crematoria in Birkenau in 1943 theoretisch operationeel waren, waren zij maar liefst 551 dagen buiten bedrijf (53%). In 1944 waren er resp. 912 theoretisch operationele dagen (ook Krema IV functioneerde geheel niet meer), waarvan 236 buiten bedrijf (26%).
Deze buitenbedrijf percentages golden voor de complete crematoria; uitvalperioden van individuele ovens komen daar nog bij.

Volgens het onderzoek van Mattogno et al. hadden de crematoria in Birkenau een gezamenlijke operationele beschikbaarheid van slechts 1.164 dagen.
Dat moet nog worden gecorrigeerd voor noodzakelijk cyclisch onderhoud en de daaraan onvermijdelijk verbonden afkoel- en opwarmtijden.
Bij cokesverbranding ontstaan namelijk al snel sintels ("slakken") die zich aan de verbrandingsroosters vastzetten, waardoor na verloop van enige tijd het verbrandingsproces onmogelijk wordt. Het verwijderen van sintels van de roosters was een moeizaam karwei waarvoor de ovens moesten worden afgekoeld en opnieuw opgestart. Mattogno stelt dan ook dat dagelijks 4 uur moest worden uitgetrokken om de ovens te onderhouden en schoon te maken, waardoor de theoretische bedrijfstijd per operationele dag hoogstens op 20 uur kan worden gesteld.

De theoretisch-maximale crematiecapaciteit voor geheel Auschwitz (inclusief Krema I) komt daardoor op 1.040 normale lichamen per dag. Dit is echter een theoretisch maximum aangezien blijkens een memo van 17 maart 1943 de normale bedrijfstijd van de crematoria 12 uur per dag bedroeg; de werkelijk maximale capaciteit bedroeg daardoor slechts 624 lijken per dag, ofwel 60% van het theoretisch maximum.

Het holocaustestablishment gebruikt echter een brief van SS-er Bischoff, die schreef dat de totale capaciteit van de crematoria in 24 uur 4.756 bedroeg. Dat dit aantoonbaar van elke realiteitszin was gespeend en kennelijk was bedoeld om op zijn superieuren in Berlijn indruk te maken, wordt door hen willens en wetens genegeerd.

Het theoretisch maximum aantal crematies in Auschwitz lag in totaal op 624 (maximaal aantal crematies per dag) maal 1.164 (dagen) = 726.000, maar het werkelijke aantal crematies moet alleen al vanwege de eindeloze technische problemen aanzienlijk lager hebben gelegen.

Dat lagere aantal blijkt onder meer ook uit de pijnlijk nauwkeurig bijgehouden cokes-administratie van de crematoria en het feit dat de vuurvaste stenen van de verbrandingskamers in Birkenau, die noodzakelijk na 3.000 crematies vervangen moesten worden, daaraan niet zijn toegekomen.

Onderzoek van Mattogno in de bewaard gebleven documenten van Auschwitz gaf namelijk geen aanwijzingen voor bestellingen of afleveringen van de aantallen vuurvaste stenen die nodig zijn voor de thans door de holocaustindustrie aangegeven aantallen verbrandingen (600.000 tot 1,1 miljoen).
De enig aangetroffen bestelling was bestemd voor reparatie van Krema I, voldoende voor 24.000 crematies. Opgeteld bij 138.000 verbrandingen die de ovens van Birkenau zonder vervanging aankonden, komt het aantal Auschwitz crematies in de buurt van het aantal geregistreerde gevangenen dat door de jaren heen daar door natuurlijke oorzaken om het leven kwam. (In de kampadministratie werden ook besteldocumenten voor crematoriumkaarten gevonden waaruit blijkt dat er in 1943 ca. 40.000 geregistreerde sterfgevallen waren en voor 1944 eenzelfde aantal werd verwacht.)

Men stelt zich de door de holocaustpromotie gepresenteerde situatie eens voor: nadat van een zojuist vergast transport (12.000 slachtoffers per keer) het theoretisch dagmaximum van ca. 624 lijken was gecremeerd, werden er in de gaskamers van de crematoria (volgens zeggen) de volgende dag wederom 12.000 nieuw aangekomenen "vergast", de dag daarop weer, enzoverder. Na twee weken zou de crematieachterstand zijn opgelopen tot bijna 160.000(!) te cremeren lijken.... Daarbij nog afgezien van de vele door natuurlijke oorzaken in het kamp gestorvenen.
Omdat de "gaskamers" zich in de crematoriumgebouwen bevonden, kon het niet anders of volgende groepen slachtoffers werden daar dus vóór hun eigen vergassing geconfronteerd met enorme aantallen nog te cremeren lijken.....


Voor wie of wat houdt de holocaustpromotie ons dat wij dit zouden moeten geloven?

  37. CREMATIECAPACITEIT

Met historische gegevens wordt op allerlei manieren gemanipuleerd om het gewenste beeld over "de holocaust" te creëren.
Niettemin zijn er zaken waarmee nauwelijks te knoeien valt. Dat geldt bijvoorbeeld voor het aantal lijken dat een crematorium in staat is te verbranden. Dat aantal is redelijk nauwkeurig vast te stellen, tenminste zolang men geen fantastische en onmogelijke uitgangspunten hanteert.

Media en holocaustliteratuur hangen echter de opvatting aan dat natuurwetten niet gelden voor "gaskamers" en nationaal-socialistische crematoria.

Voorbeeld is een verslag in de Los Angeles Times van 2 augustus 1979 over een bezoek van de US "Presidentiële Commissie voor de Holocaust" aan Auschwitz-Birkenau. De krant stelde dat de leden van de Commissie de crematoria bezichtigden, "welke tot 60.000 lijken per dag konden verwerken." Omgerekend is de benodigde verbrandingstijd per lijk daarbij precies 1,1 minuut . . .
Dit is helaas geen incident; het is eerder exemplarisch dat vooraanstaande kranten zulke waanzinnige "informatie" over "de holocaust" verspreiden zonder enig bewijs en zonder enige tegenspraak.

Om de werkelijke crematiecapaciteit van Auschwitz eerlijk te benaderen, gaan we uit van reële, controleerbare gevens. Dit zijn de uitgangspunten:

Verbrandingstijd per lijk: 1 uur (staat onomstotelijk vast voor cokesgestookte ovens)
Aantal verbrandingskamers in Auschwitz: 52
Aantal bedrijfsuren per dag: 12 1

Bestaansdagen Effectief (60%) 2  Uren   Verbr.kamers Theoretische capaciteit 4
Krema I 1.020 612 7344 6 3 44.000
Krema II 624 375 4500 15 67.500
Krema III 522 393 4716 15 70.740
Krema IV 566 340 4080 8 32.640
Krema V 656 394 4728 8 37.820
      52 (totaal) 252.700

1 SS-memo d.d. 17 maart 1943 stelde de bedrijfstijd voor de crematoria op 12 uur per dag.
2 Uitvalpercentage van complete crematoria in 1943 was ≥ 40%.
3 Aantal verbrandingskamers Krema I was aanvankelijk 2-4; later tot 6 uitgebreid.
4 Exclusief uitval van individuele ovens, bij 1 lijk kamer/uur.

Bij de hierboven genoemde totale crematiecapaciteit over de volle 5 jaar van Auschwitz's bestaan is nog geen rekening gehouden met de uitval van individuele ovens. Uitval van één oven betekende bij de Krema's II en III dat 3 verbrandingskamers tegelijk stillagen en 2 tegelijk bij de Krema's I, IV en V.

Gezien de slechte kwaliteit van de ovens, de schaarste aan reparatiematerialen en de ongeschoolde, slecht gemotiveerde en saboterende bediening, is het aan de voorzichtige kant te stellen dat individuele ovens 15% van de mogelijke bedrijfsuren buiten bedrijf waren. Dat vermindert de daadwerkelijke capaciteit tot 214.800. (Dr. F. Deana en C. Mattogno stellen in het eerste en enige deskundigenonderzoek naar de crematiecapaciteit van Auschwitz dat de maximale capaciteit ten hoogste op 172.000 kan hebben gelegen.)

Dit zijn reële cijfers, gebaseerd op de werkelijk aanwezige crematiecapaciteit. We zien daaraan dat er voor miljoenenaantallen "vergasten" in Auschwitz in de verste verten geen capaciteit aanwezig was. Zelfs al zou men het aantal bedrijfsuren met de helft opvoeren tot 18 uur per dag, dan nog komt men bij lange na niet aan 1,5 miljoen slachtoffers.

De suggestie dat altijd meerdere lijken in één verbrandingskamer werden geplaatst werd geïntroduceerd om de ontoereikende capaciteit van de crematoria in de buurt van het JHV-verhaal te brengen. Maar dit geeft geen soulaas, immers: meer lijken per kamer = meer massa = evenredig langere verbrandingstijd = is gelijkblijvende capaciteit.

Ook de gemelde lijkverbrandingen in greppels bieden geen uitweg. Dit gebeurde op relatief beperkte schaal, bij calamiteiten als epidemieën, als de normale crematoriumcapaciteit ontoereikend was. (Op die verbrandingen in putten c.q. greppels ga ik nog afzonderlijk in.)

De werkelijke crematiemogelijkheden tonen aan dat aantallen van miljoenen gecremeerden onmogelijk waren.
Ze bevestigen de revisionistische stelling dat het aantal omgekomenen in Auschwitz (Joden en niet-Joden tezamen en door alle oorzaken) in geen geval hoger kan zijn geweest dan 350.000.


Dat is maximaal 8% van het oorspronkelijk aantal en 23% van het huidige officiële aantal. De crematoria in Auschwitz (en andere kampen) blijken dan ook nooit ontworpen of gebouwd te zijn in het kader van een miljoenenuitroeiingprogramma.
Indien de Duitsers in Auschwitz met de daar bestaande middelen in 2 jaar tijd 1,5 miljoen Joden hadden willen vergassen/cremeren, zouden zij de beschikking moeten hebben gehad over 345 verbrandingskamers; bij 4 miljoen crematies zelfs over het krankzinnige aantal van 920. In werkelijkheid hadden ze er gelijktijdig nooit meer dan 46.

Dit weerlegt de theorie dat de nazi's de systematische fysieke uitroeiing van de Europese Joden zouden hebben voorbereid en daarbij aan de crematoria een sleutelrol zouden hebben toebedeeld.

De crematoriumcapaciteit was bestemd voor de (aanzienlijke) sterfte onder de omvangrijke kamppopulatie, niet voor massavergassingen.

Een geheel andere, maar eveneens doorslaggevende indicatie daarvoor, is het verbruik van vuurvaste ovenstenen.
Eerder is al aangegeven dat de vuurvaste stenen van de ovens na elke 2.000 crematies moesten worden vervangen, om beschadiging van de ovens te voorkomen. Men kan dat uitstellen tot bijv. 3.000 crematies, maar daarna raken de ovens absoluut en onherstelbaar beschadigd.

Als men, zoals holocaust-historicus Pressac in zijn standaardwerk Auschwitz: Technique and Operation of the Gas Chambers, ervan uitgaat dat in Auschwitz 775.000 mensen werden vergast, waarvan 100.000 verbrand in greppels, dan zouden er 675.000 in de crematoria moeten zijn gecremeerd.
Een simpele rekensom leert dan dat in elk van de 46 verbrandingskamers (Krema I was buiten bedrijf) 14.700 crematies hebben moeten plaatsvinden. Dat zou dus zo'n 5 x de complete vervanging van alle vuurvaste metselwerk in alle ovens nodig hebben gemaakt.

Voor zulke veelvuldige en omvangrijke leveranties van ovenstenen is in de complete en uitgebreide administratie van Auschwitz geen enkele indicatie gevonden. Ook van daarbij behorende omvangrijke periodieke werkzaamheden (ca. 7.200 manuren) en/of daarmee verbonden kosten, is in de boekhouding niet het geringste spoor aangetroffen. Geen correspondentie, geen transportbewijzen, geen bestellingen, geen facturen, niets.
(Voor aanhangers van de "de-Duitsers-vernietigden-alle-sporen-van-de-holocaust" theorie zij gezegd dat bijv. de complete Zyklon-B boekhouding ongeschonden in het kamp werd aangetroffen.)

Het niet uitvoeren van de noodzakelijke vervanging van de vuurvaste stenen maakt het technisch uitgesloten dat in Auschwitz 675.000 crematies (laat staan 1,5 miljoen of meer) zouden kunnen hebben plaatsgevonden.

  38. COKESVERBRUIK CREMATORIA BEVESTIGT AANTAL CREMATIES

Ondanks de vele "ooggetuigen" die verklaarden dat lijken in de crematoria van Auschwitz "vanzelf" brandden, houden wij ons aan het natuurwetenschappelijke feit dat daarvoor aanzienlijke hoeveelheden brandstof nodig zijn.
In de ouderwetse cokesgestookte crematoria van Auschwitz vergde het verbranden van één lijk ca. 20-30 kg cokes.

Illusionisten, zoals de Nederlands-Canadese professor Robert Jan van Pelt, stellen echter dat gemiddeld 3,5 kg(!) cokes per lijk voldoende is, omdat "lijken in efficiënte crematie-ovens uit zichzelf branden". Inderdaad, zo komt men eenvoudig aan 10 x zoveel gecremeerde lijken als experts op grond van de verbruikte hoeveelheid cokes in de crematoria van Auschwitz voor mogelijk houden.

Dat deze onzinnige beweringen over cokesverbruik eveneens lijnrecht in tegenspraak zijn met de werkelijke capaciteit van de Auschwitz-ovens, mag hen niet hinderen.

De hoeveelheid cokes welke volgens de in Moskou teruggevonden nauwkeurige Duitse cokesadministratie aan de crematoria werd geleverd, komt - uitgaand van een reëel verbruik van 20-30 kg per lijk - overeen met de aantallen doden vermeld in de "Auschwitz‘-Dodenboeken': 74.000 over de jaren 1941, '42 en '43.

Van november '42 tot en met oktober '43 werd bijvoorbeeld 760 ton geleverd aan de crematoria van Auschwitz, toereikend dus voor ca. 25.000 crematies. Dat is ongeveer ook het aantal overledenen dat voor die periode in de Auschwitz Dodenboeken is vermeld.
Ook daar dus, op het veronderstelde hoogtepunt van "de holocaust", geen enkele indicatie van "12.000 vergassingsslachtoffers per dag", wel de (zoveelste) bevestiging van het aantal "natuurlijk" gestorvenen in Auschwitz.
Van tien keer zo grote hoeveelheden cokes is in de cokesadministratie van het kamp vanzelfsprekend geen bewijs aangetroffen. Evenmin als van daarvoor benodigde transportmiddelen, opslagruimten, asafvoer, enz.

Als men uitgaat van 1,5 miljoen slachtoffers in Auschwitz en daarbij de door Pressac aangegeven verhouding crematies/verbrandingen toepast, komt men op 1.300.000 crematies. De daarvoor benodigde hoeveelheid cokes zou dan 25 kg x 1.300.000 = 32.500.000 kg hebben bedragen, ofwel 32.500 ton! Een door geen enkel feit of omstandigheid gesteunde gigantische hoeveelheid!

De JHV stelt dat per dag 12.000 mensen werden "vergast", dagelijks 10.440 crematies, waarvoor eveneens dagelijks 260 ton cokes (ca. 10 spoorwagons) zou moeten zijn aangevoerd en verbruikt!

Vaststaat dat de cokesreservoirs van de crematoria niet meer dan 20 ton konden bevatten. Bovendien staat vast dat de cokes niet per trein tot aan de crematoria kon worden gebracht, maar dat dit met karren moest gebeuren. Moet men hierover verder nog iets zeggen . . .?

  39. AANTALLEN CREMATIES AUSCHWITZ ONMOGELIJK

Om 4 miljoen “vergasten” te cremeren, zouden de nazi's in Auschwitz tot 1988 volcontinu in de weer zijn geweest.

We hebben gezien dat de werkelijke crematiecapaciteit van Auschwitz-Birkenau over de vijf jaar van haar bestaan niet groter kan zijn geweest dan ca. 250.000. De grootste aantallen crematies vonden plaats in een periode van ca. 2,5 jaar, van zomer 1942 tot begin 1945. In die 2,5 jaar kunnen er volgens normale berekeningen niet meer dan 200.000 hebben plaatsgevonden.
Zelfs indien men het ruim stelt, bijv. op 200.000 in twee jaar, zou het meer dan 40 jaar hebben geduurd alvorens het laatste van 4 miljoen slachtoffers gecremeerd zou zijn (ergens tussen 1985 en 1988).
Gaat men uit van het aantal slachtoffers vermeld op de gedenkstenen in Auschwitz, 1,5 miljoen, dan zou de laatste crematie daar in 1960 hebben moeten plaatsvinden.

Een en ander maakt duidelijk dat de voor Auschwitz genoemde aantallen slachtoffers daar bij lange na niet kunnen zijn gecremeerd.


Lijkverbrandingen in de open lucht

Omdat spoedig bleek dat de crematoria de miljoenen lijken genoemd in de JHV nooit hebben kunnen verwerken, moet er volgens JHV logica een andere methode zijn geweest waarmee de nazi's honderdduizenden lijken zonder enig spoor konden laten verdwijnen.

Ooggetuigen vermeldden dat in Auschwitz grote aantallen lijken in diepe greppels en op stapels in de open lucht werden verbrand.
Met name nabij Krema V en bij een voormalig klein boerenwoninkje (in de holocaustliteratuur "Bunker 2" genoemd) werden door getuigen lijkverbrandingen gemeld.

Ongetwijfeld hebben er op het terrein van Auschwitz-Birkenau lijkverbrandingen in de open lucht plaatsgevonden. Met name tijdens epidemieën en bij de vele ernstige defecten aan de crematoria, zijn er als noodoplossing lijken in de open lucht verbrand. Ook werden eerder begraven overledenen later opgegraven en in de open lucht verbrand, vermoedelijk met het oog op grondwaterbesmetting. Dat was o.m. het geval met slachtoffers van de tyfusepidemie van zomer 1942. Omdat de nieuwe crematoria nog niet gereed waren, werden deze lijken in de open lucht (niet in greppels) verbrand. Door de visueel onafgeschermde omgeving in en rond Auschwitz en de crematoria zullen relatief veel mensen dat hebben kunnen waarnemen.

Dit soort verbrandingen kan echter niet anders dan een relatief beperkt karakter hebben gehad. We zullen daarop niet dieper ingaan, maar verbrandingen in de open lucht zijn uiterst onvolledig. Omdat daarbij minder hoge temperaturen bereikt worden dan bij crematie, blijven er namelijk veel botresten, onverbrande en verkoolde stukken weefsel over, die daarna alsnog moeten worden begraven. Het is daarom een "oplossing" die men alleen in uiterste noodsituaties en op beperkte schaal zal toepassen.

Niettemin vermeldden sommige getuigen dat er systematisch enorm grote aantallen lijken in greppels van 2 à 3 meter diep werden verbrand.
Dat is echter om aantoonbare redenen onaannemelijk.

In de eerste plaats is, zoals gezegd, de bereikbare verbrandingsgraad zeer onvolledig, waardoor grote hoeveelheden traceerbare menselijke resten zouden zijn overgebleven, resten die echter nooit zijn gevonden. Indien werkelijk honderdduizenden mensen op deze wijze zouden zijn verbrand, zouden daarvan de traceerbare sporen in de vorm van stoffelijke resten, botten, as, miljoenen tanden en kiezen, enz. kunnen worden opgespoord.
Archeologen zijn in staat verbrandingsresten van vier of vijf mensen uit de grijze oudheid terug vinden. Zou dat voor een miljoen of soortgelijk aantal verbrande slachtoffers van zestig jaar geleden dan niet mogelijk zijn?

In de tweede plaats was – ook dat zeiden we al eerder – het grondwaterpeil in het moerasgebied van Auschwitz extreem hoog.
Een uitvoerig onderzoek, Ground Water in the Area of the POW Camp Birkenau (1998), van twee onafhankelijke grondwaterdeskundigen, Dipl.-Ing. Michael Gärtner en Dipl.-Ing Werner Rademacher, geeft als conclusie: "Verbrandingsputten van de door de getuigen genoemde diepten waren in Birkenau onmogelijk."

Een half jaar na het verschijnen van dit rapport werd dit door de Duitse Inquisitie in beslag genomen en vernietigd. De auteurs werden wegens "Volksopruiing" en "Aanzetten tot haat" (sic!) vervolgd, hetgeen volgens mij bepaald niet aanmoedigt tot het verrichten van onafhankelijk deskundigenonderzoek naar de Joodse Versie van "de holocaust" . . .
Wie verbaast zich dan nog over het enorme gehalte leugens van de Joodse Holocaust Versie?

Onder de duizenden luchtfoto's door de Geallieerden en Sovjets van Auschwitz genomen, is er slechts 1 waarop is te zien dat er op beperkte schaal iets (afval of lijken, dat kan niet worden vastgesteld) werd verbrand. Alle andere luchtfoto's, ook die genomen tijdens het hoogtepunt van de veronderstelde vergassingen, tonen daarvan niets. Geen grootschalige greppels, geen putten, geen vuren of rookpluimen, geen transport van duizenden lijken, niets.

De "getuigenverklaringen" waarin sprake is van 2-3 meter diepe greppels met onderin een speciale gleuf waarin het gesmolten vet van de lijken wegstroomde (waar naartoe? naar boven?) zonder dat dit vlam vatte, laten we maar rusten. En ook de verhalen over vrouwen en kinderen die door sadistische SS-ers levend in deze greppels werden geworpen laten we maar liever zonder commentaar. Beroepsholocaustoverlevende en daardoor Nobelprijswinnaar Eli Wiesel werd letterlijk (zegt hij) "op de rand van zo'n greppel gered", echt waar, hij voelde het vuur, "het was een wonder").

 

40. FOTO'S BEWIJZEN "DE HOLOCAUST" NIET

Wie kent ze niet, de afschuwelijke en gruwelijke foto's van honderden opgestapelde uitgemergelde lijken en levende geraamten in nazikampen? Foto's van selecties op perrons, terechtgestelden, opgehangenen, crematie-ovens en prikkeldraad?

Beelden als met een mes in het collectieve bewustzijn gekrast. Niettemin, ondanks alle onloochenbare verschrikkingen van het getoonde, bewijzen die foto's niet dat er een Holocaust heeft plaatsgevonden zoals de Joodse Versie die wil laten geloven.

Van de vele tienduizenden foto's is er namelijk niet één die een "gaskamer" toont, niet één een vergast lijk, niet één te cremeren vergassingsslachtoffers, niet één van mensen die anders dan door ziekte en ellende om het leven kwamen.

Tienduizenden foto's werden er gemaakt van tientallen kampen. Genomen door Duitse militairen, door burgers, door verzetsmensen, bij Geallieerde luchtverkenningen, enz., zowel tijdens als direct na het Duitse regime.

En toch bestaat er niet één foto welke – bij zorgvuldige beschouwing – bewijst dat het werkelijk om selectie voor "gaskamers" gaat, om "vergassingen" of om "vergaste" lijken.
Wisten de nazi's in die overbevolkte kampen al die jaren die misdadige massavergassingen dan zo goed voor de buitenwereld verborgen te houden? Volgens gelovigen in de Joodse Holocaust Versie wel.

Wat de holocaustpropaganda al zestig jaar lang over ons uitstort zijn foto's en beelden waarvan alleen de teksten en commentaren suggereren dat het zou gaan om "selecties", "gaskamers", "vergassingen" en "miljoenen joodse slachtoffers".
Zeker is, dat als er ook maar één foto zou zijn geweest welke "selecties" of "gaskamers" kon bewijzen, die ons elke dag en op elke plaats van de wereld zou worden voorgehouden. Maar zo'n foto bestaat niet.

Vergelijken we de teksten bij de foto's eens met wat de foto's in werkelijkheid tonen.

Enkele willekeurige foto's, bijvoorbeeld die van zgn. "selecties voor de gaskamers" afkomstig uit The Auschwitz Album, 193 foto's begin juni 1944 door SS-ers in Auschwitz gemaakt, op het hoogtepunt van de veronderstelde "holocaust", gepubliceerd op de Yad Vashem internetsite. Deze officiele site stelt dat de serie foto's het visuele bewijs zijn van massamoord in Auschwitz-Birkenau.


"Joden ondergaan het selectieproces op het Birkenau aankomstplatform..."

Het bijschrift bij deze foto luidt: "Joden ondergaan het selectieproces op het Birkenau aankomstplatform. De mensen op de achtergrond zijn op weg naar Crematorium II, nog juist zichtbaar midden boven op de foto (FA- 268/26)."

Wie de foto goed bekijkt ziet echter geen "selectieproces" (de "selectie" heeft reeds plaatsgevonden!), maar wel twee rijen mensen: een korte met uitsluitend vrouwen en kinderen en een langere met uitsluitend mannen.
Birkenau had een apart vrouwen- en mannenkamp. Gevangenen moesten bovendien verplicht na aankomst gescheiden douchen en hun kleding laten ontluizen. Dat gebeurde in twee enorm grote badhuizen midden in het kamp, door gevangenen de "Sauna" genoemd.

In plaats dat deze foto's het bewijs leveren voor selectie van "arbeidsgeschikt en arbeidsongeschikt" ("gaskamers"), is duidelijk sprake van scheiding naar sekse. In de rij met vrouwen bevindt zich namelijk niet één (arbeidsongeschikte) man en in de rij mannen is geen enkele vrouw te zien! Bovendien, als dit een "selectie" voor "de gaskamers" zou zijn, zou (volgens de logica van de JHV) de rij met arbeidsongeschikten (vrouwen en kinderen) minstens 6 keer langer moeten zijn dan de rij arbeidsgeschikten. De foto toont echter het omgekeerde!

Dus is deze foto allesbehalve het "visuele bewijs van het proces van massamoord" zoals de holocaustpromotie beweert!

Ook is er geen aanwijzing dat de lange rij mensen op de achtergrond op weg zou zijn naar het Crematorium(!); waarschijnlijker is dat de rij ver daarvoor linksaf slaat, waar - voor wie de plattegrond van Birkenau kent - zich midden in het kamp het enorme badhuiscomplex bevond.

Let bovendien eens op dat Crematorium in de verte. Die is vanaf grote afstand open en bloot zowel in het kamp als daarbuiten zichtbaar. Kan men zich voorstellen dat daarin dagelijks vele duizenden mensen voor iedereen vanaf grote afstand te zien zouden zijn vergast? En zo ja, hoe verhoudt zich dat dan met die "uiterste geheimhouding" welke de nazi's zouden hebben betracht?

En waar zouden de duizenden vergaste lijken in zo korte tijd naar toe moeten? De (alleen theoretische) maximumcapaciteit van Krema II bedroeg minder dan 200 lijken per dag. De volgende groep slachtoffers (er werden er elke dag immers 12.000 "vergast") stond immers alweer klaar? Crematorium III lag nota bene pal naast II, zodat het massale vergassingsgebeuren met alle duizenden ongecremeerde lijken van dien, dag-in-dag-uit voor het oog van iedereen zou plaatsvinden . . . .

Let ook eens op de minimale Duitse aanwezigheid op de foto's, zonder spoor van "selectie-artsen" of grove dwang. Indien er paniek zou uitbreken onder de duizenden op weg naar "gaskamers" (waarvoor één simpel gerucht bij één van de honderden transporten al zou kunnen zorgen) zouden de bewakers eenvoudig onder de voet worden gelopen. En (alweer), wat dan met die "uiterste geheimhouding" van de nazi's?

Kortom, deze foto toont niet wat men wil suggereren, dus geen selectie voor "gaskamers".

Hieronder een andere foto van een zogenaamde "selectie voor de gaskamers".


"Joden tijdens de selectie op het aankomstplatform"

Het bijschrift:

"Joden tijdens de selectie op het aankomstplatform. Op de achtergrond de befaamde toegangspoort tot het kamp. Enkele langer in het kamp verblijvende gevangenen helpen de nieuwkomers."

Weer twee groepen mensen: één rij vrouwen en kinderen op de voorgrond en één rij uitsluitend mannen op de achtergrond.
Niets selectie van arbeidsgeschikten en arbeidsongeschikten voor "de gaskamers". Men ging gescheiden baden en daarna de mannen naar het mannenkamp en vrouwen en kinderen naar het vrouwenkamp.

De sfeer lijkt ontspannen, hetgeen ook blijkt uit de toevoeging "langer in het kamp verblijvende gevangenen helpen de pas gearriveerden". Dit nu is te krankzinnig voor woorden; het toont de onzinnigheid van de zogenaamde "selectie voor gaskamers" aan. Want, kan een bij zinnen zijnd mens zich voorstellen dat geen van die gevangenen de nieuwkomers niet zou hebben ingefluisterd dat zij over enkele minuten met hun kinderen in gaskamers zouden worden vergast?

Dit tart natuurlijk elk voorstellingsvermogen en is volstrekt ongeloofwaardig.

Laten we het gebruik van foto's waarmee men tracht de Joodse Holocaust Versie aannemelijk te maken eens verder analyseren.

Holocaustfoto's zijn er in 4 soorten:
1. Echte, niet geretoucheerde foto's met juiste onderschriften
2. Echte, niet geretoucheerde foto's met valse onderschriften
3. Echte foto's, maar geretoucheerd en/of vervalst
4. Complete vervalsingen.

De foto's in categorie 1 zijn relatief zeldzaam. Ze tonen beelden van alle tijden en alle oorlogen.
De foto's in categorie 2 zijn authentiek, maar de bijschriften zijn vals. Gewoonlijk zijn het van haat en politieke afkeer doordrenkte beschrijvingen, die door het getoonde beeld moeten worden versterkt.
Categorie 3 zijn foto's met ingetekende of geretoucheerde details welke veronderstelde vijandelijke misdaden moeten "bewijzen". Leugenpropaganda in optima forma dus.
Categorie 4 tenslotte zijn volkomen in scène gezette beelden, tekeningen, projecties, etc. die aan de vijand toegeschreven misdaden aannemelijk moeten maken.

Van elk van deze categorieën geef ik enkele voorbeelden. Ze zijn grotendeels ontleend aan het artikel
Do Photographs Prove the NS Extermination of the Jews? van Udo Walendy, geplaatst in Dissecting the Holocaust.

Voorbeeld 1. (hieronder) is die van het zonder enige vorm van proces vermoorden van 520 gevangengenomen Duitsers door de Amerikanen in Dachau. Dit is een foto uit Categorie 1, dus ongeretoucheerd en met een correct bijschrift.


Amerikaanse soldaten maken kort proces met 520 krijgsgevangenen

Een voorbeeld uit de grootste categorie, Categorie 2 dus, is authentiek maar met een vals bijschrift. Een massamoord in Kiëv toegeschreven aan het Duitse Nachtigall Bataillon. In werkelijkheid zijn het slachtoffers van de Sovjet NKVD die vlak voor hun terugtocht genadeloos tienduizenden van hun politieke gevangenen vermoordden.


'3.000 door de nazi's uitgehongerde en doodgeslagen
slavenarbeiders in kamp Nordhausen'

Eveneens ongeretoucheerd met vals onderschrift is bovenstaande foto in het Amerikaanse Life magazine van 21 mei 1945, met als bijschrift: 3.000 door de nazi's uitgehongerde en doodgeslagen slavenarbeiders in kamp Nordhausen.

In werkelijkheid waren deze "uitgehongerde en doodgeslagen slavenarbeiders" allen slachtoffers van Geallieerde bombardementen op dit Duitse industriële complex.


Een andere toepassing van valse bijschriften is die van gestorvenen in het niet van "vergassingen" verdachte Bergen-Belsen. Omdat massamoordfoto's van Auschwitz eenvoudig niet bestaan, neemt men eenvoudig die van tyfus-slachtoffers uit een ander kamp: "Auschwitz zoals het werkelijk was," enz.


"Auschwitz zoals het werkelijk was"


Een beruchte vervalsing uit Categorie 3 (geretoucheerd/vervalst) is een luchtopname in 1979 door de CIA vrijgegeven, waarop de beruchte, nooit bestaand hebbende "inwerpgaten voor Zyklon-B bovenop de "gaskamers" van de Crematoria II en III zijn ingetekend.

Op de bewuste luchtfoto is links Krema II zichtbaar en rechts Krema III. Beide zijn bouwtechnisch exact aan elkaar gelijk maar spiegelbeeldig tegenover elkaar gebouwd.

Gesteld werd dat op elk van de "gaskamers" zich 4 "inwerpgaten" op het gewapend betonnen dak zouden bevinden. Echter, direct al valt op dat deze bij Krema II verspringend ten opzichte van elkaar liggen en bij Krema III parallel. Ook klopt de lengte van de "inwerpgaten" niet, want dan zouden ze enkele meters breed moeten zijn geweest. Ten derde ligt de schaduw in de verkeerde hoek vergeleken met de schaduw van de schoorsteen. Ten vierde bevinden deze "gaten" zich niet op corresponderende plaatsen van de nog bestaande restanten van het dak. Ten vijfde zijn op geen van de andere foto's deze "objecten" ooit gesignaleerd.

Kortom, een regelrechte vervalsing, bedoeld om het bestaan van "inwerpgaten" (zonder welke "vergassingen" onmogelijk waren en dus ook geen Joodse Holocaust Versie) aannemelijk te maken. Zei de Franse revisionist professor Faurisson immers niet openlijk "Geen gaten, geen holocaust"?

Ook onderstaande foto van "in Estland vermoorde Joden gereed voor verbranding", is geheel in scene gezet.


"in Estland vermoorde Joden gereed voor verbranding"

Wie goed kijkt ziet dat de houding van de "lijken" nogal merkwaardig is....
Kennelijk waren zij tijdens het nemen van de foto net zo levend als u en ik. Enkelen hebben hun pet nog op; die krankzinnige sadistische nazi's moeten dus de petten op de hoofden hebben vastgelijmd.

De auteur van het zoveelste boek over nazi-gruwelen suggereren wij als onderschrift:

"Door de nazi's te verbranden Joden in Estland, geduldig poserend voor de fotograaf".

Veel foto's en films van uitgemergelde lijken en levende geraamten, synoniem voor "de holocaust", werden gemaakt in Bergen-Belsen, een Duits kamp waar niet werd "vergast". Bergen-Belsen was qua verzorging en omstandigheden een voorbeeldig kamp. Pas in de laatste oorlogsmaanden veranderde dit in een hel op aarde.

Door het kamp en de slachtoffers in één adem te noemen met "gaskamers" en "vergassingen", verbindt men ten onrechte het een aan het ander. Daarvoor is in werkelijkheid geen aanleiding.
Wie de lijken op de foto's van Bergen-Belsen nader beschouwt, ziet nooit normaal uitziende mensen, maar uitsluitend volkomen uitgemergelde lijken vol vlekken. Met andere woorden: de symptomen van het laatste stadium van vlektyfus.

Geallieerde filmers hadden de opdracht de gruwelijkheden in de kampen uitvoerig in beeld te brengen en de vijand zo duivels mogelijk af te schilderen. Daarbij werd niet altijd zorgvuldig met de waarheid omgegaan.
Een getuige zag op 16 juni 1945 op een afgelegen perron in Erfurt een streng bewaakte verzegelde trein met gewonde, zieke, stervende en dode Duitse soldaten. Zij werden 's nachts naar Buchenwald, Dachau en andere kampen vervoerd om daar als "slachtoffers van nazigruwelen" te worden gefilmd. De lijken werden in Buchenwald gedumpt en de bevolking van Weimar werd gedwongen om voor het oog van de camera langs die "slachtoffers van de nazi's" te defileren.

De verfilmer van dit wereldwijd bekend geworden neptafereel was de joodse Hollywood-regisseur Alfred Hitchcock, later populair geworden als "vader" van een bepaald genre horrorfilms ("Master of Suspense"). Hij was het ook, die voor het Internationaal Militair Tribunaal de situatie in veel kampen voor het nageslacht vastlegde.

Met foto's van tyfus-slachtoffers in Bergen-Belsen werd het visuele beeld van "de holocaust" gecreeerd. Impliciet wordt gesuggereerd dat dit representatief is voor alle Duitse kampen gedurende de oorlog. Dat was echter niet het geval. Bergen-Belsen gold gedurende de oorlog als een voorbeeld van hygiëne en correcte verzorging, zoals door talloze ex-gevangenen is verklaard. Het kamp telde tot 10 maanden voor de bevrijding niet meer dan 3.500 ingezetenen.

Pas toen eind 1944 grote groepen gevangenen uit de Oostelijke kampen (o.a. Auschwitz, waaronder Anne Frank en haar familie) voor het oprukkende Rode Leger naar Bergen-Belsen werden overgebracht, liep het aantal op tot boven de 55.000. De meesten waren bij aankomst ziek en uitgeput. Commandant Kramer protesteerde heftig bij zijn superieuren tegen die toevloed, die zijn kamp in geen enkel opzicht aankon. Hij had geen ruimte, geen medische verzorging en de toevoer van voedsel, medicijnen en water lag stil vanwege bombardementen op wegen, bruggen, spoorlijnen en magazijnen.

Ook al zouden de Duitsers dat hebben gewild, het was onmogelijk de gevangenen vrij te laten: velen onder hen waren gewone criminelen. Anderen fel anti-Duits, anti-nazi of leden aan besmettelijke ziekten. Gezonde gevangenen hadden in die oorlogsomstandigheden geen plaats om naar toe te gaan. Vrijlating zou zowel voor de gevangenen als voor de Duitse bevolking tot een tragedie hebben geleid.

In die laatste oorlogsmaanden braken allerlei epidemieën uit, waardoor duizenden stierven, aan tyfus en andere ziekten, honger, uitputting en ellende. De talloze uitgemergelde lijken konden niet meer worden verbrand of begraven.

Totaal stierven er tijdens de oorlog in Bergen-Belsen ca. 7.000 mensen. Het overgrote deel daarvan in de laatste 7 maanden. Na de bevrijding stierven er onder Brits beheer echter nog eens 14.000.

Dachau sterftecijfers
1940 1.515
1941 2.576
1942 2.470
1943 1.100
1944 4.794
1945 15.384

Wat voor Bergen-Belsen gold, gold voor vrijwel alle Duitse kampen. In Aflevering 9 gaven we reeds een overzicht van het sterfteverloop in Dachau. In dat kamp verbleven in 1945 206.000 gevangenen. Tijdens de oorlog stierven er (volgens officiele cijfers):

Deze cijfers laten in 1942 een daling zien en in 1943 – op het veronderstelde hoogtepunt van de “holocaust” - zelfs een halvering! Eind '44 woedde ook daar een tyfusepidemie. Tweederde van de totale sterfte vond plaats in die laatste 7 oorlogsmaanden, niet door moedwillig beleid of sadisme van de Duitsers, maar door tyfus, de algehele en rampzalige chaotische wanorde de Geallieerde dag-en-nacht bombardementen.


  41. TOESTAND VERERGERD DOOR GEALLIEERDE BOMBARDEMENTEN

De strenge winter van '44-'45, in ons land bekend als de Hongerwinter, was voor Duitsland en Polen nog veel ellendiger. Niet alleen waren de temperaturen daar lager dan hier, maar ook beleefden de Geallieerde bombardementen op Duitsland hun hoogtepunt. Duizenden Duitse steden werde dag en nacht bestookt met tot dan toe ongekende hoeveelheden bommen van groot en verwoestend kaliber. Niet alleen industriele en strategische complexen werden vernietigd, ook burgerdoelen. Dat was enerzijds "om de moraal van de Duitse bevolking te breken" en anderzijds om het oprukkende Rode Leger te laten weten dat de Geallieerden ook tot iets in staat waren. Het gaat niet aan de Geallieerden daarvoor te veroordelen, ook al kostten die terreurbombardementen vele honderdduizenden Duitse vrouwen, kinderen, bejaarden en zieken onnodig het leven. Het was oorlog en daarmee is nu eenmaal alles gezegd.
Aan de andere kant gaat het ook niet aan, de Duitsers alleen verantwoordelijk te stellen voor het onzegbare leed dat daardoor op het eind van die oorlog op allerlei plaatsen ontstond.

Vanaf midden '44 tot eind van de oorlog bombardeerden de Geallieerden alles wat in Duitsland bewoog. Dag en nacht. Ook bruggen, spoorwegen, electriciteitscentrales, rioleringsinstallaties, opslagplaatsen, enz. Voor vernielde spoorwegknooppunten stonden treinen met gevangenen uit de Poolse kampen soms dagenlang stil, met alle rampzalige gevolgen van dien. Als ze eindelijk in de overvolle hergroeperingskampen aankwamen, waren de gevangenen vaak ziek en ernstig verzwakt.

Kampen waar sprake was van een normale situatie, veranderden gaandeweg in poelen van ellende, honger, ziekte en dood. Op het hoogtepunt van die peilloze ellende troffen de Geallieerden deze kampen aan.

 

42. Bergen Belsen

Begin 1944 werd de chemische fabriek die Zyklon-B vervaardigde door bombardementen vernield en kon er geen Zyklon-B meer worden geproduceerd. Geen toeval dus dat daarna de sterfte aan tyfus in de kampen dramatisch toenam. Dit bewijst onder meer de brief van 1 maart 1945 van de commandant van Bergen-Belsen, Josef Kramer, die zich er wanhopig over beklaagde geen desinfectiemiddelen meer te hebben en dus de epidemische tyfus in zijn kamp niet langer te kunnen bestrijden ....
Twee dagen later, op 3 maart, schreef Kramer zijn superieuren wederom:

"Ik ben volkomen aan het eind. De drinkwatervoorziening is buiten werking. Een treinlading voedsel vernietigd door laagvliegende Geallieerde vliegtuigen. Massa's mensen sterven. Er moet onmiddellijk iets gebeuren."
Na de oorlog verklaarde hij:
"Tijdens de laatste zes weken was ik volkomen machteloos. Ik had zelfs geen mensen meer om de doden te bezorgen, laat staan de zieken in quarantaine te brengen. Tevergeefs probeerde ik aan voedsel en medicijnen te komen. Ik mag dan worden gehaat, maar ik deed mijn plicht."
In de paar maanden nadat de Britten het kamp hadden overgenomen, stierf nog eens tweemaal het aantal van de gehele oorlog, namelijk 14.000.

Hoewel later vriend en vijand het erover eens waren dat Josef Kramer een fatsoenlijk mens was, die al het menselijkerwijs mogelijke had gedaan om het lot van de gevangenen te verzachten, werd hij in de pers afgeschilderd als [I]"Het Beest van Belsen"
en "Het Monster van Belsen".

Aan het begin van het proces waarin hij ter dood zou worden veroordeeld, voorspelde zijn advocaat:
"Nadat het doek over dit theater zal zijn gevallen is Josef Kramer niet meer "Het Beest van Belsen", maar "De Zondebok van Belsen."
In Bergen-Belsen waren de leefomstandigheden relatief goed geweest; echter op het eind van de oorlog ontstonden er enorme wantoestanden. Vanwege de goede omstandigheden was het door de Duitse autoriteiten aangewezen als centraal "Krankenlager" voor alle kampen in Noord-Duitsland. Dat bracht dus met zich mee dat zich daar extra veel zieke en zwakke gevangenen bevonden. Dat keerde zich aan het eind van de oorlog tegen het kamp.

De Westelijke anti-Duitse propaganda deed het voorkomen alsof de onbeschrijflijke menselijke ellende die in Bergen-Belsen werd aangetroffen het gevolg was van moedwillig Duits sadisme, Duitse moordlust en Duitse haat. Pers en media berichtten consequent dat alle beklagenswaardige slachtoffers Joden waren, door van haat en moordlust bezeten nazi's systematisch vermoord ("doodgehongerd").

Niet alleen na de bevrijding, ook nu nog, na zestig jaar. Perfide leugens, want een kind kan beseffen dat die nazi's dit dan ook al vijf jaar eerder hadden kunnen doen. De waarheid vereist het dit historische bedrog, waarmee vandaag de dag de jeugd nog wordt vergiftigd, te weerspreken.

Merkwaardig genoeg waren het die Geallieerde gruwelbeelden van Duitse kampen (Bergen-Belsen, Buchenwald, Dachau, enz.) welke de fictie van "massavernietiging" en "holocaust" voor het grote publiek aannemelijk konden maken. Beelden uit kampen waar nota bene nooit was "vergast" maakten het geloof van honderden miljoenen in "de holocaust" mogelijk. Eerst tientallen jaren later, toen "vergassingen" in kampen in Duitsland niet meer waren vol te houden, verplaatste die "holocaust" zich naar "vernietigingskampen" in de Russische sector (Auschwitz, Treblinka, Sobibor, enz.).

Vreemd genoeg bestaan daarvan geen gruwelbeelden. Inmiddels heeft Hollywood die leegte opgevuld met massaproducties als "De Holocaust", "Shoah", "Schindler's List", enz.

  43. TREBLINKA: "VERNIETIGINGSKAMP" VERSUS DOORGANGSKAMP

Dit Hoofdstuk gaat in op wat de Joodse Holocaust Versie zegt over andere Poolse "vernietigingskampen" dan Auschwitz: Treblinka, Sobibor, Belzec, Majdanek en Chelmno.
Ik kan mij daarbij beperken tot de bekendste daarvan, Treblinka, omdat deze in veel opzichten model staat voor de andere.

Nadat "gaskamers" in door de Geallieerden bevrijde Duitse kampen als verzinsels waren ontmaskerd, verlegde de holocaustlobby haar systematische vernietigingstheorie naar de Poolse kampen. Die kampen – of wat daarvan over was - werden decennia lang door de Sovjet en Poolse communisten ontoegankelijk gehouden voor Westerse onderzoekers. Pottenkijkers waren niet gewenst.

Niet vreemd, want zij bleken geen enkel concreet bewijs te leveren voor "gaskamers" en "systematische miljoenenmoord". Kennelijk troffen de communisten bij de inname van deze kampen niets aan wat op miljoenenmoord kon wijzen, geen "gaskamers", geen documenten, geen tekeningen, geen foto's, geen installaties, geen werktuigen. Alleen verhalen en een eindeloze reeks absurditeiten.

Van Treblinka is thans niets te zien; geen gebouwen, geen wegen, geen fundamenten, geen rioleringsstelsel, geen massagraven, niets. Er is alleen een monument met keien op een grasveld.


Treblinka

Treblinka - in feite 2 of 3 afzonderlijke kleine kampen – bestond slechts 15 maanden, van juni 1942 tot oktober 1943 (Belzec, u weet wel, het kamp waar de nazi's zeep uit Jodenvet maakten, slechts 9 maanden, van maart tot november 1942). Daarna werd Treblinka (vermoedelijk) door de terugtrekkende Duitsers ontmanteld en vervolgens door de Russen en Polen met de grond gelijk gemaakt, op dezelfde manier waarop de communisten in Auschwitz de beruchte "gaskamers" van Birkenau na de oorlog opbliezen. [Het waren niet de nazi's welke die "gaskamers" in Auschwitz zouden hebben vernield "om alle sporen uit te wissen" zoals steeds wordt gezegd, het waren de Russen. Het waarom daarvan is nog steeds niet opgehelderd......]

Daarbij ontbreekt ook elk spoor van stoffelijke resten van het veronderstelde miljoen mensen die in en rond Treblinka zouden zijn vermoord. Zelfs op plaatsen waar honderdduizenden begraven, opgegraven en als as weer verstrooid zouden zijn, bleken na onderzoek de aardlagen tot een diepte van 6 meter volkomen gaaf en intact....

Inderdaad, alweer een natuurwetenschappelijk Wonder van de Joodse Holocaust Versie.

Treblinka II wordt na Auschwitz genoemd als belangrijkste "vernietigingskamp" van "de holocaust" en het verondersteld grootste centrum voor massamoord in de geschiedenis: 1 miljoen, ofwel 1/6 van alle veronderstelde holocaustslachtoffers zou daar zijn vermoord. Zoals gezegd, zijn daarvoor in en om dat kamp geen concrete aanwijzingen gevonden. Geen massa's vermalen beenderen, botresten, as, gebitsresten, enz.

Een Amerikaanse organisatie, Nafcash (National Association of Forensic Criminologists, Archeologists, Skeptics and Historians), vond dit zo opmerkelijk dat zij in 2003 een beloning van $ 100.000 uitloofde voor iedereen die de plaats van massagraven voor 870.000 slachtoffers in of nabij Treblinka kan aanwijzen (The Treblinka Challenge). Ook ieder die graven aantoont met daarin slechts 1% van dat aantal, heeft recht op die beloning.

De uitdagers geven daarmee holocaust-"wetenschappers" de kans aan te tonen dat de claim van miljoenenmoord op waarheid berust. Wordt dat niet aangetoond, dan staat Treblinka - en daarmee alle "vernietigingskampen" in Polen - model voor de Grote Leugen van de Joodse Holocaust Versie. Tot op heden heeft niemand zich gemeld als gegadigde voor deze beloning. Niemand onder de "holocausthistorici - die in boeken en "wetenschappelijke" werken over "870.000" of "bijna een miljoen" slachtoffers spreken - niemand van de vele "ooggetuigen" voor wie het kinderlijk eenvoudig moet zijn de plaats van die massagraven aan te wijzen, geen enkele joodse organisatie, geen wetenschappelijke instituten, niemand heeft zich voor de royale beloning gemeld.

Jammer, want hier ligt toch de mogelijkheid in één klap het revisionisme ten grave te dragen en elke grond aan de kwalijke verdenking te ontnemen dat de Joodse Holocaust Versie met haar "systematische miljoenenmoord" en "gaskamers" een gigantisch bedrog is.

Toch blijf ik hopen, ook al zijn in de afgelopen zestig jaar voornamelijk fantastische leugens en onzinnigheden over Treblinka aan het licht gekomen, je weet natuurlijk nooit of niet toch die ene % van die 870.000 stoffelijke resten zal worden gevonden ...... Echt geloven doe ik het niet (is dat wettelijk geoorloofd trouwens?), maar aangezien er ontelbare wonderen over "de holocaust" worden gemeld, weet je dat nooit......

Ik zal mij eerst bezig houden met de vele fantasieën die meer dan zestig jaar over dat kamp de ronde doen en daarna met de werkelijkheid. Zonder de fantastische onzin die er over dat kamp is verteld en nog steeds wordt verteld is het beeld van dit veronderstelde vernietigingskamp eenvoudigweg niet compleet. Het is de mythische basis waarop het huidige officiële verhaal nog altijd drijft.


Eerst de fantasie.

Is de afwezigheid van overblijfselen van het kamp de oorzaak dat daarover de meest fantastische gruwel- en onzinverhalen de ronde doen, of komt dat door het grote aantal getuigen?

Hoe dan ook, over vrijwel alles van dit kamp is op fantastische wijze onwaarheid gesproken.

Bijvoorbeeld over de
afmetingen:
Het World Jewish Congress (New York) noemde in 1943 Treblinka "een gigantisch slachthuis voor Poolse Joden" met een oppervlak van "12.350(!) hectare" (maar liefst 1.000 x groter dan de werkelijke grootte (ca. 13 ha). Geen vergissing, maar bewuste overdrijving. Na de oorlog werd deze onzin ook gepresenteerd aan de aanklagers van het IMT en uiteraard overgenomen.
In 1945 onteigenden de communisten belendende percelen grond van boeren en trokken dit bij het “voormalige kamp”, waardoor het oppervlak ook nu nog tweemaal groter is als oorspronkelijk.

Er werd ook grenzeloos gefantaseerd over aantallen vermoorde Joden:
Tijdens de oorlog circuleerde het aantal van drie miljoen. In de tachtiger jaren vertelden gidsen dat het er 1.500.000 waren. In 1989 stelden de aanklagers op het Demjanjuk-proces in Jeruzalem het op 890.000; de holocaustliteratuur houdt het nog steeds op 870.000. Onafhankelijke holocausthistorici gaan uit van ca. 250.000.

Elk van deze aantallen is volkomen uit de lucht gegrepen. Er bestaat eenvoudig geen betrouwbaar materiaal op grond waarvan het aantal Treblinka-doden kan worden vastgesteld.
Het aantal "vergasten" baseerde men op het verondersteld aantal treinen per dag, over de gehele bestaansperiode, met daarin een verondersteld aantal mensen, waarvan gemakshalve werd aangenomen dat die allemaal werden vergast.

Ook over toegepaste moordmethoden in Treblinka is mateloos gefantaseerd. Van high-tech installaties tot pedaalbediende mechanische hamers. Afhankelijk van welke "ooggetuige" werden in officieel geaccepteerde stukken genoemd:

1. Met stoom in stoomkamers
2. Met gas en chloor
3. Met een nekschot op een lopende band
4. Met elektriciteit op stalen kantelvloeren
5. Met Dieseluitlaatgas van een onderzeeër- of tankmotor
6. Met vertraagd gifgas
7. Met gifgas in een boven een massagraf heen-en-weer rijdende gaswagen
8. Met vacuüm in verstikkingskamers

1. Stoomkamers. Het oorspronkelijke Treblinkaverhaal zegt dat miljoenen Joden werden gedood in "stoomkamers". Dit stamt uit een "ooggetuigenverslag" van november 1942 van het joodse verzet in Warschau. De New York Times meldde in augustus 1943 dat er in Treblinka alleen al twee miljoen Joden met stoom waren gedood.
Een verslag van de Amerikaanse geheime dienst OSS stelde in 1944 dat Joden in Treblinka "hoofdzakelijk met stoom en niet zoals eerst verondersteld werd met gas werden gedood."

Vanzelfsprekend steunden de aanklagers in Neurenberg het gemelde stoomverhaal zoals dat werd voorgedragen door de officiële Pools-Russische commissie die het kamp onderzocht. Merkwaardig genoeg staat in dat rapport (Neurenberg document PS-3311) geen woord over uitlaatgassen of gifgas waarin men tegenwoordig moet geloven.

2. Gas en chloor. Het Poolse verzet berichtte op 31 maart 1943 aan de regering in ballingschap in Londen over massavergassing met chloorgas in "ongeveer honderd gaskamers"(!) in Treblinka:

"In het reusachtige houten gebouw waarin zich ongeveer 10.000 mensen bevonden, werden zij hoffelijk begroet door een SS-officier met de woorden: "Tot dusver heeft u te weinig voor de Duitse staat gedaan en daarom heeft het Duitse Rijk besloten u naar de Oekraïne te verhuizen om te werken. U bent hier in een doorgangskamp. Dadelijk gaat u in bad." Eindelijk komen zij dan in de zogenaamde badkamers, in werkelijkheid gaskamers. Met enkelen tegelijk gaan zij naar binnen; van deze kamers zijn er wel honderd [...] Men stapelt de lijken in lagen op, honderd per keer en bestrooit ze met chloor."

3. Nekschot op lopende band. Volgens een ontsnapte joodse getuige, Oskar Berger, werden Joden systematisch gedood met geweren en mitrailleurs. Anderen spreken over een lopende band aan het eind waarvan de lijken in een massagraf vielen.

4. Electriciteit met beweegbare vloer. Getuigen verklaarden dat er enorme volautomatische installaties bestonden waar per keer duizend mensen op een stalen vloer moesten gaan staan, welke onder hoogspanning werd gezet. Vervolgens klapte de vloer omlaag en vielen de lijken in een kelder waar ze via een chemisch proces volautomatisch werden vernietigd en tot kunstmest verwerkt.

5. Dieselvergassing met behulp van een motor van een onderzeeër of een tank. [Raul Hilberg, The Destruction of the European Jews (New York: 1985), blz. 878.; Treblinka, Encyclopaedia Judaica (1971), vol. 15, blz. 1368.; Eugen Kogon, et al., Nationalsozialistische Massentötungen (1986), blz. 163; Yitzhak Arad, "Treblinka," in: I. Gutman, ed., Encyclopedia of the Holocaust, blz. 1483, 1484.]

Echter, zoals onder anderen de Amerikaanse ingenieur Friedrich Berg en de Oostenrijkse ingenieur Walter Lüftl aantoonden, is het praktisch uitgesloten om mensen te doden met uitlaatgassen van dieselmotoren. In Hoofdstuk 17 van deze serie werd al aangegeven dat uitlaatgassen van Dieselmotoren veel te weinig koolmonoxide bevatten om mensen mee te doden: het gehalte aan zuurstof is daarentegen hoog. Nergens ter wereld is één geval bekend van iemand die om het leven kwam door langdurige inademing van Dieseluitlaatgas.

Niet alleen is Dieseluitlaatgas niet dodelijk, maar van een luchtdichte "gaskamer" waarin uitlaatgas van een zware Dieselmotor wordt geblazen, bezwijken binnen kortst mogelijke tijd deuren en muren door de opgewekte enorme druk.

Een van de belangrijkste getuigen voor de Dieseluitlaatgas theorie is de dubieuze fantast Kurt Gerstein, een SS-er en dubbelagent voor de Geallieerden. Zijn in het Frans (een taal die hij niet beheerste) gestelde getuigenis bevat allerlei tegenstrijdige en onzinnige beweringen. Na het afleggen van zijn verklaring zou hij in 1945 zijn overleden, zodat niemand hem ooit kritische vragen heeft kunnen stellen. Nooit bekend is geworden waar of waardoor hij overleed; zijn lijk is nooit gevonden. Gerstein schreef dat in Treblinka dagelijks 25.000 mensen werden vergast. Hij schreef ook dat de nazi's in totaal 25 miljoen Joden hadden vergast....

6. Vertraagd gifgas. Ja, u leest het goed. Een van de sterkste verhalen over Jodenvernietiging kwam van de Poolse ondergrondse. Die claimde dat in Treblinka Joden werden gedood door middel van een "gas met vertraagde werking." ("Informatie Bulletin" 8 september 1942, afdeling "Armia Krajowa", geciteerd in Yitzhak Arad, "Belzec, Sobibor, Treblinka"):

"Zij worden de gaskamer ingevoerd in groepen van 300-500. Elke groep wordt onmiddellijk hermetisch opgesloten en vergast. Het gas heeft niet direct invloed op hen, want als de gaskamer wordt geopend lopen de Joden zelf naar een put van 30 meter diepte. Daar raken zij bewusteloos en vallen erin. Een graafmachine bedekt hen met een dunne laag aarde. Dan arriveert de volgende groep."

7. Met gifgas in een boven een massagraf heen-en-weer rijdende gaswagen.

8. Met vacuüm in verstikkingskamers.
Na de oorlog publiceerde het World Jewish Congres "Het Zwartboek" met 560 pagina's vol echte en verzonnen misdaden tegen Joden. Voor Treblinka stelde het boek dat daar 3 miljoen Joden waren vermoord. Volgens het boek werden drie verschillende technieken gebruikt, gifgas en stoom, waarmee verondersteld 10.000 mensen per dag werden vermoord en "de meest gebruikte methode, met speciale pompen wegzuigen van lucht uit een ruimte." Ook anderen getuigden over deze vacuümtechniek.
Alleen al de enorme druk die bij deze methode op het betreffende gebouw zou zijn ontstaan maakt ook dit volstrekt belachelijk.

Let wel, dit zijn allemaal officieel vastgelegde moordmethoden in Treblinka, voor rechtbanken al dan niet onder ede verklaard. Andere, nog fantasmagorischer methoden vindt men in verhalen van “overlevenden”. Bijvoorbeeld de Pedaalbediende Mechanische Joden Hersen Inslag Machine, of levend koken van de joodse journaliste Eugenia Szajn-Lewin, die in het getto van Warschau in 1943 in haar dagboek schreef:

Het ergste is de dood in Treblinka. Iedereen weet dat. Daar worden mensen levend gekookt. Alles is modern: de ketel die elektrisch wordt verhit, daarin stoomgas, de beweegbare bodem ... Vier minuten is genoeg, dan gaat de bodemklep automatisch open en een slijmerige massa rode gekromde lijken valt in de stortput. Dan wordt de put met chloor besproeid en er is geen spoor meer van wat eens leefde. Alles duurt maar zeven minuten, begrijp je?

Talloze “ooggetuigen” zwoeren dat deze methoden in Treblinka werden gebruikt om systematisch miljoenen Joden te vermoorden: “Ik heb het zelf gezien, echt waar.”

Abraham Bomba, kapper in Treblinka
Een van de meest markante getuigen over Treblinka is te zien in het 9,5 uur durende kassucces "Shoah" van de joodse filmmaker Claude Lanzmann. Zijn naam: Abraham Bomba.
Abraham vertelt hoe hij en andere joodse kappers van een "Sonderkommando" het haar knipten van naakte Joden die op het punt stonden vergast te worden. Zij werkten in de gaskamer (hij sprak over één gaskamer) die 4 x 4 meter was. Hij vertelt dat zich daarin 140-150 vrouwen en kinderen, 16-17 kappers, twee Duitse bewakers en een aantal zitbanken bevonden.
Zodra alle slachtoffers waren geknipt - men vraagt zich af hoe in een ruimte met 170 mensen op 16 m² (1 kapper en 9 slachtoffers per m²) verlieten de kappers vijf minuten de gaskamer en vond de vergassing plaats. Volgens Bomba werd daarna in ongeveer 1 minuut de gaskamer leeg gemaakt en was ze weer gereed voor de volgende groep.

Men vraagt zich verbijsterd af hoe iemand ter wereld aan dit soort onzin geloof kan hechten. Toch zitten miljoenen tot in hun ziel geroerd met betraande ogen naar dit relaas van een "holocaustoverlevende" te kijken in bioscoopzalen en voor de tv: Gegen Dummheit kämpfen selbst Götter vergebens.

Haar knippen in een "gaskamer" met 10 mensen op een vierkante meter. En waarom knippen als deze mensen binnen enkele minuten dood zouden zijn en verbrand werden? Om hygiënische redenen? Om de bruikbaarheid van het haar? Is er nu echt niemand die zich dit hardop afvraagt? De pers, de media en de universitaire wereld in ieder geval niet..... Hun zwijgen op elke holocaustkritiek en alle holocaustonzin is oorverdovend. Maar, dat moet gezegd, er staat tegenover dat zij bij iedere "holocaustherdenking" helemaal vooraan staan....

Ook over geheimhouding van het kamp werd fantastisch gelogen.
Treblinka was noch geheim noch zwaar bewaakt. Omwonenden en voormalige gevangenen bevestigden dat. "Geheim? Lieve hemel, aan Treblinka was niets geheim," verklaarde de joodse ex-gevangene Richard Glazer. "Elke Pool tussen Warschau en Treblinka kende het en verdiende eraan. De boeren kwamen er om te verkopen, Warschause hoeren deden zaken met de Oekraïners - het was een circus voor allen." Een andere overlevende, Berek Rojzman, zei "En heel velen kwamen aan de poort om te handelen, met de Oekraïners, maar ook met ons." Poolse boeren werkten op akkers die direct tegen het kamp aan lagen en de dwangarbeiders van Treblinka I kwamen dagelijks langs het kamp op weg naar hun werk.

Niet-“vernietigingskampen”, zoals Dachau en Buchenwald, werden aanzienlijk strenger bewaakt. Luchtverkenningfoto's in het Nationaal Archief in Washington bevestigen dat de omgeving rond Treblinka niet was afgezet en tonen geen enkele aanwijzing dat Treblinka een "vernietigingskamp" was.
Door de relatieve openheid van Treblinka konden duizenden na de oorlog verhalen over het kamp vertellen. Ongetwijfeld is dat een van de redenen waarom zoveel onzin over het kamp de ronde deed. Elke "ooggetuige" wilde kennelijk op zijn manier opvallen door een nog fantastischer verhaal te vertellen. Te controleren viel er immers toch niets?

Establishmenthistorici, geconfronteerd met de talloze onverenigbare verklaringen over Treblinka, hebben daaruit een naar hun inzicht plausibele keuze gedaan en dat als het officiële verhaal van Treblinka gepresenteerd. Een methodologie welke door iedere serieuze historicus bij elk ander historisch onderwerp zou worden afgewezen.

Het verbranden van een lijk in de open lucht vergt plm. 200 kg hout. Voor 870.000 lijken zou derhalve 174.000 ton gedroogd hout nodig zijn geweest. Dat is een bos van 1 kilometer breed en 6,4 kilometer lang. Ontbost gebied van die afmeting bestaat nergens in de omgeving van Treblinka. Het transport van 174.000 ton hout naar het kamp zou 5.830 treinwagons met elk 30 ton hout hebben gevergd, ofwel bijna 200 treinstellen van 30 wagons. Die zouden ongetwijfeld in de annalen van de Duitse spoorwegen terug te vinden zijn geweest, maar er is niets wat daarop wijst.

De Poolsjoodse historica Rachel Auerbach was over hoeveelheden brandstof echter duidelijk: die waren niet nodig, want vrouwenlichamen brandden "vanzelf" en staken dan de andere lichamen aan. "Bloed is een uitstekende brandstof", schreef deze historica. Aangezien het menselijk lichaam voor meer dan 75% uit water bestaat, het zoveelste natuurwetenschappelijke Wonder van de Joodse Holocaust Versie....

875.000 Verbrande lijken moeten hebben geresulteerd in 4.500 ton menselijke as en eenzelfde hoeveelheid as van verbrand hout. De onvolledige verbranding in open vuur (Treblinka had geen crematoria) zou ook nog eens miljoenen botresten en duizenden tonnen verschroeid vlees hebben veroorzaakt.
Indien de Russische en Poolse experts daarvan ook maar een fractie hadden aangetroffen, zouden zij onmiddellijk een internationale onderzoekscommissie hebben bijeengeroepen om de verdorvenheid van de nazi's officieel te laten vaststellen. Dat deden de Duitsers in 1943 namelijk ook bij de vondst van 4.000 lijken van door de Sovjets vermoorde Poolse officieren bij Katyn. [Hoogst merkwaardig dat de nazi's bij een vondst van 4.000 lijken een internationale commissie bijeen lieten roepen, terwijl zij volop bezig waren systematisch miljoenen mensen te vergassen, vindt u ook niet?]

Volgens JHV historici werden de slachtoffers tot maart 1943 in massagraven begraven en daarna alsnog in de open lucht verbrand. Dat moeten er meer dan 300.000 zijn geweest. Dit opgraven en verbranden zou door de 25 Duitsers en 100 joodse gevangenen zijn gedaan.

De 4.500 ton(!) as van 870.000 mensen zou volgens de JHV in de geopende massagraven zijn gestort. De Poolse onderzoekscommissie stelde echter dat het gebied waar de slachtoffers waren begraven (en later weer opgegraven) niet groter was dan twee hectare.

Een scholier van Groep 8 Basisschool kan berekenen dat als van 870.000 verbrande mensen 4.500 ton zuiver menselijke as overblijft met een soortelijk gewicht van (stel) 0,5, er 4.500 : 0,5 = 9.000 m³ as moet zijn uitgestrooid op een oppervlak van 2 ha (20.000 m²). Dat is een laag menselijke as van bijna een halve meter dik. Nauwelijks over het hoofd te zien lijkt mij, al helemaal niet als verbrandingsresten en houtas die laagdikte nog verhoogt tot meer dan een meter.....

Deze basisscholier geeft hiermee een interessante aanwijzing aan alle holocaust "wetenschappers", holocaust"historici" en andere "deskundige" gegadigden voor de $ 100.000 beloning van Nafcash...... Helaas niet aan revisionistische forensisch-geologische onderzoekers: die zochten eerder al en vonden niets. Maar, wie gelooft er nu revisionisten......?

Holocaustbronnen verschillen (natuurlijk) ook van mening over het aantal "gaskamers" in Treblinka: Historicus Raul Hilberg houdt vol dat het er eerst 3 waren, maar omdat die niet toereikend waren werden dat er later volgens hem 6 of 10. Anderen stellen dat het er 13 waren. Een rapport van het Poolse verzet uit 1943 meldde er meer dan 100...... Ooggetuige Abraham Bomba weet zeker dat het er maar één was. Men maakt het er op die manier voor een holocaustgelovige niet gemakkelijker op....

Nu de werkelijkheid

Niettegenstaande het onsamenhangende, tegenstrijdige, ongeloofwaardige en veelal verzonnen karakter van getuigenissen en de nooit gevonden resten van bijna een miljoen lijken, staat vast dat in Treblinka wel degelijk Joden werden begraven en/of verbrand. Deels waren dat tijdens het transport overledenen (volgens rapporten van het Poolse verzet stierf 20-30% tijdens de treinreis) deels ziek aangekomenen en daarna overleden en zonder twijfel ook mensen die in het kamp om uiteenlopende redenen stierven en werden vermoord. Op grond van de gevonden sporen en aanwijzingen kan het totale aantal van hen op enige tienduizenden worden gesteld.

In november 1945 deed een Poolse onderzoekscommissie opgravingen op het Treblinka-terrein, waarbij beenderen en half in ontbinding zijnde lijken werden gevonden [R. Auerbach, In the Fields of Treblinka, in: A. Donat, ed., Death Camp Treblinka, blz. 19, 69, 71, 72]. Het rapport spreekt over één massagraf in het werkkamp Treblinka I met ca. 10.000 lijken en enkele kleine graven in het hoofdkamp Treblinka II met 4 á 5.000 lijken, voor geheel Treblinka ca. 15.000.

Mogelijk waren dit resten van mensen die tijdens het transport en in het kamp overleden.
Dat behalve as ook beenderen werden gevonden, bewijst dat van "spoorloze verbranding" geen sprake was; dat deze relatief beperkte aantallen werden genoemd en geen honderdduizenden, geeft aan dat daarvoor geen aanwijzingen waren.
Hetzelfde gold voor door getuigen genoemde gaskamers en verbrandingsputten. Deze laatste zouden, als ze er waren geweest, onmogelijk door de Duitsers onzichtbaar kunnen zijn gemaakt.

Na de oorlog gevonden spoorwegdocumenten bevestigen dat in 1942 en 1943 grote aantallen Joden naar Treblinka werden gedeporteerd. Duitse spoorwegregisters vermelden treinen met "verhuizers" ("Umsiedler") en "werkers" ("Arbeiter") naar Treblinka vanuit plaatsen in Polen en andere landen. In juli 1942 werd gemeld dat er dagelijks 5.000 Joden naar Treblinka werden getransporteerd. Een register van de Duitse "Ostbahn" vermeldt dat speciale treinen werden ingezet om dagelijks "verhuizers" van Warschau naar Treblinka te vervoeren.
Ook melden verslagen dat in maart 1943 treinen van Wenen, Bulgarije en Griekenland naar Treblinka reden en er uit Wenen en Luxemburg personentreinen met Joden arriveerden waarin voedsel en medische verzorging werd verstrekt.
Die spoorwegregisters worden gebruikt als bewijs voor "vernietiging" van honderdduizenden Joden in Treblinka. Hoewel ze inderdaad Jodentransporten naar Treblinka bevestigen, zijn ze geen bewijs voor de later genoemde aantallen en ook niet voor de "vernietiging" van al die op transport gestelden.

Integendeel, alle feiten wijzen erop dat Treblinka een doorgangskamp was waar joodse gedeporteerden werden ontluisd en van hun bezittingen ontdaan, alvorens naar de Duits-bezette gebieden in Ruthenië en Rusland te worden gevoerd. (Zie Prof. Dr. Arthur Butz, The Hoax of the Twentieth Century (1983), blz. 221.; ook: Steffen Werner, Die Zweite Babylonische Gefangenschaft (1990), blz. 70-71, 171).
Berichten van uit Treblinka vertrekkende transporten naar Sovjet-gebieden wijzen daarop. Na de opstand in het getto van Warschau (april '43) werden Joden naar Treblinka gedeporteerd. Gedeporteerden bevestigden later dat treinen met vele honderden van verder gingen naar Lublin (Majdanek) en andere kampen. Voor Duitse rechtbanken werd na de oorlog verklaard dat duizenden via Treblinka naar andere kampen zijn overgebracht. Ook brieven en briefkaarten, verstuurd naar het getto van Warschau, afkomstig uit Wit Rusland, Oekraïne en Smolensk, van Joden die eerder naar Treblinka vervoerd waren wijzen daarop. Ook werd bericht over naar Treblinka getransporteerde Joden die later op andere plaatsen zouden zijn vermoord.

Verdere aanwijzingen voor de functie van doorgangskamp waren het korte bestaan van het kamp, het ontbreken van geheimhouding, de povere bewaking, het schaarse Duitse personeel, het kleine stukje grond voor het begraven van lijken, de afwezigheid van faciliteiten voor grootschalige lijkverbranding, het niet aantreffen van massagraven, enz.
Het veronderstelde vernietigingsgedeelte, Treblinka II, lag aan de spoorlijn die eindigde in het werkkamp Treblinka I. De arbeiders daar kwamen zowel op weg daar naartoe als terug langs het "vernietigingskamp".
Overbodig te zeggen dat voor "vergassingen" in Treblinka geen concrete bewijzen bestaan. In het Westduitse Treblinkaproces van 1951 kon niet één getuige verklaren ooit mensen te hebben zien worden vergast. Daarom ook kon het type gas dat zou zijn gebruikt nooit worden bepaald.
Enkele ex-gevangenen verklaarden nooit een gaskamer te hebben gezien en ook van anderen daarover nooit iets te hebben gehoord.

Kampcommandant Franz Stangl
Het Treblinka-verhaal is niet compleet zonder Franz Stangl, van maart tot september 1942 commandant van Sobibor en van september '42 tot augustus '43 van Treblinka. In 1970 stond hij terecht in Düsseldorf, waar hij tot levenslang werd veroordeeld wegens moord op 900.000 Joden. Een jaar later, vlak voor zijn dood, zou hij in de gevangenis zijn merkwaardige "bekentenis" afleggen tegenover een joodse schrijfster, Gitta Sereny.
Uit de procesverslagen blijkt dat Stangl persoonlijk geen moorden pleegde en de beschrijving van zijn optreden op z'n minst gedeeltelijk gefantaseerd waren. Voorbeeld is de beschrijving van zijn eerste bezoek aan Treblinka. Bij het station gekomen zou hij duizenden lijken liggend naast de rails hebben gezien, "honderden, nee duizenden lijken overal, rottend en ontbindend." En "in het station stond een trein vol Joden, sommigen dood, anderen levend..... het leek alsof die trein daar al dagen stond."Het relaas bereikt een hoogtepunt van absurditeit als Stangl uit zijn auto zou zijn gestapt en tot zijn knieën in het geld stond: "Ik wist niet waarheen ik moest gaan, welke kant ik op moest. Ik waadde door bankbiljetten, muntgeld, edelstenen, juwelen en kleding. Het was overal, over het hele plein." Het tafereel werd gecompleteerd door "dansende, zingende en muziekmakende dronken Warschause hoeren aan de andere kant van het prikkeldraad."

Om dit rechtbankverslag van een tot zijn knieën in de bankbiljetten en edelstenen wadende Stangl temidden van duizenden rottende lijken en zingende hoeren te geloven, moet men wel erg onnozel zijn. Als het niet over de joodse versie van "de holocaust" zou gaan, zou een normaal mens dit bestempelen als liederlijke nonsens.
De opmerking echter die aan Stangl's zogenaamde verklaringen het laatste restje geloofwaardigheid ontneemt is zijn antwoord op de vraag waarom volgens hem de Joden moesten worden uitgeroeid: "Ze (de nazi's) wilden hun geld".

Stangl ging tegen zijn vonnis in beroep en werd in de gevangenis geïnterviewd door de joods-Hongaarse schrijfster Gitta Sereny. Die voerde gedurende enkele weken 70 uur lang gesprekken met hem. De dag na het laatste afrondende gesprek overleed Stangl in zijn cel. Twee jaar later publiceerde Sereny haar boek over de gesprekken met Stangl Into that Darkness (De Duisternis Tegemoet, Uitgeverij Spectrum, ISBN 90-274-1332-0). Dat wordt thans beschouwd als een "standaardwerk" over Treblinka.
Zij claimt erin o.m. dat Stangl tegenover haar de systematische moord op honderdduizenden Joden zou hebben toegegeven.

Voor wie dat boek werkelijk heeft gelezen zoals ik, rijzen ernstige twijfels aan de juistheid en oprechtheid van wat Sereny stelt. Men krijgt de indruk van grote indirectheid en ontwijkende vraagstellingen. Het boek staat bol met contemplaties en amateur-gepsychologiseer en de lezer stelt zich voortdurend de vraag "waarom vraagt zij nu niet concreet naar die gaskamers? Waarom niets over de infrastructuur van de moordfabriek, waarom niets over het gebruikte gas, de verbrandingsmethoden, en al die andere vragen die elk voor zich de mysteries van Treblinka (en Sobibor en de andere kampen) zouden hebben kunnen oplossen.
In plaats daarvan bekruipt de lezer het gevoel dat Stangl aan Sereny te verstaan had gegeven dat zij van hem geen verhalen over gaskamers en systematische massamoord te horen zou krijgen omdat deze volgens hem niet waar waren. Een andere reden waarom Sereny als maar om de hete brij heen draait kan ik niet verzinnen.
Ook de Franse revisionist en taalgeleerde professor Faurisson vond haar boek "extreem vaag". Hij zocht contact met haar en vroeg waarom ze Stangl tijdens dat 70-urige interview nooit iets vroeg over de gaskamers. Het antwoord: "Ik heb er niet aan gedacht."

Kortgeleden trof ik op een interessante site van de Oekraïner Lubomyr Prytulak, http://www.ukar.org/ een brief aan die hij op 8 januari 2001 aan Sereny schreef en waarin hij haar enkele hoogst interessante vragen stelde over het interview met Stangl:

"Waarom zijn er geen bandopnamen van die gesprekken gemaakt? Hoe kunt u als historica de inhoud van intensieve gesprekken, waarvan sommige zoals u zegt 7 uur duurden, zonder fouten of vergissingen onthouden? Hoe kon u zich zonder bandopnamen wapenen tegen eventuele aantijgingen van onjuistheid of bedrog van de kant van Stangl of zijn familie? Hoe kon u zonder getypte transcriptie van de gesproken tekst Stangl overtuigen van uw integere motieven? Aangezien er geen derde persoon bij die gesprekken was en er niets werd vastgelegd is er ook geen enkele getuige van die volgens u historische bekentenissen van Stangl. Hoe kon Stangl controleren of wat u opschreef overeenkwam met wat hij werkelijk had gezegd? Aangezien Stangl vrijwel direct na afloop van de serie gesprekken overleed en het boek pas twee jaar later werd gepubliceerd, is er geen enkele zekerheid dat wat u publiceerde ook daadwerkelijk door Stangl is gezegd. (Heeft hij er überhaupt wel iets van gezien?) Is het voor een historica bij zo'n uitzonderlijk belangrijk interview niet onbegrijpelijk en onvergeeflijk om geen geluidsopnamen te maken en/of te zorgen voor een getuige?

Kortom, de "bekentenis" van Stangl, opgetekend in Sereny's "standaardwerk" Into that Darkness, is zowel methodologisch als historisch wetenschappelijk van nul en gener waarde.

Grondradaronderzoek: geen massagraven
Volgens Dipl.-Ing. Arnulf Neumaier neemt een massagraf voor 870.000 lijken minstens 100.000 kubieke meter ruimte in beslag, dat is 1 hectare van 10 meter diepte, of 2 ha van vijf meter diepte, of 5 ha 2 meter diep. Aan de bescheiden kant dunkt mij, want elke kubieke meter moet dan maar liefst 8,7 lijken bevatten. Maar goed, dit volgend betekent het dat bij een grafdiepte van 5 meter voor dit aantal lijken minstens 2 hectare grond nodig was.

Na alle tegenstrijdige, fantastische en onzinverhalen over Treblinka, werd in opdracht van het Australische Adelaïde Instituut, een revisionistische denktank, in 1999 forensisch bodemonderzoek uitgevoerd op het terrein van Treblinka II, en wel specifiek op de plaatsen waarvan holocausthistorici en de Encyclopedia of the Holocaust (1997) stellen dat daar 870.000 lijken respectievelijk begraven, weer opgegraven en spoorloos verbrand zouden zijn. Indien dat werkelijk het geval zou zijn geweest staat vast dat daarvan zichtbare sporen in de aardlagen moeten worden aangetroffen.

Een wetenschappelijk team forensisch-geologen onder leiding van de Australische ingenieur Richard Krege, onderzocht in oktober 1999 zes dagen lang de bodem van het kamp en haar omgeving. Zij maakten o.m. gebruik van Ground Penetration Radar (GPR), waarmee aardlagen tot op 30 meter diepte nauwkeurig kunnen worden gescand en zuiver in kaart gebracht. Geologen, archeologen en forensisch deskundigen over de gehele wereld gebruiken dit soort apparatuur. Krege voerde daarnaast visuele bodemcontroles uit en nam grondmonsters op de relevante plaatsen.

Hoewel de gehele Treblinka II locatie en de onmiddellijke omgeving, in het bijzonder de plaatsen waar de veronderstelde massagraven zich hebben moeten bevinden, aldus zorgvuldig werden onderzocht, werden geen aanwijzingen gevonden die erop wijzen dat de grondstructuur daar ooit verstoord is geweest, laat staan dat daar ooit honderdduizenden lichamen zijn begraven/opgegraven. Ook vond het team geen graven, botresten, menselijke as of houtas, restanten van bouwwerken, enz. bij Treblinka II.

"Onze scans stelden de ongeschonden horizontale ordening van de grondlagen (geologisch aangeduid als 'horizons') onder het kampterrein vast," zegt Krege. Een feit is dat bij graven en andere plaatsen waar de bodem is omgewoeld, de aardlagen daar volkomen verstoord zijn of helemaal zijn verdwenen." Krege benadrukte dat verstoringen in de grondlagen zich niet herstellen en als die verstoringen er zijn geweest, ze zestig jaar na dato nog duidelijk kunnen worden vastgesteld.

"Historici zeggen dat de lijken aan het eind van het bestaan van het kamp in 1943 zijn opgegraven en verbrand, maar wij vonden geen aanwijzingen dat daar ooit massagraven zijn geweest," zegt hij. "Persoonlijk geloof ik niet dat daar een vernietigingskamp is geweest." Niettemin meent Krege dat verder onderzoek nodig is.
Hij stelde voor een onafhankelijke internationale commissie van gespecialiseerde deskundigen in het leven te roepen, liefst onder auspiciën van de Verenigde Naties. Deze zou onderzoek moeten gaan doen op alle plaatsen waar Duitse concentratiekampen hebben gestaan.


Grondradarscan tot 6 meter diepte onder Treblinka II. De intact zijnde "horizons" van de aardlagen zijn duidelijk zichtbaar.
Noch onder het kamp, noch op plaatsen van veronderstelde massagraven, noch rond het kamp werden grondverstoringen van betekenis gemeten.


Persoonlijk acht ik Krege's voorstel voor onderzoek door een onafhankelijke internationale commissie van deskundigen - hoewel volkomen terecht - tamelijk naïef: immers, de almachtige joodse holocaustlobby zal nooit toestaan dat de objectieve waarheid over Duitse "vernietigingskampen" in het openbaar wordt vastgesteld. Hoewel alweer zes jaar geleden, is er dan ook niets meer van dit lovenswaardige voorstel van Krege gehoord.

Een verslag van het onderzoek van Ir. Richard Krege 'Vernichtungslager' Treblinka: archäologisch betrachtet, is o.m. gepubliceerd in Vierteljarhreshefte für freie Geschichtsforschung, juni 2000, 4e jaargang, deel 1, blz. 62-64. Ook te vinden op http://vho.org/VffG/2000/1/Krege62-64.html

Toen revisioniste Ingrid Weckert het Yad Vashem Holocaustmuseum in Israël bezocht om zich over Treblinka te laten informeren, zei een Israëlische medewerkster tegen haar:

"We weten allang dat er geen vernietigingskamp Treblinka heeft bestaan. Israëlische wetenschappers, historici en geologen hebben de door getuigen beschreven plaatsen herhaaldelijk uitvoerig onderzocht. Zo'n kamp en zulke gebeurtenissen hadden sporen moeten nalaten. Maar die sporen zijn er niet. Het ware probleem van Treblinka zijn de getuigenverklaringen."

Uiteraard is er nooit concreet bewijs gevonden voor het vermoorden van 870.000 of meer Joden in Treblinka. Dat is echter geen probleem. Tenminste, voor mij niet, want ik verwachtte niets anders en voor de gelovigen in de Joodse Holocaust Versie ook niet: zij geloven ook wel zonder bewijzen. En, er zijn immers voor alles toch altijd "getuigen" te vinden?

[De directeur van het Adelaïde Instituut, dat het onderzoek van Krege financierde, de Australiër(!!) Dr. Frederick Töben, werd in 1999 bij een bezoek aan Duitsland door het tuig van de hedendaagse Duitse Holocaust Inquisitie gearresteerd en zeven maanden gevangen gezet wegens "ontkenning van de holocaust".]

  44. DE NAZI'S EN DE "PERFECTE" MILJOENENMOORD

Een crematoriummedewerker keek op een ochtend vreemd op toen hij op zijn werk kwam. Er was een ruit ingeslagen en aan voetsporen te zien had een aantal mensen zich toegang tot het pand verschaft. Hij liep door het gebouw om te zien wat er was ontvreemd. Niets. Wel ontdekte hij dat de crematoriumoven voluit brandde. Toen hij erin keek lag daar alleen een hoopje as.

Was dit de perfecte moord? Neen. Daarvoor is veel meer nodig. Het laten verdwijnen van het lijk is één, maar daarnaast moet nog aan een eindeloze reeks andere voorwaarden worden voldaan om te voorkomen dat de moord en de pleger(s) worden ontdekt, bijvoorbeeld:

A. Het slachtoffer mag geen vermoeden hebben van een plan hem of haar te vermoorden.

B. Niemand mag weten wie voor het laatst contact heeft gehad met het slachtoffer.

C. Er mag geen duidelijk motief zijn en elk mogelijk voordeel voor de dader roept verdenking op.

D. Er mogen geen getuigen bij voorbereiden of plegen zijn.

E. Het lijk of restanten daarvan mogen nooit worden gevonden; zelfs na crematie kan de identiteit van het slachtoffer nog worden aangetoond.

F. Er mag geen spoor van het moordwapen zijn omdat dat naar de dader kan leiden.

G. Het geringste vermoeden van moord is al voldoende om forensisch onderzoek op gang te brengen, dat vrijwel zonder uitzondering tot reconstructie van de gebeurtenissen en tot ontdekking van de dader leidt.

Niet voldoen aan één of meer van deze voorwaarden leidt bij enkelvoudige moord in de meeste gevallen tot oplossing. Bij meervoudige moord is het oplossingspercentage nog hoger.

Een miljoenenmoord als "de holocaust" kan onmogelijk verborgen worden gehouden. De voorbereiders en plegers daarvan moeten wel apert ontoerekeningsvatbaar zijn geweest als zij dat ook maar één moment in ernst zouden hebben gedacht. Te waanzinnig voor woorden.

Niettemin wil de Joodse Holocaust Versie ons laten geloven dat de nazi's zo gestoord waren dat zij er serieus naar streefden een miljoenenmoord "geheim" te houden.

Laten we eens zien of en in hoeverre de nazi's poogden bovenstaande essentiele punten "geheim" te houden.

(A.) De slachtoffers mogen niet het geringste vermoeden van de moordplannen hebben." Honderdduizenden Joden emigreerden voor het uitbreken van de oorlog, Hitler schreeuwde vóór en na 1933 van de daken dat hij de Joden zou "vernietigen", vanaf het begin van de oorlog verspreidden de Geallieerden in Polen miljoenen pamfletten waarin stond dat ze vergast zouden gaan worden, het geruchtencircuit onder Joden sprak over niets anders, enz.
Toch wil de JHV ons thans doen geloven dat er geen flauw vermoeden bestond van criminele plannen van de nazi's en miljoenen Joden zich massaal met een handdoek en een stukje zeep als makke schapen naar de slachtbank lieten leiden.
Weliswaar hadden beoogde slachtoffers geen zekerheid over eventuele moordplannen, maar daarover leefden - terecht of niet terecht - sterke vermoedens.

Aan deze eis van het verborgen houden van massamoord was daarmee bij voorbaat al niet voldaan.

(B.)
Niemand mag weten wie voor het laatst contact heeft gehad met de slachtoffers.
In het geval van "de holocaust" is duidelijk dat de hele wereld wist dat de Joden door de nazi's werden vervolgd, opgepakt, op transport gesteld naar met naam en toenaam bekende concentratiekampen en volgens verhalen daar vergast/gekookt/gestikt/geëlektrocuteerd, enz.

De daders van die veronderstelde massamoord stonden vast nog voor ze waren begonnen.

(C.) Er mag geen duidelijk motief zijn en elk vermoedelijk voordeel voor de dader roept verdenking op.
De holocaustpromotie beweert al zestig jaar dat de nazi's motieven hadden om alle Joden uit te roeien. Die motieven kwamen volgens hen weliswaar voort uit geheel ongemotiveerde pathologische haat van de Duitsers tegen Joden, maar ook ongemotiveerde pathologische haat is een motief.
Dat de nazi's voordeel hadden bij het vermoorden van zes miljoen Joden moet ook blijken uit talloze holocaustboeken: de nazi's waren uit op diefstal van geld, onroerend goed, kunst, ze zouden zeep maken uit Jodenvet ("Reines Iüdisches Fett"), kunstmest van lijken, lampekappen van huid, enz.

Daar staat tegenover dat de nazi's in werkelijkheid veel meer belang hadden bij zes miljoen werkende Joden die konden helpen de rampzalige tekorten aan oorlogsmaterieel en van alles en nog wat te verlichten. Maar volgens de JHV won blinde Jodenhaat het van steun aan het voortbestaan van Duitsland.

Echter, volgens de Joodse Holocaust Versie hadden de Duitsers dus wel degelijk motieven voor miljoenenmoord.

(D.) Men moet ervoor zorgen dat er geen getuigen bij het voorbereiden en plegen zijn.
Dit is de reden dat massamoord nooit "perfect", d.w.z. geheim te houden is. Afgezien van omvangrijke voorbereidingen op beleidsmatig, organisatorisch en logistiek gebied, waren er nog de tijdrovende bouw van noodzakelijke faciliteiten en complexe transporten door heel Europa. Ook bij de veronderstelde vergassingen zelf en het "onvindbaar" maken van de lijken moesten tienduizenden mensen worden betrokken.
De Joodse Holocaust Versie stelt dan ook over (indirecte) getuigen te beschikken.

Ook aan de eis "geen getuigen" werd (uiteraard) niet voldaan.

(E.) Het lijk of enig restant daarvan mag nooit worden gevonden; zelfs na crematie kan nog worden aangetoond wie de gecremeerde was.
Hierin zijn de nazi's (volgens de JHV) kennelijk wonderbaarlijk succesvol geweest. Wordt bij een gewone moord het lijk vroeger of later vrijwel altijd gevonden, van de veronderstelde miljoenen vergassingsslachtoffers is er nooit één gevonden.
Onmiddellijk na de bevrijding stuurden de Geallieerden teams de kampen in om sectie op alle daar liggende lijken te verrichten. Dr. Charles Larson, destijds Amerika's meest vooraanstaande patholoog-anatoom, onderzocht in de Duitse kampen dagelijks honderden lijken en stelde vast dat er niet één was omgekomen door gas. Hij noemde berichten over vergassingen daarom "bedrog."

Omdat er van die miljoenen vergasten nooit lijken zijn gevonden, mogen wij dan - net zoals deze Amerikaanse patholoog-anatoom - spreken van "bedrog"? Nee, zegt de JHV, die lijken waren er wel, maar de nazi's (die zo dom waren volstrekt onbruikbare "gaskamers" te gebruiken en met ineffectief Dieseluitlaatgas en insecticide "vergasten") waren zo slim dat ze erin slaagden die spoorloos te laten verdwijnen.....

Hoe dan ook, juist op dit moeilijkste punt voldeden de nazi's volgens het holocaustestablishment geheel aan de eisen voor de perfecte miljoenenmoord. Jammer alleen dat zij niet kunnen verklaren hoe dat gebeurde.

(F.) Er mag geen spoor van het moordwapen zijn omdat dat naar het slachtoffer en dus de dader kan leiden.
Ook hierin slaagden de Duitsers voor een deel, zij het geholpen door bovennatuurlijke machten en de Russen, die de "gaskamers" van Birkenau voor hen opbliezen.

Dat er bij het verdwijnen van de moordwapens ook bovennatuurlijke krachten betrokken moeten zijn geweest wordt duidelijk als men zich realiseert dat in de zogenaamde overblijfselen van die "gaskamers" resten van Pruisisch Blauw ontbreken. Een stof die altijd ontstaat als blauwzuur in aanraking komt met bouwmaterialen, daarin diep doordringt en eeuwig aanwezig blijft.

De Sovjets waren daarbij ook zeer behulpzaam: zij waren het die na de oorlog de beruchte gaskamers van Auschwitz-Birkenau opbliezen en niet – zoals steevast wordt beweerd - de Duitsers. Waarom niet de Duitsers maar de Russen drie van de vier "gaskamers" opbliezen is nog niet opgehelderd. Ook niet waarom altijd is volgehouden dat de nazi's dit gedaan zouden hebben.
Alle andere na de oorlog getoonde "gaskamers" zowel in Duitsland als in Polen, zijn bewezen fake bouwsels.
De (nietszeggende) "gaskamers" zijn er als we de holocaustlobby moeten geloven, de bijbehorende gifsporen ontbreken echter.

Niettemin, slaagden de Duitsers er volgens de JHV niet in de sporen van hun moordwapens te verbergen.

(G.) Het geringste vermoeden van moord is voldoende om forensisch onderzoek op gang te brengen, onderzoek dat vrijwel zonder uitzondering tot nauwkeurige reconstructie van gebeurtenissen en daardoor tot ontdekking van de dader(s) leidt.

Die vermoedens van moord bestonden zelfs al vóór de oorlog, dus ook aan deze voorwaarde werd niet voldaan.
Jammer alleen dat het bijbehorende noodzakelijke forensische onderzoek nooit heeft plaatsgevonden. De redenen daarvoor zijn tot op de dag van vandaag onopgehelderd.

Ondanks dat volgens de Joodse holocaustversie de nazi's hun miljoenenmoord "onder uiterste geheimhouding" pleegden, voldeden zij daaraan in de praktijk op geen enkel belangrijk punt (afgezien van het spoorloos laten verdwijnen van miljoenen lijken).

Maar welke maatregelen namen de nazi's eigenlijk zelf om die aan hen toegedichte "uiterste geheimhouding" te waarborgen?
Wie besluit tot "geheimhouding" moet zoals we hebben gezien op een oneindig aantal details uiterste zorgvuldigheid betrachten en dat pijnlijk nauwkeurig handhaven, anders is elke poging tot geheimhouding zinloos.
Een bekend gegeven is dat als meer dan één persoon een geheim heeft, het geen geheim meer is. Bij de voorbereiding van de veronderstelde "holocaust" waren tienduizenden mensen betrokken. Bij de veronderstelde uitvoering honderdduizend of meer.

Miljoenen mensen in heel Europa waren getuige van het wegvoeren van Joden. Honderden miljoenen over de hele wereld wisten ervan.
Iedereen wist tevoren al wat de bestemming van transporten waren. Nederlandse Joden uit Westerbork gingen wekelijks op transport naar kampen waarvan bekend was welke dat waren. Bestemming en frequentie waren niet geheim. Aangenomen kan worden dat alle Joden tevoren wisten naar welk kamp zij werden gebracht. Ook ontelbare niet-Joden waren daarvan op de hoogte.

In kampen zoals Auschwitz werden honderdduizenden Joden en niet-Joden in grote getale door elkaar gehuisvest en tewerk gesteld. Daar was geen enkele scheiding tussen Joden niet-Joden. Wie gaat er nu te vergassen groepen Joden in barakken huisvesten tussen niet-Joden uit alle delen van Europa? In elk geval niet zij die plannen hebben om die Joden massaal en successievelijk te "vergassen". In Auschwitz en de andere kampen was geen sprake van segregatie tussen Joden en niet-Joden, een eerste voorwaarde voor "geheimhouding."

De crematoria met zogenaamde gaskamers waren gesitueerd op een steenworp afstand van woonbarakken, keukens, ziekenhuizen, enzovoort. Noch "gaskamers" noch de kampen zelf waren visueel afgeschermd van de omgeving. Ze waren volkomen zichtbaar en benaderbaar voor kampingezetenen, arbeiders, leveranciers, etc. Hoe kan men ons in ernst laten geloven dat hier sprake was van "geheimhouding"?

Natuurlijk, als men het idee van miljoenenmoord in "gaskamers" voor het grote publiek aannemelijk wil maken, moet de suggestie worden gewekt dat dit allemaal "in het diepste geheim" gebeurde. Ook moest massale paniek onder de slachtoffers worden voorkomen. Maar, hoewel van enige geheimhouding geen sprake was, was er merkwaardig genoeg tijdens die hele "holocaust", in geen van de "vernietigingskampen" ooit sprake van massale paniek.

De ene na de andere groep van tussen de vijf- en twaalfduizend slachtoffers liet zich dag-in-dag-uit met een handdoek en een stukje zeep de crematoria ("gaskamers") invoeren, de dood tegemoet. Dat kon inderdaad alleen maar blijven doorgaan bij "uiterste geheimhouding", die er echter in het geheel niet was.....

"Geen geheimhouding, geen holocaust", zo eenvoudig is het. Echter, die "geheimhouding" blijkt een totale fictie......


 

45 en 46 "GEHEIMTAAL" EN VERNIETIGING VAN BELASTENDE DOCUMENTEN

In Hoofdstuk 6 "Codetaal: een hersenschim" is uitvoerig beargumenteerd dat de theorie van "Gecodeerd Taalgebruik", waarop de Joodse Holocaust-Versie voor een belangrijk deel rust, een verzinsel is: niet alleen bestaan daarvoor geen concrete aanwijzingen, er zijn ook geen getuigen van. Nooit bevestigde iemand dat de nazi's codetaal gebruikten; nooit verklaarde iemand getuige te zijn geweest van vernietiging van belastende documenten.

Een ander populair fenomeen in de holocaustliteratuur is de bewust opgeroepen gedachte dat de nazi's aan het eind van de oorlog alle belastende documenten welke zich in hun uitgebreide archieven en administraties bevonden, vernietigden. "Daarom zijn er geen documentaire bewijzen voor systematische massamoord op de Joden."

"De nazi's vernietigden alles vóór het in handen van de Geallieerden kon vallen."
Deze verontschuldiging impliceert dat er inderdaad geen enkel document bestaat waarmee "de holocaust" kan worden bewezen.
Vlak voor hun terugtocht zouden zij de sporen hebben uitgewist door alle documenten over de systematische massamoord uit hun enorme administratieve archieven hebben opgespoord en vernietigd.

Wie zich realiseert over welke gigantische hoeveelheden documenten men het dan heeft, en ook dat er van elk document tientallen over heel Europa verspreid lagen tot in de haarvaten van de Duitse bureaucratie, die kan niet anders dan concluderen dat dit ongeloofwaardig is.
Bovendien is er (men is geneigd te zeggen uiteraard) niet één functionaris gevonden welke van de uitvoering van zo'n gigantische operatie of opdracht kan getuigen
.
Wie zich realiseert dat na de oorlog een leger historici jarenlang alle Duitse archiefbestanden met het vergrootglas heeft nageplozen en daarin niets van bewijs vond voor de JHV, beseft waarom het fenomeen "codetaal" werd uitgevonden. Merkwaardig genoeg wordt nu enerzijds gezegd dat de Duitsers alle bewijzen vernietigden, terwijl door joodse historici vrijwel uitsluitend belastende documenten werden gevonden met het zogenaamde "gecodeerde taalgebruik". . .

Men moet toch wel extreem naïef zijn om te geloven dat de laatste commandant van Auschwitz, Bär, vlak voor de evacuatie in het voorjaar van 1945 tegen zijn ondergeschikten zou hebben gezegd:
“Zoek uit alle documenten (ca. 90.000) die ertussen uit welke de vergassing van de Joden bewijzen en laat de rest intact achter voor de Russen!”
Dit zou volslagen krankzinnig zijn omdat selectief schonen van de archieven maanden zou duren, terwijl in een paar uur de gehele hoeveelheid documenten verbrand kon zijn.

Selectieve “vernietiging van bewijzen” heeft dan ook nooit plaatsgevonden. Complete administraties zijn in handen gevallen van de Geallieerden en de Russen. Dat daarin nooit één document is gevonden over “vergassingen” in Auschwitz of elders komt omdat die "vergassingen" kennelijk nooit hebben plaatsgevonden.

De bekendste ‘Holocausthistorici' die ondanks de volledige afwezigheid van overtuigende bewijzen de JHV staande proberen te houden zijn: Raoul Hilberg, Jean-Claude Pressac, Gerald Reitlinger, Lucy Dawidowicz, Eugen Kogon, Hermann Langbein, Adalbert Rückerl, Gideon Hausner, Germaine Tillion, Georges Wellers en Robert Jan van Pelt.

Holocaustprofessor en illusionist: Robert Jan van Pelt

Van deze verdedigers van de vernietigingstheorie sta ik even stil bij wellicht de bekendste van hen op dit moment, Robert Jan van Pelt, een halfjoodse Nederlands-Canadese professor. Deze Van Pelt, in de eerste plaats holocaust-theomaan en in de laatste plaats wetenschapper, wringt zich in allerlei bochten om de non-existence van forensische bewijzen voor de JHV weg te redeneren.
Zijn redeneringen tonen het wanhopige gebrek aan bewijs waarvoor de "holocaustwetenschap" zich ziet geplaatst en tegelijk het treurigmakende niveau daarvan.

Van Pelt maakt niettemin (of juist daardoor) furore in Holocaustland omdat hij een begaafd illusionist is: uit niets maakt hij de illusie van iets.

Zo stelt hij bijvoorbeeld dat "convergentie" (een moeilijk woord voor samenvallen van bewijzen) de joodse holocaust "bewijst". Hij bedoelt daarmee dat als meerdere omstandigheden elk voor zich niets bewijzen, de optelsom ervan het bewijs levert. Zeg maar 0 + 0 = 1 dus.

Een revisionistische professor, Mark Weber van het IHR, wees op het lariekoekgehalte daarvan: zo kan men ook "vergassingen" in Dachau (waar nooit is vergast) "bewijzen": het "convergerend bewijs" voor Dachau is overtuigender dan voor Auschwitz. Of de "stoomkamers" van Treblinka, waarvoor "ooggetuigen", rapporten van de Amerikaanse Geheime Dienst en een Poolse staatscommissie de "definitieve bewijzen" presenteerden.

Maar goed, als Van Pelt inderdaad "convergentie" als bewijsvorm accepteert, dan moet hij dat niet selectief doen alleen voor "de holocaust", maar ook hier: Omdat er geen Führerbevel, geen Plannen, geen Documenten, geen bruikbare Gaskamers, geen Stoffelijke resten en geen Demografische aanwijzingen zijn die op een "holocaust" wijzen, is convergerend het bewijs geleverd dat er nooit een joodse versie van "de holocaust" is geweest.

Of deze, ook een leuke "convergentie": De joodse dominantie over de media, legislatuur, internationale banksyndicaten, de economie, de heersende kringen in de VS, Engeland, enz. vormen convergerend het bewijs voor een joodse samenzwering.

Om het vergassingsverhaal staande te kunnen houden introduceerde Van Pelt een zelfs voor holocausthistorici bizarre en genante ontologische bewijsvoeringtechniek. Refererend aan bisschop John Wilkins, die leefde op het hoogtepunt van de heksenvervolging (1614-1672), stelt hij dat: "de getuigenissen en bewijzen van na de oorlog het tot een morele zekerheid hebben gemaakt dat er van midden 1942 tot najaar 1944 gaskamers in Auschwitz functioneerden".

Van Pelt bedoelt dat iedereen die deze "morele zekerheid" over de Joodse Versie van "de Holocaust" niet heeft, immoreel is. Dat je niet "eerbaar" bent als je die zekerheid ontbeert. Dat je niet voldoet aan ethische normen als je zijn "zekerheid" over "gaskamers" op grond van de feiten niet deelt. Wat verbeeldt de man zich? Hij tracht hiermee het bestaan van "gaskamers" te "bewijzen" tot in het ongerijmde.
Omdat het voor hem als holocaustgelovige "immoreel" is niet in "gaskamers" te geloven, zijn ze daarmee tegelijk "bewezen". Voor hém als gelovige wellicht, maar een professor behoort te weten dat bewijs pas bewijs is als de werkelijkheid voor ieder controleerbaar op basis van objectieve feiten kan worden aangetoond, anders dan op grond van subjectieve moraliteiten. Voor tallozen is het een morele zekerheid dat God bestaat. Is dat daarmee nu ook bewezen?

Men vraagt zich af, of deze holocaustgelovige professor zich wel realiseert dat het absurde en criminele bewijsvoeringtechnieken als de zijne waren, die in een gruwelijk verleden tallozen op brandstapels en pijnbanken deed sterven. Hij kent toch wel de gevolgen van "getuigenissen en bewijzen sinds de Middeleeuwen" die de nazi's de "morele zekerheid" verschaften dat de Joden niet deugden….?"

Professor Van Pelt diskwalificeert zich ook als individu, met zijn minachtende uitspraken over "de gek" Fred Leuchter, de man die voor het eerst in de geschiedenis "de gaskamers" van Auschwitz forensisch-wetenschappelijk onderzocht:

“Auschwitz is het Heiligste der Heiligheden. Ik heb me er jaren op voorbereid er naar toe te gaan. En dan komt er een gek [Leuchter] geheel onvoorbereid, het is Heiligschennis! Iemand die het Heiligste van het Heilige binnenkomt en wie dat niets kan verdommen”.

Vergelijk Van Pelt met iemand wiens vrouw in de kelder is omgebracht en dan de rechercheur die dat komt onderzoeken een "gek" noemt die hij beschuldigt van Kelder-Heiligschennis…..

Natuurlijk, men mag een religie niet onderzoeken, dat kan tot de waarheid daarover leiden en dat is "heiligschennis".....

De volgende professorale ontboezeming toont aan wie de werkelijke dwaas is:

“Als definitief wordt aangetoond dat de Revisionisten gelijk hebben dan zullen we ons gevoel voor de Tweede Wereldoorlog verliezen, we zullen ons gevoel verliezen voor wat Democratie is. De Tweede Wereldoorlog was een morele oorlog, het was een oorlog tussen Goed en Kwaad. En wanneer we de kern van deze oorlog, welke in feite Auschwitz is, uit dat beeld verwijderen, dan wordt al het andere onbegrijpelijk. Dan eindigen we allemaal in het Gekkenhuis.”

Schizofrene dweepzucht ten voeten uit. Voor Van Pelt is het alternatief voor JHV-religie het gekkenhuis. Verstandiger mensen weten dat theomanie zoals het zijne en psychiatrische inrichtingen in elkaars verlengde liggen…. “...ons gevoel voor de Tweede Wereldoorlog verliezen”. De man is getroubleerd! Waren er alleen maar Joden in deze oorlog en niet Vijftig Miljoen andere doden? Welnee, Van Pelt "verliest zijn gevoel voor de oorlog" als in Auschwitz geen Joden vergast blijken te zijn. Jammer voor die 50 miljoen niet-Joden, maar Van Pelt heeft dan geen gevoel meer voor deze oorlog! Beter zou men de dwaas genoemd professor Van Pelt negeren, maar we zullen deze coryfee in Holocaustland ongetwijfeld nog tegenkomen.

Zijn succes daarin dankt hij aan zijn vermogen om in (dat moet gezegd) knappe compilaties van nietszeggende ditjes en datjes de illusie te wekken van een overtuigend betoog. Hij is een succesvolle loopbaan als tweedehands-autohandelaar misgelopen, want hij zal menigeen er van kunnen overtuigen dat de kneus-van-de-maand de auto is waarop u al jaren wacht. Briljante betogen à la van Van Pelt hebben jammer genoeg één tekortkoming: ze staan mijlenver van de werkelijkheid.
Samen met Debórah Dwork schreef hij het boek Auschwitz. Meer dan driehonderd bladzijden wacht de kritische lezer gespannen af: wanneer komen we nu bij wat hij steeds noemt "de overweldigende hoeveelheid bewijzen van gaskamers en systematische massamoord?" Helaas, zoals bij elke illusionist, de feiten die het hele verhaal moeten dragen, komen niet. Alles is "ad verbotenus" en "ad populum", dus gestoeld op bij de lezer bestaande vooroordelen.

Vergelijk Van Pelt met verbaal begaafde intellectuelen uit vroeger tijden die, zonder dat daar een speld tussen viel te krijgen, aantoonden op welke 60 plaatsen van een vrouwenlichaam men de sporen van gemeenschap met de Duivel kon aantreffen. Werden die sporen niet gevonden, dan..... ging de beschuldigde vrouw op de brandstapel! Immers, het bewijs à la Van Pelt was geleverd: de slimme Duivel (evenals Hitler!) laat immers geen sporen na van zijn wandaden!

Van Pelt laat als handig illusionist zijn gehoor geloven iets te hebben waargenomen wat er niet is. Hij noemt uiteraard geen enkele bron uit de deskundigenliteratuur over toxicologie, chemie, mechanica, architectuur of forensische wetenschappen. Maakt niet één correcte berekening en gaat voorbij aan onderzoeken van deskundigen als Germar Rudolf, Carlo Mattogno, Franco Deana, Werner Rademacher en Friedrich Paul Berg.

Ook de Van Pelt shuffle zal de JHV niet overeind kunnen houden. Zijn bizarre bewijsvoeringtechniek exposeert zowel de zwakte van de JHV als de validiteit van de revisionistische argumenten. Het Holocaustschip maakt steeds verder slagzij, totdat het onvermijdelijk zal kelderen.

Vriendelijke groet van King Arthur, speciaal voor professor Van Pelt.


 

47. LUCHTFOTO'S TONEN GEEN MASSAVERNIETIGING

Fotografische luchtverkenning speelde in de Tweede Wereldoorlog een belangrijke rol bij alle oorlogvoerenden. De technieken waren reeds zodanig verfijnd dat men de mogelijkheid had vijandelijke objecten en activiteiten driedimensionaal in beeld te brengen, waardoor uiterst accurate beoordelingen van uit de lucht konden worden verricht.
Met stereoscopische luchtfotografie maakt men na elkaar twee foto's van hetzelfde gebied, waarbij door de beweging van het vliegtuig de hoek waaronder de foto's worden genomen verschilt. Als beide foto's door een stereoscoop worden bekeken, één foto voor elk oog, ontstaat een driedimensionaal effect, dat verschillen tussen platte en verticale voorwerpen op de grond weergeeft.
Het beoordelen van luchtfoto's werd aldus een hoog ontwikkeld specialisme dat aan de gemaakte opnamen grote meerwaarde gaf.

Al vanaf 1938 maakte luchtfotografie vanaf grote hoogte zgn. foto-archeologie mogelijk, waarmee nederzettingen, wegen, rivieren, begraafplaatsen, enz. uit de oudheid zichtbaar konden worden gemaakt, zelfs als die zich onder het aardoppervlak bevonden.

Duitsers, Amerikanen, Britten en Sovjets maakten gedurende de oorlog enorme aantallen luchtfoto's van heel Europa. Recentelijk werden miljoenen daarvan openbaar gemaakt, onder meer door de Britten in The Aerial Reconnaissance Archives (TARA) van de Keele University, een archief met 5,5 miljoen foto's. Duizenden daarvan zijn van de Duitse kampen en de gebieden daaromheen.

Wat luchtfoto's van "vernietigingskampen" zoals Auschwitz tonen, is o.m. te zien op de site http://www.air-photo.com/ van de Amerikaanse luchtfoto-beoordelingsdeskundige John Clive Ball.

Babi Yar ravijn bij Kiev
Babi Yar ravijn bij Kiev
Ball toonde bijvoorbeeld met luchtfoto's als bovenstaande van het Babi Yar ravijn bij Kiev, dat de gemelde massamoord op meer dan 100.000 joden daar niet heeft plaatsgevonden.
Deze foto van 26 september 1943 toont dat gebied, vlakbij de joodse begraafplaats (linksonder), in de periode dat daar volgens getuigen tienduizenden joodse lijken zouden zijn begraven, weer opgegraven en op stapels verbrand. Op de foto is in het betreffende natuurgebied niets waar te nemen van opgravingactiviteiten en/of verbrandingen of welke activiteit dan ook.

De getuigenissen over deze zogenaamde massamoord zijn zo onsamenhangend en ridicuul dat het tijdsverspilling is daarbij stil te staan. Uiteraard werden door de communisten na de oorlog geen pogingen gedaan eventuele stoffelijke resten of forensische aanwijzingen voor deze veronderstelde massamoord te vinden. Integendeel, het gebied werd na de oorlog als vuilstort gebruikt en later werd er een afvalverwerkingsbedrijf gevestigd. Bepaald niet de manier om de waarheid over die zogenaamde massavernietiging aan te tonen en al helemaal niet om recht te doen aan de nagedachtenis van tienduizenden veronderstelde vermoorde burgers. Gelukkig tonen de luchtfoto's onweerlegbaar aan dat er op die plaats in het geheel geen massamoord is geweest. (Herbert Tiedemann, Babi Yar: Critical Questions and Comments. Dissecting the Holocaust, blz. 501-528.)

Treblinka, november 1944
Treblinka, november 1944

Luchtopname van het "vernietigingskamp" Treblinka, november 1944. Te zien is dat de omliggende landerijen letterlijk tot aan de grens van het kamp waren gecultiveerd. Door het vlakke, onbeboste landschap was het kamp vanaf de weg, de omliggende velden en de plaats Wolka Okraglik op slechts een halve kilometer afstand, onbelemmerd zichtbaar.
De plek ten zuidoosten van het kamp, waar volgens "ooggetuigen" vele honderdduizenden vermoorde gevangenen begraven zijn geweest, is niet groter dan 1 hectare; daar kunnen onmogelijk meer dan 100.000 lichamen begraven zijn geweest. Archeologisch onderzoek daar heeft echter niets opgeleverd, zelfs geen omgewoelde grond.

Afgezien van de foto's hierboven, die niets van beweerde massamoorden tonen, is er onder vele honderdduizenden andere niet één die enig bewijs of zelfs maar de geringste aanwijzing levert voor de veronderstelde systematische miljoenenmoord. Niet één.

(Bron: John Clive Ball, Air Photo Evidence, Auschwitz, Treblinka, Majdanek, Sobibor, Bergen Belsen, Belzec, Babi Yar, Katyn Forest. World War II photos of alleged mass murder camps, Ball Resource Services Ltd., Delta/BC, Canada, 1992, pp. 9 and 13, in: Dissecting the Holocaust, blz. 269-282.)

 

48. en 49. DE MYTHE VAN "GEHEIMHOUDING"

Hoewel de holocaustliteratuur doorlopend beweert dat over en in de Poolse "vernietigingskampen", sprake was van "strikte geheimhouding", was daarvan in werkelijkheid geen sprake. Niet alleen getuigenissen en luchtfoto's van Treblinka en Auschwitz tonen dat aan, ook talloze andere omstandigheden bevestigen dat.

Een van de voorbeelden is de serie van 193 foto's van het zgn. Auschwitz Album, waarvan ik er in Hoofdstuk 40 enkele afbeeldde. Deze foto's, begin juni 1944 door Duitse soldaten gemaakt, werden bij toeval aangetroffen. Dat bewijst het feit dat gedurende de oorlog Duitse soldaten aan het front en elders, op grote schaal privé-foto's namen. Die kwamen op allerlei plaatsen terecht. Het feit dat Duitse soldaten in Auschwitz willekeurig foto's konden nemen, verhoudt zich ook al niet met die zogenaamde "strikte geheimhouding".

Rondom Auschwitz stonden (en staan nog steeds) borden met "Vorsicht, Hochspannung". Een verbod op fotograferen is daar nooit waargenomen. Ook niet in de tienduizenden documenten die in het kamp werden gevonden.
Een andere aanwijzing is dat getuigen spreken over een verpestende stank van verbrande lijken rond Auschwitz, waarneembaar voor de gehele omgeving. Dat crematoria geen stank verspreiden maar dat die afkomstig was van het nabijgelegen chemische complex Monowitz, laten we maar even terzijde. Stel dat inderdaad die verpestende stank, zoals de JHV zegt, afkomstig was van tienduizenden verbrande lijken, hoe valt dat te rijmen met "uiterste geheimhouding"? Weet u dat?

Thies Christophersen, luitenant bij de Wehrmacht, door de media consequent "ex-SS er" genoemd, was na verwondingen drie jaar lang gestationeerd in Oekraïne, waar hij als landbouwkundige een project leidde voor winning van grondstof voor surrogaatrubber (latex) uit paardebloemen. Bij het oprukken van het Rode Leger werd hij naar Auschwitz overgeplaatst. Hij bleef daar van januari tot december 1944 en had leiding over een agrarisch project waaraan 200 vrouwen uit het nabijgelegen Raisko kamp en 100 mannen uit Birkenau werkten. Hoewel hij regelmatig in Birkenau kwam en daar vrij toegang had, hoorde hij pas na de oorlog over "gaskamers" en massavernietiging. Hij schreef daarover in 1973 een boek: De Auschwitz Leugen. Daarin zegt hij o.m.: "Er waren geen geheimen in Auschwitz. Er waren doorlopend bezoeken van allerlei buitenstaanders, van delegaties van het Internationale Rode Kruis tot bezoeken van honderden vrouwen en familieleden van Duits personeel op alle mogelijke tijdstippen."

Voortdurend waren tienduizenden gevangenen uit Auschwitz in heel Silezië tewerkgesteld, verspreid over talloze objecten, waarbij er contacten waren met ontelbare anderen.

In Monowitz gingen dagelijks duizenden Poolse burgerarbeiders in en uit. Die werkten letterlijk tussen en naast de gevangenen van Auschwitz. Hetzelfde gold voor leveranciers en toeleveranciers van allerlei bedrijven uit de omgeving.

In Auschwitz en Birkenau (en alle andere Duitse kampen) waren joden en niet-joden door elkaar gehuisvest, vaak in dezelfde barakken.

Duizenden gevangenen verbleven tijdelijk in de "vernietigingskampen". Zij waren veroordeeld tot detenties voor korte periodes en keerden na afloop van hun straftijd naar huis of het kamp van oorsprong terug. Onderstaand hiervan een bewijs: een voorgedrukt vrijlatingbewijs van Arbeitserziehungslager Birkenau van een gevangene die daar drie maanden verbleef, van 14 maart tot 21 juli 1944, tijdens het hoogtepunt van de zgn. massavergassingen in Birkenau dus.


Poolse bronnen zeggen dat uit Stutthof minstens 5.000 gevangenen werden vrijgelaten en uit Majdanek zelfs 20.000. Het is natuurlijk volstrekt ondenkbaar dat de uit deze kampen teruggekeerde gevangenen tijdens de oorlog geen alarm zouden hebben geslagen over systematische massamoord op joden, als die er waren.

Hoe in 's hemelsnaam konden onder al dit soort omstandigheden dagelijks vele, vele duizenden mensen "in het geheim" worden vernietigd? En meer nog, wie zou het in zijn hoofd halen onder deze omstandigheden "in het geheim" systematische miljoenenmoord te plegen?

Hoewel de holocaustliteratuur dus steeds spreekt over de "uiterste geheimhouding", zegt de joodse holocausthistoricus Gerald Reitlinger in een van zijn boeken dat "de reizigers die met de trein langs Auschwitz reden, zich voor de ramen verdrongen om een blik van de crematoria te kunnen opvangen" (Dr. Wilhelm Stäglich, Der Auschwitz Mythos, blz. 199, noot 371).

"Nee hoor", zegt de Joodse Versie van "de holocaust", "die massamoord werd pas in 1944 ontdekt toen enkele joodse gevangenen die daar langdurig gevangen zaten wisten te ontsnappen."

De verhalen over "strikte geheimhouding" gaan alle verstand te boven. Wie daarvoor wél logische verklaringen heeft, laat ze mij s.v.p. weten; anders moet ook "massavernietiging in het geheim" tot de wonderen van de Joodse Holocaust Versie worden gerekend.....



 

50. WAAROM DE "VERNIETIGINGSKAMPEN" NIET WERDEN GEBOMBARDEERD

Tot 1993 werd het publiek in de media geconfronteerd met verhalen over een verzuim van de Geallieerden om de "vernietigingskampen" te bombarderen, waarmee zou zijn nagelaten "miljoenen joden van vergassing te redden".
Bijkomend effect was dat deze verhalen eraan bijdroegen niet-joden een "schuldgevoel" te bezorgen over de moord op "de zes miljoen" en morele medeplichtigheid daaraan.

Verweer van Geallieerde zijde was er nauwelijks, want het werkelijke verweer (er waren geen aanwijzingen voor systematische massamoord) kon niet worden aangevoerd, omdat dat niet politiek correct is. Daarom werd als reden voor niet bombarderen van "de gaskamers" gesteld dat door de "strenge Duitse geheimhouding" niemand buiten de kampen daarvan iets wist. Op alle niveaus zou strenge geheimhouding zijn toegepast en de crematoria zouden met hoge schuttingen visueel van de buitenwereld zijn afgeschermd. Bovendien zou Auschwitz onbereikbaar zijn geweest voor geallieerde vliegtuigen.

In 1993 viel het sprookje van "geheimhouding van de crematoria" publiekelijk in duigen. Het revisionistische Air Photo Evidence publiceerde luchtfoto's waaruit bleek dat de Duitsers de crematoria in het geheel niet aan het oog hadden onttrokken. Dicht rond de crematoria van Birkenau stonden slechts enkele prikkeldraadhekken en de crematoria waren vanuit de wijde omgeving volledig zichtbaar.

Ook bleken de Geallieerden begin augustus 1944 het 6 km Oostelijker gelegen industriële complex Monowitz te hebben gebombardeerd, zodat het excuus dat Auschwitz onbereikbaar was voor Geallieerde vliegtuigen eveneens onwaar bleek.

Een en ander was voor de holocaustpromotie aanleiding in 1993 in allerijl een conventie bijeen te roepen, waarin nieuwe argumenten werden opgesteld die het niet-bombarderen van het veronderstelde massamoordcentrum Birkenau moesten rechtvaardigen.

Het aangepaste verhaal werd dat de Britse en Amerikaanse regeringen weliswaar vanaf begin 1943 wisten van massavernietiging, maar om verschillende redenen besloten niet te bombarderen. Hieronder de belangrijkste vier nieuwe redenen cursief gedrukt, met in vet de werkelijke redenen volgens Air Photo Evidence:

1. Verzoeken van Roosevelt en Churchill om Birkenau te bombarderen werden in 1944 door de militaire leiding - die van de massamoorden afwist, maar onverschillig stond tegenover het lot van de kampgevangen – overruled.
De waarheid is dat in 1944 onafhankelijke Amerikaanse en Britse onderzoeken, gebaseerd op spionagerapporten en luchtfoto's, over de noodzaak van bombardementen op Birkenau, alle concludeerden dat daar geen massamoorden plaatsvonden.

Een doorzichtige poging tot apaiseren. Let op het politiek-correcte gehalte van de nieuwe versie: de publiekshelden Roosevelt en Churchill trof uiteraard geen blaam: zij zouden het bombarderen van Birkenau hebben bevolen; dat verleent tevens legitimatie aan "systematische massavernietiging". Nee, anonieme "militairen" lagen dwars en zij stonden onverschillig tegenover het lot van de kampgevangenen. (Omdat het hier Westerse militairen betrof, spreekt men nu liever over "kampgevangenen", niet over "joden"). Echter, van een "verzoek" tot bombarderen van "vernietigingskampen" van Roosevelt of Churchill is nooit bewijs aan de dag gelegd.
Merkwaardig is ook dat gesproken wordt over "verzoeken" van de oorlogsleiders Roosevelt en Churchill aan de militaire leiding; Roosevelt was nota bene opperbevelhebber van het Amerikaanse leger en die "verzoekt" niet, die geeft opdrachten. Hetzelfde gold ipso facto voor Churchill. Hoe kan men verzoeken van regeringsleiders "overrulen"? En welke argumenten sterker dan die van Roosevelt en Churchill (5-12.000 doden per dag!) had men daarvoor? In dit verband is van belang te wijzen op het feit dat Churchill, Eisenhower en De Gaulle in hun uitgebreide Mémoires nimmer met een woord over "gaskamers" hebben gesproken.

2. Joodse groepen in Amerika, Engeland en Palestina vroegen in 1944 de regeringen van de USA en Engeland om Birkenau te bombarderen, maar zij werden door militaire en politieke leiders afgepoeierd.
De waarheid is dat enkele individuele leden van joodse groepen, die geruchten over massamoorden hadden gehoord, brieven stuurden naar andere leden van die groepen, waarin voor bombardementen werd gepleit. Echter, niet één joodse organisatie, waar ook ter wereld, drong aan op bombardementen; reden was dat zij van ex-gevangenen en spionnen, maar ook van de hoogste kringen in de US en Britse regeringen wisten dat er geen massamoorden in de kampen plaatsvonden.

Deze "verklaring" deponeert de "schuld" voor niet-bombarderen bij de niet-joden en pleit de joodse gemeenschap vrij.

3. De Oorlogs Vluchtelingen Raad wist van de massamoorden maar had onvoldoende politieke invloed om de aandacht van president Roosevelt te trekken.
De waarheid is dat het invloedrijkste lid van die Raad, de US minister Henry Morgenthau, op de hoogte was van de onwerkelijke verhalen over Birkenau, maar daaraan kennelijk geen waarde hechtte; in zijn frequente ontmoetingen met Roosevelt besprak hij niet éénmaal het onderwerp bombardementen op Birkenau.

Let alweer op de gebruikte formulering: "de aandacht van president Roosevelt te trekken". Niet zoals voor de hand ligt "de aandacht trekken van Morgenthau", het joodse lid van het Oorlogskabinet die vrijwel dagelijks overleg voerde met Roosevelt. Alweer alle "schuld" leggen bij niet-joden.

4. Bombardementen zouden de gevangenen hebben kunnen doden en gaven geen garantie dat de massamoorden zou stoppen.
Waarheid is dat bombardementen op spoorbanen, bruggen en crematoria van Birkenau een minimum aan levens zouden hebben gekost. Op 10 juli 1944 bombardeerden P-38 duikbommenwerpers vanaf het vliegveld vanwaar de verkenningsvliegtuigen die Auschwitz fotografeerden opstegen – Foggia in Italië – de 950 km verder gelegen olieraffinaderij in Ploesti, Hongarije en op 24 augustus B-25 bommenwerpers de Gustloff-Wapenfabriek op 500 meter van Buchenwald. Buchenwald zelf werd door niet één bom geraakt.
Een gênant zwak "argument". Hoezo, geen "garantie"? "Getuigen" zeiden destijds, evenals historici van de Joodse Holocaust Versie, dat in Birkenau elke dag 5-12.000 mensen werden "vergast". Bij niet bombarderen was er toch de "garantie" dat moord op deze schaal elke dag zou doorgaan? Hoe hadden de Duitsers dit kunnen voortzetten met in puin gebombardeerde "gaskamers"? Waren die dan overbodig?

Hoewel de Amerikanen en de Britten vanaf medio '44 alle mogelijkheden hadden crematoria en spoorwegen naar Birkenau te bombarderen, werd daartoe niet besloten omdat de inlichtingendiensten aangaven dat daar geen massale executies plaatsvonden. Geen van de Amerikaanse en Britse leiders wilde Birkenau bombarderen: ook zij waren niet overtuigd van massamoorden in de kampen.

Hoe weinig geloof tijdens de oorlog door joden en joodse organisaties zelf aan massavernietiging werd gehecht lijkt af te leiden uit het feit dat er – op één geval van spoorwegsabotage in België na – in heel Europa nooit pogingen zijn gedaan om die transporten te saboteren.

Waarom Europese joden tijdens de oorlog niet meer konden emigreren

De nazi's wilden de joden kwijt, eerst uit Duitsland, daarna uit Europa. Zij deden daartoe vanaf 1933 allerlei pogingen, van beperkende maatregelen tot discriminatie en aanzetten tot "vrijwillige" emigratie. Zij belegden internationale conferenties om emigratie van joden mogelijk te maken, werkten samen met zionisten in Palestina en lanceerden plannen om de joden in een eigen staat buiten Europa te huisvesten.

Dat alles ontmoette massieve en vastbesloten tegenwerking, zowel van de internationale gemeenschap als van de gevestigde internationale zionistische organisaties. Na de Duitse inval in de Sovjet Unie was dat alles definitief van de baan, terwijl het aantal joden onder Duits bestuur inmiddels was vervijfvoudigd.

De geallieerden waren niet bereid Duitse joden op te nemen en hebben daaraan dus nooit willen meewerken. Integendeel, op 25 november 1940 werd het Franse passagiersschip de Patria voor Haifa door Britse oorlogsschepen beschoten, waarbij 2.875 joodse emigranten omkwamen.
Ook beletten de Engelsen in maart 1942 de landing van het Duitse schip de Struma op de kust van Palestina, waarna het met 769 voornamelijk joodse passagiers aan boord uiteindelijk zonk; er was slechts één overlevende. Van dit soort voorbeelden zijn er vele.

In april 1943 – toen het geen zin meer had - organiseerde de Oorlogs Vluchtelingen Raad in New York een "Noodconferentie tot Redding van de Europese Joden", welke naast het bombarderen van kampen opriep tot een programma voor emigratie van Europese joden. Ook toen vond dat geen gehoor in leidende politieke kringen; zij waren volop bezig een eis tot algehele en onvoorwaardelijke capitulatie van Duitsland te formuleren en in dat kader pasten geen onderhandelingen. De eis in 1943 tot onvoorwaardelijke overgave van Duitsland, met op de achtergrond het immorele Morgenthau-plan liet Duitsland geen andere keuze dan "totale oorlog" en te vechten tot het bittere einde, met alle gevolgen van dien, ook voor de Europese joden.

De belangrijkste voorvechter van de eis tot totale capitulatie, die elke mogelijke redding van de Europese joden definitief uitsloot, was navrant genoeg een internationalistische kapitaaljood, Henry Morgenthau, minister van Financiën van de VS.

Het Morgenthau-Plan

Na de publieke bekendmaking van de eis tot onvoorwaardelijke overgave van Duitsland op de Conferentie van Cassablanca op 13 januari 1943, begon de Amerikaanse minister van Financiën, Henry Morgenthau, aan de ontwikkeling van zijn beruchte "Plan van het Ministerie van Financiën voor de Behandeling van Duitsland", in de wandeling het Morgenthau-Plan genoemd.

Morgenthau was niet de eerste en ook niet de enige joodse meneer die rondliep met plannen om genocide op de Duitse bevolking te plegen. Al in 1940, dus lang voor Pearl Harbour en de Amerikaanse deelname aan WO II, verscheen in de VS het boek Germany must Perish! ("Duitsland moet kreperen!") van de joodse zakenman en voorzitter van de "Amerikaanse Vredesfederatie" Theodore N. Kaufman (ook al een Duits klinkende naam). Hij stelde in zijn boek o.m. voor de hele Duitse bevolking gedwongen te laten steriliseren en daardoor te laten uitsterven.

Het boek werd in de Amerikaanse pers welwillend besproken; Time magazine van 24 maart 1941 noemde Kaufman's plan "een sensationeel idee." In Duitsland werd er uiteraard met afschuw kennis van genomen en droeg het niet onaanzienlijk bij aan de vijandschap tegen joden. Goebbels zei dat Kaufman hem met zijn boek een enorme dienst had bewezen. In de Duitse pers werd het uitvoerig besproken. De Berlijnse krant Der Angriff plaatste op 23 juli 1941 een artikel op de voorpagina, waarin Kaufman's oproep een "Duivels Plan voor uitroeiing van het Duitse volk" werd genoemd en "een voorbeeld van Oudtestamentische haat".

Hier in het kort de hoofdlijnen van het niet minder genocidale Plan van US minister Morgenthau, dat uiteindelijk niet werd uitgevoerd, maar waarvan heel Duitsland sinds de publicatie op 23 september 1944 in Wall Street Journal volledig op de hoogte was. Het plan speelde daarom een niet te onderschatten rol bij het verdere verloop van de oorlog. Tijdens de US presidentsverkiezingen zei Roosevelts tegenkandidaat Thomas Dewey: Het bekend worden van dit plan heeft het effect van tien nieuwe Duitse frontdivisies."
(David Irving Der Morgenthau-Plan 1944-45, 2004, Focal Point, Facsimile-Verlag Wieland Soyka Bremen, ISBN 3-8179-0001-5.)

Het Morgenthau-Plan hield in dat na de onvoorwaardelijke overgave van Duitsland vrijwel alle militairen en overheidsmedewerkers zonder vorm van proces zouden worden geëxecuteerd. De Duitse industrie zou worden ontmanteld en overgebracht naar de Europese geallieerden. De steden – of wat daarvan nog over was - zouden geheel worden vernietigd en wat van Duitsland overbleef moest tot een agrarisch gebied worden gemaakt met de laagste levensstandaard van heel Europa. Aangezien Duitsland ook het dichtstbevolkte land van Europa was, was ingecalculeerd dat de eerste twee jaar "vanzelf" tientallen miljoenen Duitsers door honger en ziekten zouden sterven.
Het bruikbare deel van de overblijvende bevolking zou als slaven in geallieerde landen worden tewerkgesteld om de oorlogsschade te compenseren. Duitsers die het gedecimeerde grondgebied probeerden te verlaten zouden worden geëxecuteerd.

Morgenthau had voor zijn plan een belangrijke medestander in de naaste adviseur van Churchill, de in de Elzas geboren (ook) joods-Duitse professor Friedrich Lindemann (alias Lord Cherwell). "Lord Cherwell" vergaarde eerder roem door in 1942 aan te dringen op het ongelimiteerd bombarderen van Duitse burgers.

Toen Henry L. Stimson, Amerikaans minister van Oorlog en fervent tegenstander van het Plan, hoorde dat het op de topconferentie van Quebec op 15 september '44 door Roosevelt en Churchill was geaccordeerd, schreef hij in zijn notitieboek: "de triomf van de Semieten" en: "Ik voelde, vooral bij Morgenthau, de verbitterde atmosfeer van persoonlijk ressentiment tegen het gehele Duitse volk, los staand van individuele schuld....."

Ook Anthony Eden, Engelands minister van Buitenlandse Zaken en latere Premier, was fel tegen het misdadige plan en kwalificeerde het lobbyen en drijven van Morgenthau bij Roosevelt en Churchill als een onbeschaamdheid. "Deze ex-Duitsers lijken hun onheil met een ware haatorgie te willen wegspoelen."

Al kort na de ondertekening door de zieke Roosevelt en Churchill (die aanvankelijk tegen het plan was, maar de steun van Morgenthau's ministerie van Financien niet kon missen vanwege de $ 31 miljard Britse schuld onder het zgn. Lend-Lease programma), kwam de kritiek op gang. Roosevelt, die het plan nauwelijks had gelezen, nam er al snel afstand van en benadrukte dat het niet zijn wil was geweest Duitsland in een agrarisch gebied te veranderen. Bovendien was hem van andere zijde duidelijk gemaakt dat een verhongerend en stervend Duitsland al snel zou toevallen aan het tot West-Europa doorgedrongen communisme.

Hoewel Morgenthau tot na Roosevelt's dood en Truman's aantreden bleef proberen zijn op wraak en ongelimiteerde haat gebaseerde plannen door te drukken, werden die uiteindelijk niet uitgevoerd.



 

51. INTERNATIONALE RODE KRUIS: GEEN MASSAVERNIETIGING

Het Internationale Rode Kruis inspecteerde tijdens de oorlog vrijwel alle Duitse concentratiekampen. Van die inspecties werden uitvoerige verslagen bijgehouden, die kort na de oorlog, in 1948, werden gepubliceerd in het ruim 1.600 pagina's tellende driedelige boekwerk Rapport van het Internationale Comité van het Rode Kruis over haar Activiteiten Gedurende de Tweede Wereldoorlog, Genève, 1948. Dit omvangrijke en neutrale rapport omvat de bevindingen van twee eerdere gedetailleerde verslagen: Documenten over de activiteiten van het CIRC ten behoeve van burgergevangenen in concentratiekampen in Duitsland 1939-1945 (Genève, 1946) en Inter Arma Caritas: Het werk van het CICR tijdens de Tweede Wereldoorlog (Genève, 1947).

Enkele citaten uit dit Rapport van het Internationale Rode Kruis (ICRC):

“Het ICRC beschouwt de succesvolle toepassing van de Geneefse Militaire Conventie uit 1929 als een belangrijke mijlpaal, waardoor toegang kon worden verkregen tot burgergevangenen in de verschillende delen van Centraal en West-Europa.
Het ICRC was echter niet in staat toegang te krijgen tot de Sovjet Unie, die de Conventie van 1929 niet ondertekende. Miljoenen burger- en militaire gevangenen in de USSR waren daardoor verstoken van elk internationaal contact of welk toezicht dan ook. Dit was in het bijzonder betreurenswaardig, omdat veel bekend was waardoor gezegd kon worden dat veruit de slechtste condities voor gevangenen van beide categorieën bestonden in de USSR.”

Het Internationale Rode Kruis had dus gedurende de gehele oorlog onbeperkt toegang tot alle burgerlijke gevangenen in alle Duitse kampen. Dit in tegenstelling tot de gevangenissen en kampen in de Sovjet Unie, waar miljoenen gevangenen verstoken bleven van elke vorm van hulp en waar nooit enige internationale controle is uitgeoefend.

Op 29 september 1944 bezocht een delegatie van het Internationale Rode Kruis Auschwitz-Birkenau, mede n.a.v. geruchten over gaskamers. De hoofdgedelegeerde, Rossel, schreef in bovenvermeld Rapport dat hij "geen bevestiging had gezien van de geruchten over massavergassingen en de gevangenen die hij had ondervraagd die ook zelf niet hadden genoemd."
Het Rapport rekent af met massavernietiging in als doucheruimten gecamoufleerde "gaskamers" door te vermelden: “niet alleen wasgelegenheden, maar ook installaties voor badruimtes, douches en wasserijen werden door de waarnemers geïnspecteerd. Zij moesten niet zelden actie ondernemen om deze te doen repareren en uitbreiden” (Deel III, blz. 594).
In een brief van 22 november 1944 aan het U.S. State Department schreef het Internationale Rode Kruis over het bezoek aan Auschwitz:

".....(We) waren niet in staat enig spoor te ontdekken van installaties voor vernietiging van burgergevangenen....".

Charles Biedermann, gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis en Hoofd van de International Tracing Service ITS in het Duitse Arolsen, het instituut dat alle informatie en documentatie over burgervervolgden van het Derde Rijk beheert, zei tijdens het Zündelproces in Canada in februari 1988 dat er uit al haar rapportages nooit enige indicatie voor het Rode Kruis bestond dat tijdens de oorlog gaskamers zouden zijn gebruikt.

Het is natuurlijk veelzeggend dat een neutrale organisatie als het Internationale Rode Kruis nooit enige indicatie over het bestaan van gaskamers heeft gehad en dat zelfs bij gerichte inspectie in Birkenau na geruchten daarover, geen enkele aanwijzing werd aangetroffen.

Vanzelfsprekend namen de aanhangers van de Joodse Holocaust Versie daarmee geen genoegen. Aanvankelijk werd aan de CIRC-rapporten nauwelijks aandacht geschonken, maar toen de Holomania in de zestiger en zeventiger jaren grote vormen begon aan te nemen en revisionisten op de inspecties van Rode Kruis en Vaticaan wezen, kwam de kritiek.

Omdat die inspecties niet konden worden weggeredeneerd, bleef als enige optie over het in een kwaad daglicht stellen van het Rode Kruis en haar inspecteurs. Zoals gebruikelijk wordt dan overgegaan tot het rondstrooien van laster. Het Rode Kruis werd afgeschilderd als "pro-nazi" en de Duitsers zouden de inspecteurs om de tuin hebben geleid door hen alleen bepaalde delen van het kamp te laten zien en gevangenen in modelbarakken.

Voor het grote publiek, rotsvast overtuigd van miljoenenvergassingen, lijkt dit allicht een plausibel verhaal, maar voor iedereen die enige kennis heeft van de werkwijze bij dit soort inspecties, is dat volstrekte nonsens.

In de eerste plaats is het Internationale Rode Kruis nooit "pro-nazi" geweest; het is haar taak "pro-gevangenen" te zijn en daarnaar heeft zij zich in WO II consequent gedragen. In de tweede plaats zijn ICRC-inspecteurs niet vergelijkbaar met willekeurige bezoekers. Zij kenden de kampen tot op de vierkante meter en pleegden zich tevoren terdege op hun inspectiewerk voor te bereiden aan de hand van rapporten, tekeningen en bevindingen van eerdere inspecties. Zij kenden de geruchten en de bestaande misstanden en richtten hun controlebezoeken voor een belangrijk deel speciaal daarop.
Het waren dus allesbehalve vrijblijvende of geregisseerde rondleidingen van naïeve buitenstaanders, maar professionele controles door terdege op de hoogte zijnde en op dat werk goed voorbereide specialisten.

Voor zover bekend is in geen van de Rode Kruis rapporten ooit beklag gedaan over een verbod om delen van de kampen of bepaalde faciliteiten te inspecteren. Ook niet dat de Duitsers poogden zaken buiten de controles te houden. Indien dat het geval zou zijn geweest, zou dat zonder twijfel in de rapportages zijn vermeld.

(Men kan zich overigens afvragen hoe het mogelijk moet zijn geweest die veronderstelde massavernietiging voor de inspecteurs verborgen te houden, als in de wijde omgeving "een verpestende stank van verbrande lijken" hing, de crematoria geheel niet visueel waren afgeschermd, er "meters hoge vlammen" uit de schoorsteenpijpen van Birkenau kwamen, die "20 kilometer verderop zichtbaar waren", "duizenden lijken in open vuren werden verbrand", enzovoort, enzovoort.....)

Voor een kritisch denkend mens, geen holocaustgelovige of "holocausthistoricus" zijnd, staat dus het verstand stil bij de tegenwoordige verhalen over grenzeloze onnozelheid van Rode Kruis inspecteurs die zes jaar lang de Duitse kampen bezochten.

Voorjaar 1942, constateerde het Rode Kruis dat de omstandigheden in de kampen slechter werden, o.m. door snel groeiende aantallen gevangenen. Het werd hen daarop toegestaan vanaf augustus '43 in alle Duitse concentratiekampen voedselpakketten te verdelen. Na januari 1943 werd dit uitgebreid tot alle andere kampen en gevangenissen (Deel III, blz. 78).

"Dagelijks werden 9.000 pakketten verzonden en van najaar '43 tot mei 1945 werden totaal ongeveer 1.112.000 pakketten naar concentratiekampen verzonden." (Deel III, blz. 80). "Behalve voedsel, bevatten de pakketten ook kleding en medicamenten. De zendingen gingen naar Dachau, Buchenwald, Sangerhausen, Sachsenhausen, Oranienburg, Flossenburg, Landsberg-am-Lech, Flöha, Ravensbrück, Hamburg-Neuengamme, Mauthausen, Theresienstadt, Auschwitz, Bergen-Belsen, Kampen bij Wenen en Midden Zuid-Duitsland. De ontvangers waren Belgen, Nederlanders, Fransen, Grieken, Italianen,Noren, Polen en statenloze joden." (Deel III, blz. 83).

Het Rapport wijt de hoge sterfte in de kampen aan het eind van de oorlog aan de chaotische oorlogssituatie, waardoor voedsel en medicijnen de kampen niet meer kon bereiken. Het waren nota bene de nazi's zelf, die daarover op 1 februari 1945 het Rode Kruis alarmeerden. Daarop werd in elk kamp een permanente waarnemer gestationeerd en zo goed en zo kwaad het nog kon werd hulp verleend (Deel III, pag. 83). De rol van het ICRC werd zo belangrijk, dat het vertegenwoordigers van het ICRC waren die in de laatste dagen van de oorlog de witte vlaggen droegen bij de overgave van Dachau en Mauthausen.”
Ook de permanente waarnemers zagen in de kampen geen aanwijzingen voor een uitroeiingbeleid, noch van gaskamers; wel stelden zij samen met waarnemers van het Vaticaan vast dat joden en andere gevangenen bloot stonden aan verschrikkingen en ontberingen van velerlei aard. Noch het Internationale Rode Kruis, noch het Vaticaan gingen echter mee met de gehoorde beschuldigingen van massavernietiging.
Over aantallen slachtoffers vermeldt het ICRC Rapport:

“17.850.000 mensen verloren het leven om andere redenen dan vervolging, terwijl ongeveer 300.000 van alle vervolgde groepen, waaronder vele niet-joden, stierven door velerlei oorzaken gedurende de oorlog. Dit aantal van 300.000 staat in schril contrast met de 5.012.000 joden die volgens het Joodse Joint Distribution Committee tijdens de oorlog het leven verloren zouden hebben, voornamelijk als gevolg van vernietiging door nationaal-socialisten.”

Vanaf 1978 beijverde het Internationale Rode Kruis zich om haar oorspronkelijke afwijzing van massavernietiging in de kampen te ontkennen en te relativeren. Niet verbazingwekkend, gezien de enorme druk van joodse zijde. De ondubbelzinnige ICRC Rapporten zijn immers volstrekt neutrale documenten uit de tijd dat het allemaal gebeurd zou zijn en die weerspreken de Joodse Holocaust Versie op niet mis te verstane wijze.

In 1978 werd aan het International Tracing Centre in Arolsen (Dld.), onderdeel van het ICRC dat alle gegevens van burgerslachtoffers van WO II archiveert en beheert, verboden cijfers te publiceren over aantallen omgekomen en overlevende joden. De Beheersraad van die instelling, waarin tien landen zitting hebben waaronder Israel, ontzeggen sindsdien onafhankelijke onderzoekers de toegang tot de enorme archieven met meer dan 47 miljoen dossiers over 17 miljoen mensen die zich destijds in Duitse concentratie- en arbeidskampen hebben bevonden. In 1988 liet het ICRC zelfs haar officiële geschiedenis over de jaren 1933-1945 herschrijven.

Tijdens het Zündelproces van 1989 noemde de directeur van het ITC, Biedermann, het in het Rapport van 1948 genoemde cijfer van ca. 300.000 omgekomenen in de concentratiekampen "niet compleet omdat daarin de vernietigingskampen niet zijn opgenomen."
Thans – geconfronteerd met de cijfers uit 1948 - benadrukt het CIRC dat "het niet de taak van het Rode Kruis is om aantallen te noemen, maar hulp aan slachtoffers te bieden."

Dit moge wellicht juist zijn, maar waarom houdt het ITS dan al decennialang 98% van de archieven met cijfers en gegevens over de betrokkenen gesloten voor onafhankelijke onderzoekers? Archieven waaruit met grote nauwkeurigheid het aantal omgekomen joden is vast te stellen?



 

52. EEN TRIBUNAAL VAN HAAT, WRAAK EN NOG IETS

.... In Neurenberg stonden de mensheid en onze huidige beschaving terecht, met mannen die zelf bloed aan hun handen hadden op de zetels van de rechters. Een van die rechters kwam uit het land dat de massaslachting van Katyn had uitgevoerd en hij voerde getuigen op die allen zworen dat de Duitsers dat hadden gedaan.”

Dan V. Gallery, US Schout bij Nacht

Door de onveranderlijk positieve berichtgeving heeft het Internationaal Militair Tribunaal ook wel IMT of het "Neurenberger Tribunaal" genoemd, in de publieke perceptie de reputatie van eerbiedwaardigheid en voorbeeldige internationale rechtspleging gekregen.
De meerderheid van de mensen die over het IMT hoort spreken associeert dit dan ook met hoogstaande internationale rechtsspraak, waarbij rechtvaardig werd geoordeeld over de misdadige top van de Duitse leiding, welke naar de geldende rechtsnormen tot rechtvaardige straffen werden veroordeeld.

Die indruk is volstrekt ten onrechte.

Belangrijke Europese en Amerikaanse rechtsgeleerden kenschetsten de processen als overwinnaarsjustitie, waarbij zij die de oorlog wonnen tegelijk de aanklagers, de rechters en de slachtoffers waren. Onder die voorwaarden is een eerlijk proces per definitie uitgesloten. De Neurenberger processen berustten bovendien op ordinaire gelegenheidswetgeving. Veel belangrijke mensen vonden dan ook terecht dat fundamentele principes van internationale rechtsspraak en juridische integriteit ernstig waren geschonden.

Het IMT behoort in de geschiedenis te worden bijgezet als een showproces vol leugens, onrecht, haat en wraak. Dit Tribunaal, dat na de verschrikkelijke oorlog nieuwe internationale rechtsnormen had moeten vestigen, waarmee aanvalsoorlogen en massavernietiging definitief konden worden uitgebannen, werd een juridische schandvlek van historische omvang, met de internationale rechtsorde als grote verliezer. In plaats van nieuwe rechtsregels te vestigen waarmee toekomstige oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid juridisch konden worden aangepakt, werden bestaande rechtsregels vertrapt en degradeerden aanklagers en rechters zich tot willige werktuigen van hun politieke leiders en een wraakzuchtige publieke opinie.
De grote "verdienste" van dit tribunaal moest echter nog aan de dag treden: doordat zij tal van onbewezen beschuldigingen sanctioneerde, werden die tot "waarheid"" verklaard, "ontkenning" waarvan om politieke redenen strafbaar werd gesteld.

Het IMT leverde - in tegenstelling tot wat steeds wordt beweerd - geen enkel concreet bewijs voor de door haar opgevoerde systematische miljoenenmoord, "gaskamers" en "zes miljoen" vermoorde joden. Dat alles was reeds vóór de aanvang van het tribunaal als "waarheid" aanvaard en gold tijdens het proces als "judicial notice": onaantastbaar en onaanvechtbaar.

Daarvoor was geen forensisch bewijs nodig. Ontkenning van die "feiten" door verdachten had dan ook bij voorbaat geen enkele zin.

In beschaafde landen kan men respect hebben voor aanklagers en rechters, ook al is men het oneens met de beschuldiging of het vonnis. Dit, omdat deze rechtersplegers – in de regel – recht spreken op basis van correcte wetgeving, een zekere onafhankelijkheid, correcte procesvoering, aandacht voor de rechten van verdachten en verdediging, naar eer en geweten.

Niets van dat al bij het Tribunaal van Neurenberg.

Maar, de leiders van nazi-Duitsland begingen toch zware misdaden die het verdienden zwaar gestraft te worden? Absoluut, dat is boven elke twijfel verheven, maar daarover gaat het hier niet.
Ook buiten elke twijfel staat dat zij het niet alleen waren die in WO II zware misdaden begingen. Hun tegenstanders, vertegenwoordigd door hen die op de rechtersstoel zaten, behoorden evenzeer in de beklaagdenbank.
Britten en Fransen voor hun oorlogsverklaring en het daadwerkelijk beginnen van deze Wereldoorlog, voor hun doorlopende weigeringen tot een eervolle vrede te komen, voor hun permanente eis van onvoorwaardelijke overgave en misdadige holocaustbombardementen op de Duitse burgerbevolking. De Amerikanen voor hun aanvankelijk geheime en illegale deelname aan de oorlog en hun onnodige, want politiek gemotiveerde, atoombommen op Japanse steden. De Russen voor massamoorden op hun eigen burgers, Katyn, de Goelag en de deportaties van gehele etnische bevolkingsgroepen.
Om nog te zwijgen over de miljoenen weerloze Duitse burgers welke door Polen, Tsjechen, Russen enz. in de na-oorlogse periode etnisch zouden worden gezuiverd door moord en verdrijving, nota bene op het moment dat de Duitse oorlogsmisdadigers voor deze feiten werden veroordeeld.

Maar allà, overwinnaars zitten niet in de beklaagdenbank. De door hen geleden offers - en alleen die - moesten worden vergolden. Vanuit begrijpelijke, maar daardoor nog niet gerechtvaardigde haat werd er door geallieerde politici geroepen om wraak op het verslagen volk, wraak in de vorm van genocide en massale moordpartijen. Daarvan werd gelukkig te elfder ure afgezien. Niet om ethische of humanitaire redenen, maar cynisch genoeg omdat de massamoordenaar Stalin de door haat gedreven figuren in zijn communistische kliek en de Westerse regeringen tot de orde riep. De communistische dictator gebruikte in november 1944 zijn veto tegen voorstellen van Roosevelt en Churchill om 100.000 Duitse officieren zonder vorm van proces te laten executeren en de rest van de bevolking te laten creperen; Stalin drong aan op openbare berechting, zij het op de Sovjet-manier.

Daarop besloten de Geallieerde regeringsleiders tot instelling van het Internationaal Militair Tribunaal, dat tot taak kreeg de Duitse leiding – of wat daarvan over was – te vernietigen. Truman zei het zo: "De nazi's moeten eerst een eerlijk proces krijgen – daarna moeten ze worden opgehangen."

Het eerste deel van zijn wens kwam niet aan de orde; het tweede deel wel.

De Amerikanen kregen krachtens Artikel VII van het Potsdam Agreement de organisatie van het tribunaal toegewezen en op 8 augustus 1945 werden bij het zgn. London Agreement de uitgangspunten daarvoor formeel bekrachtigd door de geallieerde machten.Twee dagen eerder hadden de Amerikanen en Britten om Stalin te imponeren honderdduizenden burgers van Hiroshima in een letterlijke Holocaust laten verdampen; de dag daarop nog eens meer dan honderdduizend in Nagasaki. Een historische oorlogsmisdaad van ongekende aard en omvang.

De zittingen van het IMT vonden plaats in Neurenberg van 14 november 1945 tot 10 oktober 1946. In de beklaagdenbank zaten 22 van de 23 aangeklaagde nazi-kopstukken; Bormann was al dood. Hoewel tegen hen uiteenlopende beschuldigingen werden ingebracht, werden de vonnissen op vier Hoofdaanklachten gebaseerd:

1. Samenzwering tot een Aanvalsoorlog.
Dit door het IMT ingevoerde novum werd exclusief tegen Duitse beklaagden toegepast. Na WO II telde de wereld tot heden ca. 130 aanvalsoorlogen, waarbij van deze beschuldiging nimmer meer werd vernomen.
(Onder veel anderen zouden Bush en Blair op dit punt aangeklaagd en de strop moeten krijgen voor hun illegale aanvalsoorlog tegen Irak.)

2. Oorlogsmisdaden.
Een legitieme aanklacht. Zij het, dat de Geallieerden voorafgaand aan het Tribunaal eerst een Wet lieten maken waarin het onderdanen van de As-mogendheden verboden werd aanklachten wegens oorlogsmisdaden tegen Geallieerden in te dienen. Oorlogsmisdaden waren alleen oorlogsmisdaden als ze door Duitsers waren begaan.

3. Misdaden tegen de Mensheid.
Gold in het bijzonder voor misdaden tegen joden. Over bewijsvoering en verdediging zullen we verderop het een en ander aantreffen.

4. Collectieve verantwoordelijkheid.
Hoezeer dit een onrechtvaardig voorbeeld van ad hoc wetgeving was, bleek in 1953 toen op aandringen van internationale juristen dit als strafbaar feit werd afgeschaft. Intussen waren duizenden Duitsers daarvoor door IMT en NMT tot zware tot zeer zware straffen veroordeeld.

De jurisdictie van het IMT bleef ook niet beperkt tot handelingen die tijdens de oorlog plaatsvonden, maar gold vanaf de oprichting van de NSDAP in 1933. De SS en de Generale Staf werden in hun geheel en zonder rechtsgrond als misdadige organisaties bestempeld, waarvan alleen al deel te hebben uitgemaakt zwaar werd bestraft.

Hieronder de beklaagden, met in het kort de beschuldigingen en opgelegde straffen.

Martin Bormann, Rijksleider. Bij verstek veroordeeld tot de galg op de hoofdaanklachten drie en vier. Werd o.a. beschuldigd van "geloofsvervolging". Hoewel veel landen (o.a. de Sovjet-Unie) rabiaat atheïstisch waren, werd het Bormann verweten een verbod voor priesters te hebben uitgevaardigd om hoge partijfuncties te bekleden (V 312). Dat was echter geen "geloofsvervolging" maar scheiding tussen Kerk en Staat. Dat hij daarentegen ook geloofsvervolging verbood en Godsdienstonderwijs toestond op voorwaarde dat de volledige Bijbeltekst werd gebruikt, zonder weglatingen, manipulaties of veranderingen, werd niet in aanmerking genomen (XXI 462-465). Ook niet dat de Kerken tot aan het einde van de oorlog staatstoelagen genoten (XVII 261-271).

Karl Dönitz, sinds 1943 Groot-admiraal van de Duitse oorlogsvloot, in Hitler's testament benoemd tot zijn opvolger als Rijkspresident (geen Führer). Onterecht beschuldigd van het voeren van een "illegale duikbootoorlog" tegen de Britten. Veroordeeld tot tien jaar cel op alle vier hoofdaanklachten.

Hans Frank, Gouverneur van bezet Polen (Generalgouvernement). Veroordeeld tot de galg op de hoofdaanklachten drie en vier. Frank werd ervan beschuldigd antisemitische statements te hebben gemaakt in een 12.000 pagina's tellend document, dat ten onrechte zijn "Dagboek" wordt genoemd. In werkelijkheid was dit een verzameling stenografische, niet woordelijke notities over vrijwel alle door hem in zijn functie aangetroffen zaken, circulaires, notulen, enz. Veelal was niet duidelijk van wie bepaalde uitspraken afkomstig waren. Humane statements werden genegeerd (XII 115-156). Antisemitische statements werden door de Sovjets geselecteerd (in de Sovjet-Unie gold de doodstraf voor antisemitische uitingen) en in een apart boekje bijeengebracht (2233-PS), dat onder de naam "Dagboek van Frank" als bewijsstuk bij het IMT werd gedeponeerd (XII 86).

Het was Frank zelf die al zijn documenten aan de Amerikanen gaf, in de overtuiging dat die hem zouden vrijpleiten. Hij had in publieke toespraken veelvuldig kritiek geuit op de politiek van Hitler en daarmee groot risico gelopen; 14 keer probeerde hij vergeefs zijn functie neer te leggen (XII 2-114; XVIII 129-163).

Wilhelm Frick, Minister van Binnenlandse Zaken. Veroordeeld tot de galg op de hoofdaanklachten twee, drie en vier. Werd beschuldigd van "Germanisering" van de inwoners van Posen, Danzig, West Pruisen, Eupen, Malmédy, Sudetenland, Memelland en Oostenrijk. Behalve Oostenrijk allemaal voormalige gebieden van Pruisen die in 1919 bij het Verdrag van Versailles van Duitsland waren afgescheiden. De Oostenrijkse bevolking had eerder bij referendum met een overweldigende meerderheid gestemd voor aansluiting bij Duitsland (XVIII 55, XIX 360). Op Malmédy na waren al deze "gegermaniseerde" gebieden Duitstalig.

Frick werd ook beschuldigd van "de massavergassingen in Dachau" in een door ene Lt. Daniel L. Margolies geschreven document (3249-PS); Margolies was ook betrokken bij de vervalsing van 3 zgn. Hitler speeches (XIV 65), getekend door getuige Franz Blaha). Deze Blaha, een communist en president van de Internationale Dachau Associatie, claimde tot 1961 getuige te zijn geweest van massavergassingen in Dachau en als gevangene rijbroeken en gebruiksartikelen te hebben gemaakt van menselijke huid.

Hans Fritzsche, Chef radiocommentator. Tijdens zijn verhoor voor het tribunaal moest worden erkend dat de buitenlandse pers stelselmatig vals berichtte over Duitsland (XVII 175-176; XVII 22-24). Niettemin waren juist die krantenverhalen en radioverslagen de basis voor de "algemeen bekende feiten" waarvoor het IMT bewijsvoering niet nodig achtte (Artikel 21 van de Statuten, I 15, II 246).

Dr. Fritzsche werd schuldig bevonden aan valse propaganda, maar tijdens de koehandel over het vaststellen van de straffen op het eind van het proces, werd het opportuun geacht hem vrij te laten (XVII 135-261; XIX 312-352).

Walter Funk, Minister van Economische Zaken en Rijksbankpresident. Veroordeeld tot levenslang op de hoofdaanklachten twee en vier. Funk was een klassiek pianist uit een aristocratische familie. Ook was hij financieel specialist. Zoals alle beklaagden werd hij beschuldigd van "immorele daden" waaronder het accepteren van verjaardagscadeautjes van Hitler en "gewillige deelname aan een Gemeenschappelijk Plan". Ook werd hij beschuldigd met de SS te hebben samengezworen om concentratiekampgevangenen uit te moorden om met de opbrengst van hun gouden kiezen de oorlog te financieren. Die kiezen zouden zijn opgeborgen in een Rijksbankkluis samen met scheersets, vulpennen, wekkers en andere min of meer waardeloze voorwerpen (de eerdere "bekentenis van Höß dat gouden kiezen in Auschwitz werden omgesmolten was de aanklagers kennelijk ontgaan; XI 417).

De waarheid was dat door de bombardementen veel waardevolle zaken door Duitse burgers in kluizen bij de Rijksbank werden gedeponeerd. Na bombardementen op de Bank werden veel waardevolle spullen ondergebracht in een kaliummijn in Thüringen. De Amerikanen vonden die en vervaardigden een vervalste film met daarin gouden kiezen prominent in beeld. Funk en zijn advocaat toonden de falsificatie hiervan aan in een van de felste en indrukwekkendste kruisverhoren tijdens het proces (XIII 169, 203-204, 562-576; XXI 233-245).

Hermann Göring, Rijksmaarschalk, opperbevelhebber van de Luftwaffe. Veroordeeld tot de galg op alle vier hoofdaanklachten. Vond het een ongehoorde schande dat een veldmaarschalk zou worden opgehangen en wilde de kogel; slaagde erin kort voor zijn executie zelfmoord te plegen. Hij werd beschuldigd het Duitse concentratiekampsysteem te hebben opgezet en een aanvalsoorlog tegen Polen te hebben voorbereid. Zijn verdediging was dat Duitsland een soevereine staat was, erkend door alle landen van de wereld (XXI 580-581); dat Hitler legaal was gekozen; dat elke staat het recht heeft zijn eigen staatsvorm en wetten in te richten; dat generaal Von Schleicher in 1932 had geprobeerd illegaal aan de macht te komen; dat Duitsland in 1933 aan de rand van de Burgeroorlog stond; dat concentratiekampen door de Britten voor het eerst tijdens de Boerenoorlog werden gebruikt en dat internering van vreemdelingen en politieke tegenstanders zowel door de Britten als de Amerikanen (etnische Japanners) tijdens WO II werd toegepast. Ook dat Polen voorafgaand aan de inval ontelbare provocaties tegen Duitsland pleegde, waaronder het beschieten van Duitse passagiersvliegtuigen die naar Danzig vlogen, niet bereid was over oplossingen voor de "Corridor" naar Danzig te praten en stelselmatig honderdduizenden etnische Duitsers vervolgde, onteigende en ernstig discrimineerde.

Rudolph Hess, tot mei 1941 Hitler's plaatsvervangend voorzitter van de nazi-partij. Veroordeeld op alle vier hoofdaanklachten. Zat 41 jaar lang solitair gevangen in de Berlijnse Spandau gevangenis, zonder met iemand te mogen spreken. Werd uiteindelijk in augustus 1987 in de gevangenis vermoord, waarvoor nooit iemand werd vervolgd.
Hess vloog op 10 mei 1941 met een vredesvoorstel van Hitler naar Engeland en werd daar prompt gevangengezet en tot het eind van de oorlog opgesloten.

Zijn vredesvoorstel hield in dat Duitsland in ruil voor vrede alle bezette Europese landen, Denemarken, Nederland, België, Frankrijk, Noorwegen, enz. direct zou ontruimen en de oorlogsschade vergoeden. De Europese industrieën zouden betrokken kunnen worden bij de productie om de oorlog tegen de Sovjet Unie te ondersteunen.

De Britten hielden in overleg met de Amerikanen Hess' missie en de voorstellen geheim omdat zij kostte wat kost de oorlog wilden voortzetten. De Europese bevolking mocht niets weten van vredesvoorstellen, ook al omdat men vreesde dat de wil om de oorlog voort te zetten zou verdwijnen. Dat was de werkelijke reden voor de onmenselijke en nooit officieel toegelichte eenzame opsluiting van Hess gedurende 46 jaar.

Alfred Jodl, Generaal van de Operationele Staf van de Wehrmacht. Veroordeeld tot de galg op alle vier hoofdaanklachten. Beschuldigd van medeplichtigheid aan de zgn. Commando Order, die bepaalde dat Britse commando's in burger en saboteurs moesten worden geëxecuteerd (XV 316-329). Jodl's verdediging was dat het internationale oorlogsrecht soldaten beschermt die hun wapens openlijk dragen. Partisanen en soldaten in burger zijn onder het internationale Oorlogsrecht niet toegestaan. Berechting en executie van hen is legaal onder Artikel 63 van het Geneefs Krijgsgevangenen Verdrag van 1929. Bedoeling ervan is voorkomen dat op die manier indirect strijd wordt gevoerd en men zich bij ontdekking simpelweg kan overgeven.

Ernst Kaltenbrunner, Chef van het Reichssicherheits Haupt Amt (RSHA), SS Obergruppenführer. Veroordeeld tot de galg op de hoofdaanklachten drie en vier. Tijdens zijn kruisverhoor werd hem verontwaardigd toegeschreeuwd "hoe hij het lef had bewijzen te vragen voor gaskamers en daarmee te stellen dat 20 of 30 getuigen logen” (XI, 349). Uiteraard verschenen die "ooggetuigen" van de aanklagers niet voor het Tribunaal; zij waren weinig meer dan namen onder een stuk papier. Eén van die namen was Franz Ziereis, commandant van Mauthausen. "Ooggetuige" Ziereis "bekende" 65.000 mensen te hebben "vergast", lampenkappen van menselijke huid te hebben laten maken, vals geld te hebben laten drukken, etc.
Ook beschuldigde hij Kaltenbrunner ervan opdracht te hebben gegeven alle gevangenen van Mauthausen uit te moorden bij de komst van de Amerikanen. Echter, toen Ziereis zijn "bekentenis" zou hebben opgesteld, was hij al ruim 10 maanden dood..... Wat een geluk voor de aanklagers dus dat een kampgevangene, ene Hans Marsalek die nooit voor de rechtbank verscheen, zich Ziereis' "bekentenis" "herinnerde"..... (3870-PS, XXXIII 279-286).

Wilhelm Keitel, Veldmaarschalk, stafchef van de Wehrmacht (OKW). Veroordeeld tot de galg op alle vier hoofdaanklachten. Keitel werd beschuldigd verantwoordelijk te zijn voor gruweldaden in Rusland en voor de Politieke Commissaris en Nacht und Nebel Bevelen. Het bewijs bestond grotendeels uit rapporten van de Sovjet Oorlogsmisdaden Commissies (XVII 611-612, XXII 76-83).

Robert Ley, Leider van het Duitse Arbeids Front. Pleegde voor de bekendmaking van het vonnis zelfmoord.

Constantin von Neurath, Minister van Buitenlandse Zaken tot februari 1938, daarna Rijksprotector van Bohemen en Moravië. Veroordeeld tot vijftien jaar cel op alle vier de hoofdaanklachten. Von Neurath werd o.m. het slachtoffer van documentzwendel (Document 3859-PS). De Tsjechen vervalsten een document door wijzigingen en toevoegingen aan te brengen en presenteerden dat met getypte "handtekeningen" als een "fotokopie" van hun "kopie" aan het tribunaal. Het "origineel" bevond zich in Tsjecho-Slowakije en bijna alles daarop bleek vals: foute adressen, foute referenties, foute procedures en allerlei andere foute details.
Von Neurath zei tegen de aanklager die het document presenteerde: "Het spijt mij te moeten zeggen dat u liegt" (XVII 67; 373-377).

Franz von Papen, tot juli 1934 vice-Kanselier, daarna Speciaal Gevolmachtigde voor Oostenrijk en ambassadeur in Turkije. Von Papen werd beschuldigd van samenzwering om Von Hindenburg aan te zetten Hitler in 1933 als Rijkskanselier in de regering op te nemen. Volgens de aanklagers bedroog Von Papen Hindenburg door deze te doen geloven dat een burgeroorlog dreigde als hij Hitler niet in de regering opnam.

De aanklagers eisten van Von Papen dat hij in 1933 had moeten voorzien dat Hitler (in 1939) een agressie-oorlog wilde beginnen. Von Papen werd vrijgesproken.

Erich Raeder, Groot-admiraal, tot 1943, voorganger van Dönitz. Veroordeeld tot levenslang op de hoofdaanklachten twee en drie. Werd ervan beschuldigd met de Japanners te hebben samengezworen om de Verenigde Staten aan te vallen. Andere misdaden waarvan hij werd beschuldigd waren dat hij naar toespraken had geluisterd, aanwezig was geweest bij conferenties en kennis had gehad van aanvalsplannen.

Raeder toonde aan dat de Amerikanen (Roosevelt) al 10 dagen tevoren op de hoogte waren van de aanval op Pearl Harbor, terwijl de Duitsers van niets wisten (XIV 122). (Later bleek dat Roosevelt inderdaad tevoren wist van de komende aanval op Pearl Harbour, maar dat bewust liet gebeuren om daarna de VS officieel in de oorlog te kunnen brengen.)

Joachim von Ribbentrop, van januari 1938 Minister van Buitenlandse Zaken, veroordeeld tot de galg op alle vier hoofdaanklachten. Volgens Von Ribbentrop was de invasie van België, Nederland en Frankrijk geen agressie omdat Frankrijk 8 maanden eerder aan Duitsland de oorlog had verklaard. België en Nederland stonden volgens hem toe (verhinderden niet) dat Britse vliegtuigen 's nacht gebruik maakten van hun luchtruimen om het Duitse Roergebied te bombarderen. De Duitsers zouden daartegen 127 keer schriftelijk hebben geprotesteerd (XVII 581; XIX 10).

Alfred Rosenberg, Filosoof. Rijksminister voor de Bezette Oostgebieden. Veroordeeld tot de galg op alle vier hoofdaanklachten. Evenals Frank werd hij beschuldigd van "diefstal" en "plundering" van kunstvoorwerpen. Beiden stelden dat Duitsland onder de Haagse Conventie verplicht was kunstschatten te beschermen en ze daarom weghaalde van plaatsen van oorlogshandelingen. Als het de bedoeling zou zijn geweest te plunderen zouden er geen registers zijn bijgehouden met de namen en adressen van de eigenaars.

Ernst Sauckel, Gauleider, Gevolmachtigde voor de Arbeidsinzet. Veroordeeld tot de galg op de hoofdaanklachten twee en vier. (Hoe Sauckel's "bekentenis" tot stand kwam is te lezen in Hoofdstuk 24.)

Hjalmar Schacht, Minister van Economische Zaken tot 1937, Rijksbankpresident tot 1939. Vrijmetselaar en vriend van de gouverneur van de Bank of England; op voordracht van de Engelse rechter Lawrence tot ieders verbazing vrijgesproken.

Baldur von Schirach, Leider van de Hitlerjeugd en Gauleider van Wenen. Veroordeeld tot twintig jaar cel op hoofdaanklacht vier.

Arthur Seys-Inquart, Rijkscommissaris voor Nederland. Veroordeeld tot de galg op de hoofdaanklachten drie en vier.

Albert Speer, Minister van Bewapening vanaf 1942. Veroordeeld tot twintig jaar cel op de hoofdaanklachten drie en vier. Werd beschuldigd van het in slavernij brengen van miljoenen mensen als dwangarbeiders in de Duitse industrie, waar zij werden gedwongen te slapen in pisbakken (Document D-288, verklaring van Wilhelm Jager) en gemarteld in massaal geproduceerde martelkisten "gecamoufleerd" als kledingkasten (USA-894). Daarmee bleek het mogelijk gewone gebruiksvoorwerpen als "bewijsmateriaal" voor gruwelijkheden aan te wijzen. Over deze beschuldiging zei Speer: "Ik beschouw deze verklaring als een leugen..... Het is onmogelijk het Duitse volk op zo'n manier door het slijk te halen" (XVI 543). Overigens was Speer de enige verdachte die bekende dat het regime misdadig was geweest en schuld erkende voor deelname daaraan. Dat redde hem het leven.

Julius Streicher, particulier uitgever van het blad Der Stürmer. Veroordeeld tot de galg op hoofdaanklacht vier. Beschuldigd van "aanzetten tot rassenhaat", een beschuldiging die sindsdien populair is gebleven. Zijn veroordeling was opmerkelijk omdat democratische staten, die zich laten voorstaan op Godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting, zich bleken aan te sluiten bij communisten die mensen ophingen voor het uiten van meningen waarvan niet is aangetoond dat die onwaar zijn.

Streicher had geen enkele criminele of oorlogsdaad op zijn geweten, noch was daarbij ooit betrokken geweest. Hij was al in 1939 uit de partij gezet en stond tot het eind van de oorlog onder huisarrest. Hij bekleedde geen enkele functie en was niet betrokken bij het regime.
Werd opgehangen wegens het publiceren van zijn mening over joden. Een van zijn publicaties in Der Stürmer ging over een joodse rituele moord; de aanklagers moesten erkennen dat alle afbeeldingen en teksten daarvan en overigens van bijna al zijn publicaties authentiek waren (V, 103).

Thans is bekend is dat Duitse gevangenen op de meest afschuwelijke manieren fysiek en psychisch werden gemarteld (zie Hoofdstuk 24). Streicher protesteerde daartegen voor de rechtbank. Dat gedeelte van zijn verklaring werd echter op aandringen van de aanklagers uit de processtukken verwijderd; de rechters oordeelden dat "niet relevant" (XII, 398).
Streicher moest dood omdat hij feiten en meningen over joodse machinaties publiek had gemaakt. En hoewel hij nooit opriep tot geweld tegen joden en alleen argumenteerde, was de haat en hysterie tegen hem zo onvoorstelbaar dat US hoofdaanklager Jackson duizenden brieven ontving met doodswensen voor Streicher. Een rijke joodse koopman uit New York, Ernest Schoenfeld, smeekte hem:
"Als het is toegestaan(...), wanneer Julius Streicher gedoemd is te sterven(...), dan is het mijn vurigste wens niet alleen getuige te mogen zijn van zijn executie, maar daaraan te mogen participeren." (David Irving, Nuremberg, the Last Battle, blz. 514, noot 576, Brief van Schoenfeld aan Jackson; 1 december 1945; NA, RG.238, Main Office Files, box 184).
Jackson zou de brief niet hebben beantwoord.
Kennelijk werd Streicher toch voor zijn dood gemarteld; foto's van zijn lijk, waarop (alleen voor de vorm?) een strop wordt getoond, laten sneden in zijn hals zien die doen vermoeden dat hij niet stierf door ophanging, maar door marteling. (foto)


De IMT-procesverslagen werden vastgelegd in een omvangrijke serie boekwerken, in het Engels (Amerikaans) en Duits. Die van de latere NMT processen in het Duits, Frans, Russisch en Engels. Tussen haakjes geplaatste cijfers verwijzen naar de officiële (Amerikaanse) verslagen van het IMT; Romeinse cijfers naar de delen, Arabische cijfers naar de bladzijden. Op internet zijn ze o.a. te raadplegen bijThe Avalon Project.http://www.yale.edu/lawweb/avalon/imt/.

Groot was in 1988 de ontsteltenis onder historici en JHV-aanhang toen tijdens het Zündelproces de joodse Dr. John Fried, eindverantwoordelijke voor de IMT verslagen, verklaarde dat daarbij vrijwel alles wat ten nadele van de Geallieerden was, in de prullebak verdween (Dr. I. Rimland, Ernst Zündel, His Struggle for Germany.The Revisionist; Journal for Critical Historical Inquiry;Volume 1, Nr. 2, mei 2003).
Helaas deklassificeerde deze Fried daarmee dit onder zijn verantwoordelijkheid samengestelde historische primaire bronnenmateriaal tot een verzameling dubieuze chauvinistische pamfletten. Een misdrijf tegen de geschiedschrijving, waarvoor nooit iemand is aangeklaagd. Maar, bij het IMT had controle op vervalsing van processtukken geen prioriteit tenminste, zolang dit ten nadele van de aangeklaagden was.....
(http://www.yale.edu/lawweb/avalon/imt/proc/12-13-45.htm#jewishpersecution).).

Vermeldenswaard is nog dat de meesten die door het IMT tot gevangenisstraffen waren veroordeeld, na afloop van hun straf bij hun vrijlating opnieuw werden gearresteerd en voor Duitse rechtbanken voor goeddeels dezelfde feiten opnieuw werden berecht. Het internationaal aanvaarde rechtsbeginsel dat een verdachte niet tweemaal voor dezelfde feiten mag worden veroordeeld, daarmee negerend.

 

53. Het IMT: justitieel schijngericht declareert "zes miljoen"
(International Military Tribunal)

Eerder zei ik dat velen vonden dat het IMT "recht" sprak als een Tribunaal der Overwinnaars, strijdig met alle internationale beginselen van behoorlijke rechtspleging. Hoe juist dit oordeel was moge blijken uit de talrijke schendingen van fundamentele rechtsregels:

Nulla poena sine lege: Geen straf zonder wet. Het IMT legde straffen op voor misdrijven die voorheen niet strafbaar waren. Alleen al door de negatie van dit fundamentele rechtsbeginsel schaarde het Neurenberger Tribunaal zich in het slechtst denkbare juridische gezelschap uit de geschiedenis.

Ex post facto: Strafbaar stellen van feiten die legaal waren toen ze werden begaan. Het IMT legde straffen op alleen geldend voor Duitsers. In juridische zin geheel onwettig.

In dubio pro reo: Bij twijfel beslist men ten voordele van de aangeklaagde. Van deze regel was bij de Neurenberger processen geen sprake. Integendeel. Uitgangspunten waren wraak, diffamatie en demonisering.

Tu quoque: Partijen (aanklager en beklaagden) dienen door de rechters gelijkelijk te worden behandeld en voor wat de ene partij is toegestaan mag de andere partij niet worden veroordeeld. Ook daarvan was bij het IMT geen sprake.

Onafhankelijkheid. De rechters en wat zij vertegenwoordigden waren vijanden en slachtoffers van de aangeklaagden; het aandeel joden en anti-nazi's in het tribunaal bedroeg 100%. De beruchte Sovjetaanklager Nikitchenko, die de aangeklaagden had geselecteerd, werd daarop door Stalin tot rechter benoemd; aldus bezette een aanklager een van de vier rechtersstoelen.

De Amerikaanse top-advocaat Carrol beschreef tijdens het proces verontwaardigd de verwording van de Neurenberger processen in een brief aan generaal Clay, Amerikaans opperbevelhebber in bezet Duitsland:

"..... Het lijkt er echter op dat een kleine groep het idealisme van ons volk misbruikt. Neurenberg, vermeend symbool van Gerechtigheid, is veranderd in een werktuig van wraak."

Wie Carrol met die "kleine groep" bedoelde, maakte hij duidelijk toen hij schreef: "60% voor Hitler gevluchte joden vormen de staf van de Amerikaanse aanklager".

In het boek van Friedrich Oscar, Über Galgen Wächst kein Gras, Die fragwürdige Kulisse der Kriegsverbrecherprozesse im Spiegel Unbekannter Dokumente. 1950, Erasmus-Verlag, Braunschweig, kan de lezer meer feiten vinden over de behandeling van de verdachten bij het IMT, feiten die de haren te berge doen rijzen.

Het Tribunaal was door de Geallieerden bij het London Agreement op voorhand onaantastbaar gemaakt, zodat de verdediging bevoegdheid en legaliteit ervan niet mocht aanvechten.

Het "Internationaal Militair Tribunaal" was noch Internationaal, noch Militair. Niet Internationaal omdat rechters en aanklagers uitsluitend de geallieerde landen vertegenwoordigden. Ook niet Militair, want op de Sovjets na waren alle rechters burgers. En hoewel het IMT de status van een Krijgsraad had, golden niet de voor Krijgsraden van toepassing zijnde rechtsregels, bijvoorbeeld die welke zegt dat indien gehandeld op bevel van regering en/of meerderen schuld niet kan worden aangerekend. Deze vorm van strafkwijting was op voorhand door de IMT-Statuten, Artikel 8, drastisch ingeperkt:

“Het feit dat een beklaagde uitvoering gaf aan opdrachten van zijn regering of van een superieur, bevrijdt hem niet van zijn verantwoordelijkheid, maar kan als verzachtende omstandigheid bij de strafbepaling gelden indien naar het oordeel van het Tribunaal de rechtvaardigheid dit vereist.”

Een vrijbrief voor willekeur. Het IMT eiste ex post facto dat Duitsers verplicht waren aan hun regering en superieuren vannaf 1933 ongehoorzaam te zijn, op straffe van zware veroordeling na een verloren oorlog.

Aan de beklaagden werd ook de mogelijkheid tot het voeren van een normale verdediging ontnomen. Daarvoor zorgden de artikelen 19 en 21 van het Statuut van het IMT:

Artikel 19
Het Tribunaal is niet gebonden aan technische vormen van bewijsvoering.

Artikel 21
Het Tribunaal verlangt geen bewijzen van algemeen bekende feiten maar houdt daarmee wel juridisch rekening. (Het beruchte ‘judicial notice’)

Op grond daarvan hoefden de aanklagers geen (forensisch) bewijsmateriaal bij hun beschuldigingen te leveren en was bewijs van de verdediging bij voorbaat waardeloos. Tevens werd bewijskracht toegekend aan "algemeen bekende feiten", waardoor de verdediging geen mogelijkheden had beschuldigingen over "gaskamers", "vergassingen" en andere "algemeen bekende feiten" met forensische feiten (of het niet bestaan daarvan) aan te vechten. De vergelijking met de Heksenprocessen is hier treffend: ook destijds was "algemeen bekend" dat heksen echt bestonden, net zoals nu "gaskamers".

Op geen enkel moment tijdens het proces vroegen rechters naar forensische bewijzen of rapporten over "de gaskamers" waarmee volgens hen miljoenen mensen waren vermoord. Anderzijds mocht de verdediging deze niet ontkennen. Zelf hadden de rechters die gaskamers uiteraard nooit gezien, wél verhalen daarover en foto's van tyfusslachtoffers in Bergen-Belsen. Dat was al voldoende: ze wisten dat "gaskamers'' gebruikt waren en dat miljoenen mensen waren "vergast". Dat was immers "algemeen bekend"?

Alleen de aanklagers hadden toegang tot de documenten waarmee de beschuldigingen werden gedocumenteerd. Onafhankelijke juristen verklaarden dat voor de verdachten ontlastende bewijzen werden vernietigd en verdonkeremaand. Eerder wees ik al op de verklaring van John Fried daarover. De verdediging had geen toegang tot het materiaal waaruit de beschuldigende selecties werden gemaakt; ze kon alleen reageren op wat de aanklagers ter tafel brachten. Beklaagde Joachim von Ribbentrop, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, merkte tijdens het proces op:

"Wat is er nu eigenlijk bewezen over het criminele karakter van de Duitse buitenlandpolitiek? Welnu, dat uit de ruim 300 documenten die ik heb overlegd er meer dan 150 zonder behoorlijke reden zijn verwijderd. Dat documenten van de vijand en zelfs Duitse documenten niet toegankelijk waren voor de verdediging. Dat Churchill’s uiting tegenover mij dat als Duitsland te sterk zou worden het vernietigd zou worden, irrelevant werd verklaard voor de beoordeling van de Duitse buitenlandse politiek...."

Volgens Earl Carrol bestond 60% van de staf van de Openbare Aanklager uit joden die na Hitler’s rassenwetten Duitsland waren ontvlucht. Minder dan 10% van de Amerikanen bij het IMT was van geboorte Amerikaan. Van de ca. 3.000 betrokkenen bij de Neurenberger processen, waren 2.400 van joodse afkokmst.

Het hoofd van het Bureau van de Openbare Aanklager was ene Robert M. Kempner, een van haat vervulde Duits-joodse vluchteling. Kempner had wraak tot elke prijs gezworen (David Irving Nuremberg, the Last Battle,blz. 141). Hij werd meermalen gecorrigeerd wegens chantage van getuigen en vervalsing van documenten. Hij was het ook die enkele jaren later met het eerste "origineel" van de beruchte Wannsee Protocollen op de proppen kwam. Later kwam een ander "origineel" tevoorschijn welke grote vraagtekens achter het document van Kempner plaatste. Er staan nog talloze andere dubieuze feiten op het conto van deze sleutelfiguur van het Bureau van de US aanklager, het gaat echter te ver daarop hier in te gaan.

Mark Lautern, die de zittingen volgde, schreef in zijn boek: “Ze zijn er allemaal: de Solomons, de Schlossbergers en de Rabinoviches, leden van de staf van de Openbare Aanklager....” Bovendien was ook de meerderheid van de getuigen joods. (Maurice Bardeche, Nuremberg ou la Terre Promise, blz. 149, 1948, Parijs). Geen wonder, gezien o.m. de innige contacten van Hoofdaanklager Jackson met de internationale joodse gemeenschap.....

Alle bij de tribunalen betrokken juristen, verdedigers, vertalers, stenografen, enz. waren op anti-nazi gezindheid geselecteerd. Wie voor of tijdens de oorlog ook maar enigszins bij het regime betrokken was geweest kwam niet in aanmerking, in tegenstelling tot tegenstanders van het regime die met voorkeur werden ingehuurd.

De verdediging bracht tegen beter weten in 312.022 beëdigde schriftelijke ontlastende verklaringen naar voren en 102 getuigen. Het tribunaal liet deze door een "commissie" behandelen. Van de getuigen verschenen er 29 voor het tribunaal zelf, welke de afgelegde verklaringen afwees als doublures, omdat zij "al waren afgelegd voor de commissie". Van de behandeling in die commissie werd in het Tribunaalverslag echter geen woord teruggevonden.

De aanklagers hadden in het slotrequisitoir de onbeschaamdheid te zeggen dat het Tribunaal “300.000 verklaringen had ontvangen en beoordeeld” (die van de verdediging!), aldus de valse indruk wekkend dat dat allemaal belastende verklaringen waren (XXII, 239).

Getuigen à decharge werden, als ze al werden toegelaten, slecht behandeld; ze kwamen niet zelden geboeid de rechtszaal in. Dit in tegenstelling tot de getuigen van de aanklagers. Die genoten dezelfde privileges als Amerikaanse officieren. Getuigen à charge werden door Friedrich Oscar in zijn boek Über Galgen wächst kein Gras (Erasmus Verlag, Braunschweig) ingedeeld in vier categorieën:

1. Beroepsgetuigen: Verbleven maandenlang onder Geallieerde hoede en hun enige taak was getuigen, in ruil waarvoor zij allerlei voorrechten genoten.

2. Blinde getuigen: Een weinig benijde status, want als zij voor de aanklagers niet meer van nut waren, verloren zij hun privileges. Zij hadden er belang bij met hun verklaringen ‘interessant’ te blijven.

3. Schijngetuigen: Getuigen die verklaringen aflegden van situaties waar zij niet bij betrokken waren geweest.

4. Prominente getuigen: Eerder gestrafte getuigen, ofwel politieke tegenstanders van het nazi-regime, ofwel ordinaire criminelen. Vele voorbeelden van elk type ‘getuige’ en de door hen afgelegde getuigenissen, voorzien van namen en documentatie worden met naam en toenaam in Oscar’s boek genoemd.

Juist bij een proces waarbij het overgrote deel van het "bewijs" afkomstig is van getuigen, dient een rechtbank grote zorgvuldigheid in acht te nemen m.b.t. de betrouwbaarheid van die getuigen en hun verklaringen. Daarvan was bij het IMT geen sprake.

Kenmerkend was dat getuigenverklaringen niet of nauwelijks werden gecontroleerd. Praktisch niet één van de getuigen werd aan een kruisverhoor onderworpen en voor zover getuigen á charge onder ede werden gehoord, is er nooit één vals gebleken getuige vervolgd wegens meineed.

In zijn slotrede voor het Neurenberger Tribunaal op 26 juli 1946 zei de Engelse hoofdaanklager Hartley Shawcross, dat “meer dan zes miljoen joden werden gedood door de Duitsers” en dat dit werd “…uitgevoerd bij wijze van industriële massaproductie in de gaskamers en de ovens van Auschwitz, Dachau(!), Treblinka, Buchenwald(!), Mauthausen(!), Majdanek en Oranienburg(!) (XIX, 434).

Deze apodict gemaakte concluderende uitspraak bevat aantallen, gebeurtenissen en plaatsen die bewezen in strijd zijn met de waarheid.

Onvoorstelbaar dat zo'n tribunaal, waarin fundamentele fouten en onwaarheden domineerden, thans als lichtend voorbeeld wordt opgevoerd voor wetgeving over de fundamentele rechten van vrij wetenschappelijk onderzoek en vrije meningsuiting.

Opperrechter Harlan Fiske Stone van het Amerikaanse Hooggerechtshof noemde het IMT proces: “Een lynchpartij voor de Duitsers.” Hij stelde er geen bezwaar tegen te hebben als de overwonnenen zoals in vroeger tijden “over de kling zouden worden gejaagd”, maar toonde zich verontwaardigd dat dit bij het IMT gebeurde “onder het mom van recht en wet”.

Veldmaarschalk Montgommery zei dat het IMT-proces “het tot een misdaad maakte een oorlog te verliezen.”

President Truman merkte na afloop op dat dit “een laatste oorlogsdaad” was geweest, “niet onderworpen aan normale wettelijke regels van rechtbanken inzake bewijsvoering en oordeel.”

Juristen van naam beschouwen de vonnissen van het tribunaal gemeten naar de rechtsnormen van de beschaafde wereld, het Volkenrecht en Nationale wetgevingen als een oorlogsmisdaad in zichzelf. (Haidn, Dr. Carl. Das Internationale Militärtribunal von Nürnberg, Siegerjustiz statt neues Völkerrecht. http://vho.org/D/DGG/Haidn34_3.html ).

Dit door haat en wraak beheerste tribunaal, in alle opzichten een affront voor eelijke rechtspleging, wordt anno 2005 in landen als Duitsland, Oostenrijk, België en veel andere nog steeds - en zelfs in toenemende mate - aangehaald als het legitieme platform dat het bewijs leverde voor uitroeiing van zes miljoen joden met een hoofdrol voor "gaskamers".

Alle op dat showproces opgevoerde onwaarschijnlijkheden, zoals "vergassingen" van miljoenen mensen met insecticide en Dieseluitlaatgas, massa-elektrocuties op de lopende band, massadodingen met luchtdruk en vacuüm, levend koken, spontaan opspuitende fonteinen bloed uit massagraven, zeep uit jodenvet, lampenkappen van jodenhuid, enzovoort, enzovoort, dat alles werd door dit tribunaal zonder enig onderzoek en zonder deugdelijke bewijzen als "algemeen bekend" bewezen geacht en tot "onaantastbare waarheden" verklaard.


53a. De oorsprong van "Zes miljoen" vermoorde joden

De briljante Engelse historicus David Irving stelt dat machtige joodse organisaties vanaf het begin de Neurenberger processen beïnvloedden.

De Amerikanen kregen de taak het Tribunaal te organiseren en de man achter de schermen was de joodse rechter Samuel I. Rosenman, "adviseur" van eerst Roosevelt en later Truman. Rosenman werd door Roosevelt belast met de organisatie van het IMT.

De niet-joodse vrijmetselaar Robert Jackson werd door Rosenman als hoofdaanklager geselecteerd; saillant detail was dat Jackson kandidaat zou staan voor het gouverneurschap van de staat New York. Daarvoor had hij steun nodig van invloedrijke joodse kiezers en de pers. In een rapport aan de president had hij over zijn aanstaande werk bij het Tribunaal reeds gesteld voornemens te zijn nazi-misdaden tegen de joden te zullen behandelen als een op zichzelf staand fenomeen. Dat was in New York goed gevallen.

Kort voor hij naar Londen vertrok voor overleg over het formuleren van de Overeenkomst voor het Tribunaal, op 11 juni 1945, had hij een ontmoeting met drie invloedrijke joden, rechter Nathan Perlman, Jacob Robinson en Alexander Kohanski. Zij maakten hem onomwonden duidelijk dat zij invloed wilden uitoefenen op het verloop van het tribunaal. Middels het Tribunaal konden de misdaden tegen joden, zoals later zou blijken, tot gigantische proporties worden opgeblazen.

Tijdens het onderhoud zei Robinson van het World Jewish Congress (WJC) tegen Jackson, dat “zes miljoen joden het leven hadden verloren”, een getal waartoe hij was gekomen "door extrapolatie" (David Irving, Nuremberg, the Last Battle).

Deze op de manchet gemaakte "berekening", is de bron van het middels het IMT berucht geworden aantal van "zes miljoen vermoorde joden."

Eerdergenoemde Litouws-joodse Robinsonrunde met zijn broer Nehemiah voor het WJC het “Institute of Jewish Affairs”. Zij waren de auctores intellectuales van een in de oorlog ontwikkeld zionistisch plan, dat berechting van Duitse oorlogsmisdaden koppelde aan astronomische Duitse “herstelbetalingen”. Die “herstelbetalingen” waren gekoppeld aan aantallen joodse slachtoffers en in mindere mate aan materiële verliezen. Hoe hoger het aantal slachtoffers, hoe hoger de “herstelbetalingen”. Vandaar dat deze WJC-vertegenwoordigers Jackson nadrukkelijk het aantal van "Zes Miljoen joodse slachtoffers" inprentten, een aantal dat hoger was dan het aantal joden dat zich ooit onder Duits bestuur bevond.

Jackson besefte dat een succesvol optreden bij het IMT beslissend zou zijn voor zijn campagne voor het gouverneurschap. Hij had dan ook geen aansporingen meer nodig om de veronderstellingen en wensen van zijn machtige "vrienden" tot de zijne te maken.

Dit plaatst het zonder enige onderbouwing door het tribunaal geponeerde aantal van “Zes Miljoen” in een dubieus licht.

Om de druk op Jackson nog verder op te voeren, was bij zijn aankomst in Londen een lunch georganiseerd met niemand minder dan de president van de World Zionist Organization, de latere naoorlogse eerste president van Israël, Chaim Weizmann. Bij hem moest Jackson alle zeilen bijzetten om het reeds buitenproportionele aantal joden in zijn staf niet nog verder te laten uitdijen. Alleen het argument dat dit contraproductief zou gaan werken voor de joodse zaak, weerhield Weizmann ervan ook zelf aan het tribunaal deel te nemen (Dagboek van Jackson, 31 juli 1945).

De tegen nazi-Duitsland oorlogvoerende naties hadden in mensenlevens en materieel onvoorstelbaar onder de oorlog geleden, maar kregen niets aan “reparaties”: alles - vele tientallen miljarden – ging gemotiveerd door de door het IMT vastgestelde “Zes Miljoen” en “gaskamers”, naar de zionisten - en later naar Israël.

Toen die "reparaties" eenmaal binnenstroomden, bleek er al helemaal geen behoefte meer aan onderzoek of bewijsvoering naar “vergassingen” en “gaskamers”. Integendeel, dat leidde alleen maar tot ongewenste uitkomsten. Pers en media gaven ruim baan aan verhalen van “overlevenden” die het eenmaal opgeroepen beeld levend hielden. Elke kritiek daarop werd en wordt bestempeld als "antisemitisch" en elke criticus als "neo-nazi" en/of "anti-semiet."

De IMT-vonnissen zijn dus alles behalve bewijsvoor de JHV, haar "gaskamers" of haar "ze miljoen". Wie echter aan de conclusies van dit IMT twijfelt en/of daarvan afwijkende feiten publiceert, wordt door joodse pressiegroepen voor de rechter gesleept en anno 2005 op Middeleeuwse wijze veroordeeld.

Dat bewijst twee dingen: 1. het gaat om politiek-religeuze vervolging en 2. het officiële JHV holocaustverhaal deugt niet.

De waarheid houdt - anders dan de leugen – ook zonder vervolging stand.

=========================================

Hiermee zijn de 52 punten toegelicht die ik aan het begin van deze Complete feiten over "de holocaust" noemde en elk voor zich het verhaal van de Joodse Holocaust Versie als onmogelijk bestempelen. Zeker, er was vervolging van joden, zij werden massaal naar concentratiekampen gevoerd, er waren gruwelijke schendingen van mensenrechten en er waren moorden.
Dat is allemaal waar, maar niet op de manier en in aantallen zoals de officiële joodse versie van "de holocaust" ons dat verplicht wil laten geloven.

Het is uiteraard aan de lezer zelf te beslissen of hij dat verhaal voor waarheid houdt of niet.

Bij het begin nodigde ik ieder uit eventuele fouten, onjuistheden of onwaarheden in mijn betoog te melden, zodat die gewijzigd of aangepast kunnen worden. Op enkele details na, kwamen daarop geen reacties die de juistheid ervan aantastten. Dat is jammer, want ik kan mij niet voorstellen dat de uitgebreide opsomming van deze feiten niet hier of daar een fout bevat of (gedeeltelijk) weerlegd zou kunnen worden.

Ik roep daarom nogmaals iedereen op die meent onjuistheden aan te treffen dit alsnog kenbaar te maken, want het doel van deze serie bijdragen is de waarheid over de gebeurtenissen met joden in WO II boven water te krijgen, niet om nog weer een nieuw verhaal daarover op te hangen.

Wie het niet met de door mij vermelde weergave van de feiten eens is: hij (zij) melde zich en geve deze feiten voor betere !

Doel van deze serie was om op dit forum een eind te maken aan zich alsmaar repeterende discussies over aspecten van "de holocaust" die allang zijn opgehelderd en de discussie te bevrijden van het niveau waarbij ieder roept wat toevallig in de gedachten schiet, zonder daarin de feiten de plaats te geven die ze verdienen.

Als dat is bereikt, is deze bijdrage niet voor niets geweest.

Aangezien deze behandelde punten sterk toegesneden zijn op het officiële verhaal, hebben enkele belangrijke aspecten niet de aandacht gekregen die zij verdienen. Daarom zal ik in komende bijdragen daaraan enige aandacht besteden:

- Als er geen 6 miljoen joden werden vermoord, waar zijn zij dan gebleven?
- De teruggekeerde Ketterjacht in de 21e Eeuw
- De wetenschappelijke farce: "Holocauststudie" genaamd
- Een aantal voor mij nog op te helderen punten /zwakheden binnen de revisionistische feiten

Radio Islam Nederlands


HOME